ECLI:NL:GHLEE:2011:BP7430

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.008.258/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksverdeling en rechtsgeldigheid van overeenkomst bij verstandelijke beperking

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, waarin de vordering van [appellante] tot betaling van een bedrag van € 2.449,06 door [geïntimeerde] werd afgewezen. De partijen waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen, maar het huwelijk was ontbonden op 14 juni 2006. De rechtbank had geoordeeld dat er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen tussen partijen, omdat de wil van [geïntimeerde] niet gericht was op de aan de overeenkomst verbonden rechtsgevolgen, mede gezien de verstandelijke beperking van beide partijen.

Het hof bevestigde de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank en voegde enkele eigen vaststellingen toe. Het hof oordeelde dat de overeenkomst tot verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, die in aanwezigheid van consulenten van MEE was gesloten, niet rechtsgeldig was. Dit oordeel was gebaseerd op de vaststelling dat de verstandelijke beperking van partijen hen belette om de gevolgen van hun overeenkomst te begrijpen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, maar verbeterde de gronden van de beslissing. Tevens werd besloten dat de kosten van het geding in hoger beroep door beide partijen zelf gedragen zouden worden.

Uitspraak

Arrest d.d. 18 januari 2011
Zaaknummer 200.008.258/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging,
advocaat: mr. P.R .van den Elst, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
toevoeging,
advocaat: mr. W.H.C. Bulthuis, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 25 oktober 2007 en 6 maart 2008 door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 6 juni 2008 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis van 6 maart 2008 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 25 juni 2008.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis dat op 6 maart 2008 onder zaak\rolnummer 339076/07-11089 door de rechtbank te Groningen, sector kanton, locatie Groningen werd gewezen en de oorspronkelijke vordering, zoals neergelegd in de dagvaarding van 21 september 2007, alsnog toe te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten in beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"tot bekrachtiging van het bestreden vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton d.d. 6 maart 2008 met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep."
Voorts heeft [appellante] een akte genomen en heeft [geïntimeerde] een antwoordakte genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1.1 tot en met 1.3 van genoemd vonnis van 6 maart 2008 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, aangevuld met enkele door het hof zelf hieronder vastgestelde feiten.
1.1. Partijen zijn op 20 juli 2005 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
1.2. Bij beschikkingen van 20 oktober 2005 heeft de rechtbank Groningen, sector kanton, het bewind over de goederen die toebehoren aan [geïntimeerde], alsmede het mentorschap ten behoeve van [geïntimeerde], opgeheven. De voormalige bewindvoerders/mentoren, [naam bewindvoerders], hebben in het kader van de beëindiging van het bewind ten overstaan van de kantonrechter rekening en verantwoording afgelegd. Daarin is berekend dat [geïntimeerde] op 12 december 2005 beschikte over een totaalvermogen van € 6.479,82.
1.3. [geïntimeerde] heeft de echtelijke woning omstreeks januari 2006 verlaten.
1.4. Op 28 januari 2006 heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 1.000,00 van zijn spaarrekening overgeschreven naar zijn betaalrekening, alsmede op 7 februari 2006 een bedrag van € 3.500,00. [geïntimeerde] heeft deze bedragen vervolgens overgemaakt naar een daartoe door hem geopende Rabo rendementrekening.
1.5. Het huwelijk is op 14 juni 2006 ontbonden door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Groningen van 23 mei 2006 in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente].
1.6. Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoorden in elk geval een schuld aan Acantus Wonen wegens niet betaalde huur, in hoofdsom groot € 1.799,67 alsmede een schuld aan Acantus Wonen in verband met de bij de eindinspectie van de door partijen gehuurde echtelijke woning gebleken gebreken, in hoofdsom groot € 1.469,00. Beide schulden zijn - door rente en kosten - opgelopen.
1.7. Op 21 februari 2007 hebben partijen in aanwezigheid van hun consulenten bij MEE een gesprek gevoerd bij MEE Groningen, regiokantoor Veendam (een instelling met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning). Van dit gesprek is een gespreksverslag gemaakt, waarin onder meer is opgenomen:
"Vandaag een gesprek gevoerd bij MEE Groningen op het Regiokantoor Veendam.
Aanwezig bij dit gesprek zijn:
[appellante]
[geïntimeerde]
Thea Sewüster (Consulent)
Saskia Bijlholt (Consulent)
In het gesprek zijn we overeengekomen dat [geïntimeerde] de openstaande nota van Acantus betaald á € 2082,12.
[geïntimeerde] is een Simonetta [appellante] nog een bedrag verschuldigd van € 2449,06.
De helft van de nota van Acantus is in mindering gebracht op het verschuldigde bedrag aan [appellante] (dit was oorspronkelijk € 3490,--)".
1.8. Partijen hebben dit gespreksverslag ondertekend.
1.9. [geïntimeerde] heeft het bedrag van € 2.449,06 niet aan [appellante] voldaan.
1.10. De rechtbank Groningen, sector kanton, heeft bij voormeld vonnis van 6 maart 2008 de vordering van [appellante] tot betaling aan haar van het genoemde bedrag van € 2.449,06, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten volgens rapport Voorwerk groot € 486,00, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.449,06 vanaf 18 april 2007 tot en met de dag der algehele voldoening, afgewezen.
De grief
2. [appellante] heeft als grief 1 opgeworpen dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen en vastgesteld dat er tussen partijen geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij de kantonrechter het er voor gehouden heeft dat er aan het eind van het huwelijk geen activa meer waren, zodat [appellante] er niet op mocht vertrouwen dat de wil van [geïntimeerde] er op was gericht dat hij nog een bedrag aan haar zou moeten betalen. Daarom heeft de kantonrechter de vordering van [appellante] ten onrechte afgewezen. [appellante] voert daartoe aan dat in januari 2006 nog € 4.800,27 op de spaarrekening van [geïntimeerde] stond.
3. Het hof overweegt dat de overeenkomst die partijen, in aanwezigheid van de consulenten van MEE, zijn aangegaan strekt tot verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen en dat [appellante] nakoming daarvan vordert.
4. [appellante] stelt in de toelichting op haar grief echter onweersproken dat beide partijen verstandelijk hun beperking hebben en dat juist daarom ervoor is gekozen om de afwikkeling van dit deel van de boedelscheiding over te laten aan de beide consulenten van MEE en niet, zoals ook mogelijk was geweest, door de boedelnotaris. Het hof oordeelt dat, uitgaande van die verstandelijke beperking, niet aannemelijk is dat de wil van partijen gericht is geweest op de aan de genoemde overeenkomst tot verdeling verbonden rechtsgevolgen. Dit brengt het hof tot het oordeel dat de genoemde overeenkomst tot verdeling niet tussen partijen tot stand is gekomen.
5. De grief faalt.
De slotsom
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, onder verbetering van gronden.
Omdat partijen gewezen echtelieden zijn en de onderhavige procedure daaruit voortvloeit, ziet het hof aanleiding om de kosten van het geding in hoger beroep te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, onder verbetering van gronden,
compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt van het geding in hoger beroep.
Aldus gewezen door mrs. R.Ch. Verschuur, voorzitter, F.J. Streppel en K.M. Makkinga, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 18 januari 2011 in bijzijn van de griffier.