ECLI:NL:GHLEE:2011:BP8679

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001553-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1977, was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. I.M. Weijers. De politierechter had de verdachte veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol en het rijden zonder geldig rijbewijs. De verdachte had op 5 november 2008, als bestuurder van een voertuig, een alcoholgehalte van 570 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Daarnaast was zijn rijbewijs ongeldig verklaard, maar desondanks bestuurde hij een motorrijtuig.

De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een gevangenisstraf van twee weken, een geldboete van 650 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en oordeelde dat de opgelegde straffen passend waren, maar verlaagde de duur van de rijontzegging tot 6 maanden. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn psychische en financiële problemen. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat zijn recidive onderstreept.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, een geldboete van 650 euro, en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van zes maanden. Dit arrest is gewezen op 21 maart 2011.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001553-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-621500-08
Arrest van 21 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 23 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte
mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en heeft de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof:
- het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren;
- verdachte ter zake het onder 1 en 2 bewezenverklaarde zal veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 weken;
- een geldboete van 650 euro subsidiair 13 dagen hechtenis;
- verdachte ter zake het onder 1 bewezenverklaarde zal veroordelen tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden, geheel onvoorwaardelijk.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 05 november 2008, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (motorrijtuig), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 570 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 05 november 2008, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten a,b,c,d en/of e, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (motorrijtuig), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 05 november 2008, te [plaats], als bestuurder van een voertuig, motorrijtuig, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 05 november 2008, te [plaats], terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten b, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, [straat], als bestuurder een motorrijtuig van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
overtreding van de artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 5 november 2008 in een auto gereden terwijl hij onder invloed was van alcoholhoudende drank en terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Verdachte heeft zich hiermee onverantwoordelijk getoond in zijn verkeersgedrag en de belangen van de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, veronachtzaamd.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 februari 2011. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ter terechtzitting van het hof op 7 maart 2011 is door de raadsvrouw een kopie van het rapportageconcept d.d. 8 november 2010 van de psycholoog M. Heutink betreffende de persoon van de verdachte opgemaakt in opdracht van de bedrijfsarts ten behoeve van een medische keuring, overgelegd. In dit rapportageconcept staat onder meer beschreven dat bij verdachte sprake is van borderline persoonlijkheidspathologie met een verhoogde psychotische gevoeligheid, dat verdachte niet belastbaar is voor arbeid en de verwachting is dat dit in de toekomst niet zal veranderen.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte naast psychische ook financiële problemen heeft. Zij heeft bepleit dat aan verdachte, in plaats van een geldboete en gevangenisstraf, een taakstraf wordt opgelegd. Met het oog op de richtlijnen voor de strafoplegging heeft zij betoogd dat de ontzegging van de rijbevoegdheid achterwege kan blijven danwel voorwaardelijk opgelegd dient te worden.
Op grond van de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten straftoemeting die betrekking hebben op de strafbare feiten zoals bewezenverklaard, daarbij gelet op de recidive van verdachte en zijn verkeersgevaarlijk gedrag - verdachte reed met hoge snelheid door de bebouwde kom- , is in de situatie van verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, een geldboete van 750 euro en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 6 maanden passend.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf en geldboete passend en geboden. Daarbij is rekening gehouden met verdachtes financiële draagkracht, voor zover deze ter terechtzitting is gebleken.
Echter de door de advocaat-generaal gevorderde rijontzegging voor de duur van 12 maanden is naar het oordeel van het hof, zeker in samenhang bezien met de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, te hoog. Het hof zal derhalve de duur van de onvoorwaardelijke rijontzegging bepalen op 6 maanden.
Een taakstraf, zoals door de raadvrouw bepleit, is naar het oordeel van het hof in deze zaak niet aan de orde. Gelet op de conclusies van de psycholoog lijkt verdachte ook niet in staat om een taakstraf te verrichten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
veroordeelt verdachte tevens tot een geldboete van zeshonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier.