ECLI:NL:GHLEE:2011:BP8915
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- G. Dam
- L.T. Wemes
- P. Greve
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen veroordeling van bestuurder van failliete rechtspersoon voor onterecht overmaken van bedragen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 23 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, als bestuurder van een failliete rechtspersoon, was ten laste gelegd dat hij twee bedragen had overgemaakt zonder dat daar een betalingsverplichting tegenover stond, in strijd met artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank had de dagvaarding partieel nietig verklaard en de verdachte veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep.
Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde bewezen zou verklaren en de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van € 20.000,- of 135 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft echter geoordeeld dat de dagvaarding op bepaalde punten onvoldoende feitelijk was omschreven en heeft deze delen nietig verklaard. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moest worden verklaard vanwege het tijdsverloop en het schenden van het gelijkheidsbeginsel, maar het hof verwierp deze argumenten.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad door de kennelijke misslag in de tenlastelegging. De verdachte had aangevoerd dat de betalingen aan de vennootschap wel degelijk een betalingsverplichting ten grondslag hadden, en het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de betalingen onterecht waren. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, de dagvaarding nietig verklaard voor bepaalde onderdelen, en de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte.