ECLI:NL:GHLEE:2011:BP8943
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- G.M. Meijer-Campfens
- J. Hielkema
- J.P. van Stempvoort
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens vernieling van bomen en beoordeling van opzetvereiste
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 23 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk vernielen of beschadigen van vier bomen die aan een ander toebehoorden. De verdachte stelde echter dat de bomen hem toebehoorden op basis van verkrijgende verjaring. Het hof oordeelde dat voor een bewezenverklaring van vernieling niet alleen het opzet op de vernieling zelf vereist is, maar ook dat de verdachte wist dat de bomen aan een ander toebehoorden. Het hof kwam tot de conclusie dat aan dit opzetvereiste niet was voldaan, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging.
De Hoge Raad had eerder het arrest van het hof van 22 oktober 2008 vernietigd en de zaak terugverwezen voor herbehandeling. De politierechter in de rechtbank Leeuwarden had de verdachte eerder veroordeeld, maar het hof vernietigde dit vonnis en sprak de verdachte vrij. De advocaat-generaal had gevorderd om de verdachte vrij te spreken en de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Het hof volgde deze vordering en verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van het opzetvereiste in strafzaken en de noodzaak om aan te tonen dat de verdachte zich bewust was van de eigendom van de beschadigde goederen. De beslissing van het hof is een belangrijke uitspraak in het kader van het strafrecht en de beoordeling van opzet bij vernieling.