ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0363

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002849-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van letsel bij baby door onbekende toedracht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, die betrekking hadden op het toebrengen van letsel aan een baby genaamd [slachtoffer]. Het hof heeft vastgesteld dat meerdere personen, waaronder de verdachte, zorg hebben gedragen voor de baby in de twee dagen voorafgaand aan de constatering van het letsel. Echter, niemand kon verklaren hoe het letsel was ontstaan, waardoor het hof niet kon vaststellen wie verantwoordelijk was voor het letsel. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, gezien de lange tijd die verstreken was sinds het instellen van het hoger beroep en het gebrek aan bewijs tegen de verdachte. Het hof oordeelde dat, hoewel de redelijke termijn was geschonden, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde bewezen zou verklaren en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat het letsel was ontstaan door toedoen van de verdachte. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002849-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-880392-07
Arrest van 6 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 20 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J. van Rooij, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft zowel in het kader van een door hem gevoerd preliminair verweer als bij pleidooi de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het instellen en het handhaven van het hoger beroep niet is gebaseerd op een redelijke en billijke belangenafweging. Het algemeen belang om een ernstige zaak als deze voor te leggen aan de rechter weegt niet op tegen het belang van de verdachte om niet langer vervolgd te worden voor deze zaak, mede gelet op de tijd die is verstreken sinds het instellen van hoger beroep door het openbaar ministerie, de impact die het lange wachten en deze zaak op de verdachte hebben gehad en het gebrek aan bewijs tegen de verdachte.
Wat betreft de redelijkheid en billijkheid van de belangenafweging staat het het openbaar ministerie als de vervolgende instantie -binnen de door de wet getrokken grenzen- op grond van het opportuniteitsbeginsel vrij die zaken aan het oordeel van de rechter te onderwerpen waarvan het openbaar ministerie dit aangewezen acht. Ditzelfde geldt ook voor de beslissing om zaken in hoger beroep aan de appelrechter voor te leggen.
Wat de redelijke vervolgingstermijn betreft is er weliswaar sprake van een dusdanig tijdsverloop dat de redelijke termijn is geschonden, maar dat is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad1 geen grond voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn recht om tot vervolging van feiten over te gaan.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het gebrek aan bewijs in de onderhavige zaak om te komen tot een bewezenverklaring van hetgeen verdachte is ten laste gelegd, een omstandigheid vormt die mede betrokken moet worden op de vraag naar de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging.
Voor niet- ontvankelijkheid op dit punt is slechts plaats indien het Openbaar Ministerie in redelijkheid niet had kunnen komen tot verdere vervolging.
De door de raadsman aangevoerde gronden leiden niet tot het oordeel dat het openbaar ministerie bij de afweging van de in het geding zijnde belangen niet in redelijkheid tot vervolging van verdachte in hoger beroep heeft kunnen overgaan.
Dit verweer wordt derhalve verworpen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2007 tot en met 1 augustus 2007, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, (meermalen) (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk zijn/hun kind genaamd [slachtoffer] (geboren op [2007]) van het leven te beroven, met dat opzet (telkens) (onder meer)
- het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] met veel kracht en/of hardhandig heeft/hebben omvat en/of vastgepakt en/of daarin heeft/hebben geknepen en/of
- die [slachtoffer] hardhandig en/of met kracht bij diens armen en/of schouders, althans lichaam en/of hoofd heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] door elkaar heeft/hebben geschud en/of
- met het hoofd van die [slachtoffer] tegen een deurpost is/zijn aangelopen en/of heeft/hebben gestoten en/of
- (op harde wijze) tegen het ledikantje (waarin die [slachtoffer] op dat moment gelegen was) heeft/hebben geslagen en/of gestoten (tengevolge waarvan die [slachtoffer] zijn hoofd en/of lichaam (met kracht) tegen een (zij)kant van het ledikantje heeft gestoten) en/of (ander)/in elk geval
- uitwendig mechanisch geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben laten inwerken (in de vorm van toebrengen / plaats laten vinden van niet-accidenteel trauma (contacttrauma en/of stomp trauma en/of acceleratie- deceleratietrauma)) en/of
- niet accidenteel stomp botsend en/of samendrukkend uitwendig geweld en/of (af)schavend en/of schuivend geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben laten inwerken,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2007 tot en met 1 augustus 2007, te [plaats],(althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, (meermalen) (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) aan zijn/hun kind, althans aan een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren op [2007]), (telkens) opzettelijk en met voorbedachte rade, althans (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten (onder meer) intracranieel letsel in de vorm van een lineaire schedelfractuur en/of subdurale hematomen/bloedingen), heeft toegebracht, door (telkens) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, in elk geval (telkens) opzettelijk (onder meer),
- het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] met veel kracht en/of hardhandig te omvatten en/of vast te pakken en/of daarin te knijpen en/of
- die [slachtoffer] hardhandig en/of met kracht bij diens armen en/of schouders, althans lichaam en/of hoofd vast te pakken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] door elkaar te schudden en/of
- met het hoofd van die [slachtoffer] tegen een deurpost aan te lopen en/of te stoten en/of
- (op harde wijze) tegen het ledikantje (waarin die [slachtoffer] op dat moment gelegen was) te slaan en/of stoten (tengevolge waarvan die [slachtoffer] zijn hoofd en/of lichaam (met kracht) tegen een (zij)kant van het ledikantje heeft gestoten) en/of (ander)/in elk geval
- uitwendig mechanisch geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te laten inwerken (in de vorm van toebrengen / plaats laten vinden van niet-accidenteel trauma (contacttrauma en/of stomp trauma en/of acceleratie- deceleratietrauma)) en/of
- niet accidenteel stomp botsend en/of samendrukkend uitwendig geweld en/of (af)schavend en/of schuivend geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te laten inwerken;
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht lieden tot schuldigverklaring van een strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2007 tot en met 1 augustus 2007, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, (meermalen) (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan zijn/hun kind genaamd [slachtoffer] (geboren op [2007]), (telkens) opzettelijk en met voorbedachte rade, in elk geval (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, in elk geval (telkens) met dat opzet (onder meer),
- het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] met veel kracht en/of hardhandig heeft/hebben omvat en/of vastgepakt en/of daarin heeft/hebben geknepen en/of
- die [slachtoffer] hardhandig en/of met kracht bij diens armen en/of schouders, althans lichaam en/of hoofd heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] door elkaar heeft/hebben geschud en/of
- met het hoofd van die [slachtoffer] tegen een deurpost is/zijn aangelopen en/of heeft/hebben gestoten en/of
- (op harde wijze) tegen het ledikantje (waarin die [slachtoffer] op dat moment gelegen was) heeft/hebben geslagen en/of gestoten (tengevolge waarvan die [slachtoffer] zijn hoofd en/of lichaam (met kracht) tegen een (zij)kant van het ledikantje heeft gestoten) en/of (ander)/in elk geval
- uitwendig mechanisch geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben laten inwerken (in de vorm van toebrengen / plaats laten vinden van niet-accidenteel trauma (contacttrauma en/of stomp trauma en/of acceleratie- deceleratietrauma)) en/of
- niet accidenteel stomp botsend en/of samendrukkend uitwendig geweld en/of (af)schavend en/of schuivend geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben laten inwerken,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen primair, subsidiair en meer subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Vaststaat dat baby [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. Uit deskundigenrapporten blijkt dat [slachtoffer] dit letsel hoogst waarschijnlijk heeft opgelopen in de twee dagen voor de ziekenhuisopname en dat [slachtoffer] zich dit letsel niet zelf kan hebben toegebracht. Derhalve moet dit door toedoen van iemand anders zijn veroorzaakt.
Meerdere personen, onder wie de verdachte, hebben in de periode van twee dagen voorafgaande aan de constatering van het letsel voor [slachtoffer] gezorgd. Eén of meerdere van deze personen zou dus het letsel bij [slachtoffer] kunnen hebben veroorzaakt. Niemand heeft echter iets kunnen verklaren over het ontstaan van het letsel. Het hof kan derhalve niet vaststellen op welke wijze, wanneer en door wiens toedoen het letsel is ontstaan.
Gelet op het voorgaande kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat het letsel is ontstaan door toedoen van de verdachte en dient hij vrijgesproken te worden van het ten laste gelegde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. L.T. Wemes en
mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier.
1 Zie HR 17 juni 2008, LJN BD2578