ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0519

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002611-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 7 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling door de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1966 en niet ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie, was veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, maar het hof kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte had op 18 juli 2010 in een opvanghuis in de gemeente [gemeente] geprobeerd om [slachtoffer 1] met een mes zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dit gebeurde na een woordenwisseling over het verkrijgen van soep. De verdachte stak [slachtoffer 1] in de rug, maar de uitvoering van het voorgenomen misdrijf was niet voltooid. Daarnaast had de verdachte op 7 juni 2010 in [plaats] een pakje shag gestolen van [slachtoffer 2], waarbij hij geweld gebruikte. Het hof oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde en dat er sprake was van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij het hof rekening hield met zijn strafblad en de ernst van de feiten. Het hof verklaarde het eerder vonnis van de rechtbank Groningen te vernietigen en deed opnieuw recht in deze zaak.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002611-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-670298-10
Arrest van 7 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 1 november 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
niet ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie,
thans verblijvende in [verblijfplaats],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. Th. U. Hiddema, advocaat te Maastricht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis ten aanzien van feit 1 primair en 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest, heeft een aardappelschilmesje verbeurd verklaard en teruggave gelast aan verdachte van een jas, zoals in de vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof komt tot een andere bewezenverklaring dan de eerste rechter. Daarom zal het vonnis worden vernietigd en opnieuw recht worden gedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, in elk geval het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, althans geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 juli 2010 te gemeente [gemeente], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon,
[slachtoffer 1], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, in elk geval het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, althans geraakt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in het [bedrijf]) heeft weggenomen een pakje shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- (na door die [slachtoffer 2] te zijn aangesproken) die [slachtoffer 2] (in/tegen het gezicht/hoofd) heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- dreigend een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft getoond, en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Ik pak je, ik steek je neer, kom maar mee naar buiten dan maken we het daar af", en/of "Ik pak en steek iedereen" en/of "Ik kom jullie wel weer eens tegen op straat en dan pak ik jullie", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewijsoverweging feit 1
Door de raadsman is ter zitting aangevoerd, dat voor een bewezenverklaring van de voorbedachte raad in het geval van verdachte niet kan worden afgegaan op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, omdat bij verdachte geen sprake is van een consistent vloeiend verloop van zijn gedachten. Verdachte dient derhalve van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof stelt met betrekking tot de feitelijke gang van zaken het volgende vast.
Verdachte was op 18 juli 2010 in de [bedrijf] te [plaats], een dagopvang voor dak- en thuislozen. Naast verdachte stond [slachtoffer 1] aan de bar, waar soep werd uitgedeeld. [slachtoffer 1] vroeg om een kop soep. Verdachte was het hier niet mee eens, omdat [slachtoffer 1] - volgens verdachte - al een kop soep had gehad. De daarop volgende woordenwisseling tussen [slachtoffer 1] en verdachte liep uit op een handgemeen, waarbij verdachte [slachtoffer 1] meerdere keren met zijn vuisten heeft geslagen. De twee mannen werden vervolgens door omstanders gescheiden, waarbij [slachtoffer 1] naar buiten, naar het terras werd gestuurd, en verdachte naar de huiskamer. Vervolgens haalde verdachte een aardappelschilmesje uit zijn jaszak en liep met het mes in zijn hand naar buiten, naar het terras waar [slachtoffer 1] zich bevond. Verdachte maakte een stekende beweging naar de rug van [slachtoffer 1], waarbij [slachtoffer 1] geraakt werd. Nadat door een omstander werd ingegrepen, verliet verdachte het pand.
Het hof stelt voorop dat voor bewezenverklaring van voorbedachte raad is vereist dat komt vast te staan dat verdachte de tijd heeft gehad om zich te beraden over zijn genomen of te nemen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Op grond van hetgeen het hof met betrekking tot de feitelijke gang van zaken heeft vastgesteld, acht het hof bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Tussen het moment waarop verdachte binnen het mesje pakte en het moment waarop buiten de daadwerkelijke confrontatie met [slachtoffer 1] plaatsvond, heeft verdachte voldoende tijd en gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Anders dan door de raadsman is betoogd, sluit de omstandigheid dat er - aldus de raadsman - bij verdachte geen sprake is van een consistent vloeiend verloop van zijn gedachten, niet uit dat er sprake is van voorbedachte raad in hierboven bedoelde zin. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 18 juli 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 7 juni 2010 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in het [bedrijf]) heeft weggenomen een pakje shag, toebehorende aan [slachtoffer 2],
welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- (na door die [slachtoffer 2] te zijn aangesproken) die [slachtoffer 2] in het gezicht heeft gestompt en
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Ik pak je, ik steek je neer, kom maar mee naar buiten dan maken we het daar af", en/of "Ik pak en steek iedereen" en/of "Ik kom jullie wel weer eens tegen op straat en dan pak ik jullie".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1 primair.
Poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade;
2.
Diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade, door [slachtoffer 1] met een aardappelschilmesje in zijn rug te steken.
Dat de gevolgen hiervan beperkt zijn gebleven tot een relatief kleine (steek)wond aan de onder-/binnenzijde van [slachtoffer 1]'s schouderblad is niet aan verdachte te danken geweest.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal van een pakje shag. Dit betrof shag van een medebewoner van het opvanghuis waar verdachte destijds verbleef. Toen hij hierop werd aangesproken, reageerde verdachte met verbaal en fysiek geweld.
Verdachte heeft door zijn handelen bij beide feiten een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast veroorzaken delicten als deze gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers en bij omstanders.
Het hof heeft bij de straftoemeting - ten nadele van verdachte - in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2011 - meermalen is veroordeeld ter zake van zowel vermogens- als geweldsdelicten.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de twee ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding staan vermeld en die door verdachte zijn bekend.
Nu het hof voor wat betreft feit 2 niet bewezen acht dat verdachte (om zijn verbale bedreiging kracht bij te zetten) dreigend aan één of meer personen een schaar heeft getoond, zal het hof verdachte een lagere straf opleggen dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Gelet op voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden een passende en noodzakelijke bestraffing is. Het hof heeft hierbij de ressortelijke oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen.
Beslag
De door het hof verbeurd te verklaren aardappelschilmesje, kleur geel, is daarvoor vatbaar, nu het hiervoor onder 1. bewezen verklaarde feit met behulp van dit goed is begaan en uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat het goed toebehoort aan verdachte.
Het hof zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de in beslag genomen jas, kleur lichtbruin, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 302, 303, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van:
een lichtbruine jas;
verklaart verbeurd:
een geel aardappelschilmesje.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.