ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0784

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002477-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstallen, huisvredebreuk en overtreding van de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was beschuldigd van meerdere diefstallen, huisvredebreuken en een overtreding van de Opiumwet. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in het vonnis was omschreven. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder het stelen van sokken en het binnendringen in besloten lokalen van verschillende winkelbedrijven. De verdachte heeft in een periode van vijf maanden acht strafbare feiten gepleegd, waaronder drie keer lokaalvredebreuk en vier winkeldiefstallen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals het onderhouden van contact met de reclassering en het aflossen van schulden.

Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van 60 dagen hechtenis als de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag gelast, omdat de verdachte vrijgesproken is van de verkoop van methadon. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de relevante wetsartikelen, waaronder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002477-09
Parketnummers eerste aanleg: 18-652375-09, 18-651064-09 en 18-652124-09
Arrest van 8 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 24 september 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 18-652375-09, 18-651064-09 en 18-652124-09 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C tegen:
[verdachte],
geboren op [1951] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.S. Ilahi, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de in zaak A onder 1 t/m 5, de in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, en dat het hof het in beslag genomen geldbedrag zal verbeurdverklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 11 april 2009, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toëigening heeft weggenomen 35 paren sokken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 11 april 2009, te [plaats], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [straat] en in gebruik bij het winkelbedrijf [bedrijf 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
3.
hij op of omstreeks 11 april 2009, te [plaats], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het [straat] en in gebruik bij het winkelbedrijf [bedrijf 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
4.
hij op of omstreeks 7 maart 2009, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer 25 paren sokken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 7 maart 2009, te [plaats], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [straat] en in gebruik bij het winkelbedrijf [bedrijf 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
Zaak B
hij op of omstreeks 2 januari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 strip (zijnde 8 pillen), overeenkomend met 2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon, zijnde methadon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak C
1.
hij op of omstreeks 7 april 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee paar schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 7 mei 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 mei 2009, in de gemeente [gemeente], opzettelijk twee mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in zaak A onder 1 t/m 5, de in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
1.
hij op 11 april 2009, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 35 paren sokken, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 1];
2.
hij op 11 april 2009, te [plaats], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [straat] en in gebruik bij het winkelbedrijf [bedrijf 1];
3.
hij op of omstreeks 11 april 2009, te [plaats], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het [straat] en in gebruik bij het winkelbedrijf [bedrijf 2];
4.
hij op 7 maart 2009, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 25 paren sokken, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 1];
5.
hij op 7 maart 2009, te [plaats], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [straat] en in gebruik bij het winkelbedrijf [bedrijf 1];
Zaak B
hij op 2 januari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk heeft verstrekt, ongeveer 1 strip (zijnde 8 pillen), overeenkomend met 2 gram, zijnde methadon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Zaak C
1.
hij op 7 april 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee paar schoenen, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 3];
2. primair
hij op 7 mei 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele telefoons, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 4].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1 t/m 5 en in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het in zaak A onder 1 en 4 primair bewezen verklaarde levert telkens op het misdrijf:
diefstal.
Het in zaak A onder 2, 3 en 5 bewezen verklaarde levert telkens op het misdrijf:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Het in zaak B bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in zaak C onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde levert telkens op het misdrijf:
diefstal.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van 5 maanden schuldig gemaakt aan 8 strafbare feiten. Naast het overtreden van de Opiumwet, heeft verdachte zich 3 keer schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk door in strijd met een toegangsverbod een winkel binnen te gaan en heeft hij 4 winkeldiefstallen gepleegd. Door aldus te handelen heeft verdachte schade, overlast en hinder veroorzaakt bij de betreffende winkeliers.
Ten nadele van verdachte spreekt dat uit een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 15 februari 2011, blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld ter zake van lokaalvredebreuk en (soortgelijke) vermogensdelicten. De straffen die hem in dat kader zijn opgelegd, waaronder onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te begaan. Gelet hierop is het hof van oordeel dat toepassing van een lichtere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in beginsel niet aan de orde is.
Ter terechtzitting van het hof is evenwel een aantal positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte aan de orde gekomen, waarin het hof - anders dan de advocaat-generaal - aanleiding ziet om van dit standpunt af te wijken. Zo is gebleken dat verdachte thans meer orde en structuur in zijn leven heeft dan in het verleden het geval was. Hij beschikt over een zinvolle dagbesteding en heeft binnenkort een intakegesprek bij een project voor begeleid wonen. Verdachte onderhoudt op vrijwillige basis contact met de reclassering en is bezig met het aflossen van zijn schulden.
Voorts is ter terechtzitting aan de orde gekomen dat verdachte sinds enkele maanden - gelet op zijn documentatie een positieve ontwikkeling - niet meer met justitie in aanraking is gekomen en dat hij recent een werkstraf succesvol heeft afgerond.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, zal het hof verdachte een werkstraf van na te melden duur opleggen. Het hof acht dit een passende en noodzakelijke straf, die verdachte tevens de kans biedt de door hem - positief - ingeslagen weg voort te zetten.
Beslag
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het verkopen van methadon en het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal het hof de teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1 t/m 5 en in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1 t/m 5 en in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
gelast de teruggave aan verdachte van:
3 euro.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier.