Parketnummer: 24-001689-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880088-10
Arrest van 11 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 6 juli 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [verblijfplaats],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. de Goeij, advocaat te Alkmaar.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd, bij een eventuele strafoplegging rekening zal houden met het ad informandum gevoegde feit, verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van het bewezen verklaarde feit en zal gelasten dat verdachte voor de duur van één jaar wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 9 maart 2010 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk brand heeft gesticht in een woning, gelegen aan of bij de [adres], aldaar, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk het bed en/of beddengoed en/of een pyjama overgoten/besprenkeld met terpentine en/of spiritus en/of lampenolie, althans met een vloeibare en/of vluchtige en/of brandversnellende en/of brandbare stof(fen) en/of (vervolgens) de vlam van (een) aangestoken lucifer(s) bij/tegen dat (overgoten/besprenkelde) bed/beddengoed en/of pyjama gehouden, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat bed en/of dat beddengoed en/of die pyjama, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde goederen en/of (overige) in die woning aanwezige goederen en/of voor een of meer aan die woning grenzende/belendende perce(e)l(en)/woning(en) en de daarin aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van/ perso(o)n(en) in die aangrenzende/belendende perce(e)l(en)/woning(en), in elk geval voor een ander of anderen, te duchten was.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 9 maart 2010 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk brand heeft gesticht in een woning, gelegen aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk het bed en beddengoed en een pyjama overgoten/besprenkeld met brandbare stoffen en vervolgens de vlam van aangestoken lucifers bij dat overgoten/besprenkelde
bed/beddengoed en pyjama gehouden, ten gevolge waarvan brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde goederen en overige in die woning aanwezige goederen en voor een of meer aan die woning grenzende/belendende perce(e)l(en)/woning(en) en de daarin aanwezige goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van/ perso(o)n(en) in die aangrenzende/belendende perce(e)l(en)/woning(en) te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aan ander te duchten is.
Strafbaarheid van verdachte
Op 26 mei 2010 is door de psycholoog E.R. Sam een Pro Justitia rapport uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte. In dat rapport staat, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende beschreven:
Betrokkene lijdt sinds enige jaren aan een ernstige bipolaire stemmingsstoornis en heeft bovendien de stoornis van Asperger. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben de gedragskeuzes van betrokkene dusdanig sterk beïnvloed dat het tenlastegelegde daar geheel uit verklaard kan worden.
Betrokkene heeft in het geheel niet de gevolgen van zijn daad kunnen overzien. Het strafbare feit waarvan betrokkene wordt verdacht kan hem niet worden toegerekend.
Door de psychiater S. de Jong is op 28 mei 2010 een Pro Justitia rapport uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte. In dat rapport staat, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende beschreven:
Onderzochte is lijdende aan gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis der geestvermogens. Diagnostisch respectievelijk te omschrijven als een autismespectrumstoornis (syndroom van Asperger) en een bipolaire stemmingsstoornis. Dit bestond ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzen c.q. de gedragingen van onderzochte zodanig, dat het ten laste gelegde daaruit verklaard kan worden.
Op grond van het psychiatrisch onderzoek wil ik de rechtbank adviseren om onderzochte met betrekking tot het ten laste gelegde als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Na het instellen van het hoger beroep is op verzoek van de verdediging een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte door een team van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie op de locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht (het PBC). In dat rapport, uitgebracht d.d. 17 maart 2011, staat, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende beschreven:
Geconcludeerd kan worden dat er bij betrokkene sprake is van een bipolaire-I- stoornis, ernstig, laatste episode manisch. Door de bipolaire stoornis zijn andere beperkingen van betrokkene zichtbaar geworden die daarvoor niet tot disfunctioneren hebben geleid. De belangrijkste beperkingen van betrokkene zijn het moeite hebben met het adequaat inschatten van sociale en emotionele wederkerigheid. Er is sprake van problemen in het non-verbaal gedrag zich uitend in een beperkte mate van oogcontact, inadequate gelaatsuitdrukking en moeite zijn eigen emoties adequaat te uiten. Verder is er sprake van rigiditeit in het denken. Deze kenmerken passen bij autismespectrumproblematiek. Deze beperkingen hebben pas tot disfunctioneren geleid nadat de bipolaire stoornis tot uiting is gekomen. Voor het 17e levensjaar is er geen sprake geweest van disfunctioneren. Op basis hiervan wordt er niet aan alle criteria voldaan om deze kenmerken te classificeren volgens de DSM-IV-TR, met andere woorden, bij betrokkene kan geen stoornis worden vastgesteld in het autismespectrum.
De bipolaire stoornis heeft de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde volledige bepaald. Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van een manische ontremming, waarbij betrokkene tegen een psychose aanzat. Betrokkene was niet in staat zijn gedrag in wilsvrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt hem als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen voor het tenlastegelegde.
Het hof neemt vorenstaande conclusies van de deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het bewezenverklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Met betrekking tot het bewezenverklaarde feit is verdachte derhalve niet strafbaar, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Motivering van de op te leggen maatregel
Voornoemde psychiater De Jong en psycholoog Sam achten de kans op escalatie en recidive zeer aannemelijk, waarbij het gevaarsaspect naar personen en goederen aanwezig is. Volgens hen is een verplichte behandeling in een beveiligde klinische forensische setting noodzakelijk. Psychiater De Jong tendeert naar een advies tot oplegging van de maatregel van TBS met verpleging, maar sluit de mogelijkheid van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht ook niet uit. Psycholoog Sam adviseert om verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis of - als naar het oordeel van de rechter de delictsrisico's dat rechtvaardigen - de oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging of met voorwaarden.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van TBS meer beveiliging biedt voor de momenten van te verwachten strijd en crisis tijdens de behandeling dan een plaatsing in de zin van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast schat de rechtbank in dat de behandelduur de termijn van één jaar zal overschrijden. Daarbij is volgens de rechtbank adequate klinische behandeling voor autistische problematiek lastig te vinden. Op basis van vorengenoemde overwegingen zag de rechtbank zich genoodzaakt om aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen.
Na het vonnis van de rechtbank is eerder genoemd rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) uitgebracht. Daarin staat omtrent de kans op recidive en de mogelijkheden en de noodzaak deze te verminderen, onder meer, het volgende:
De kans op recidive wordt hoog ingeschat wanneer betrokkene niet behandeld wordt. De recidivekans wordt met name bepaald door de aanwezigheid van de bipolaire stoornis in combinatie met blootstelling aan destabiliserende/stress veroorzakende factoren.
Beschermende factoren zijn betrokkenes intelligentie en de aanwezigheid van een steunend netwerk. Betrokkene staat open voor hulpverlening en is zich bewust van de noodzaak tot behandeling.
Gelet op het voorgaande adviseren wij om betrokkene te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis krachtens artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Wij adviseren betrokkene te plaatsen in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK).
Er is bij betrokkene sprake van een weliswaar chronische, maar goed behandelbare psychiatrische stoornis en betrokkene is goed gemotiveerd voor psychiatrische behandeling daarvan. Daardoor bestaat de verwachting dat betrokkene binnen de verplichte behandeling in het kader van een artikel-37-maatregel zoveel progressie doormaakt, dat binnen die behandelperiode het recidivegevaar afneemt tot aanvaardbare proporties.
Betrokkene is een first offender die nog geen eerdere opgelegde behandeling heeft ondergaan, bij wie de 'ultimum remedium' van een TBS met dwangverpleging onzes inziens een te ingrijpende en onnodige maatregel is.
Gelet op de geconstateerde psychiatrische stoornis van verdachte acht het hof verdachte gevaarlijk voor anderen en is behandeling noodzakelijk om recidive te voorkomen. Het hof neemt de conclusies en adviezen met betrekking tot de behandeling van verdachte uit het rapport van het PBC over.
Het PBC heeft uitdrukkelijk aangegeven dat het instituut een TBS-maatregel te ingrijpend en onnodig vindt. Omdat volgens het PBC een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar afdoende zal zijn om het recidivegevaar te laten afnemen tot aanvaardbare proporties, zal het hof - anders dan de rechtbank - hiertoe besluiten.
Het hof zal, conform de eis van de advocaat-generaal, gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst, voor de duur van één jaar.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 37 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld ten laste gelegde bewezen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
kwalificeert hetgeen is bewezenverklaard als hiervoor vermeld en verklaart dit feit strafbaar;
verklaart verdachte echter niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Greve, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. G. Dam, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier.