Parketnummer: 24-000249-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-670024-09
Arrest van 14 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 16 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.P. Groot, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek, de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 16.579,= met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij ter zake van het overige gevorderde niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij, op of omstreeks 7 december 2008, te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan het [straat] gevestigde winkel (Op=Op) heeft weggenomen een kluis, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 7 december 2008, te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een aan het [straat] gevestigde winkel (Op=Op) heeft weggenomen een kluis, toebehorende aan [slachtoffer] of [bedrijf], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededader op 7 december 2008 uit een magazijn in een winkel een kluis weggenomen. In die kluis bevond zich een geldbedrag van € 16.579,=. Zij hebben zich daartoe de toegang tot dat magazijn verschaft door de deur van dat magazijn open te breken. Door het plegen van dit feit hebben verdachte en zijn mededader niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander, maar hebben zij die ander ook aanzienlijk financieel nadeel berokkend.
Uit het verdachte betreffende (13 pagina's tellende) Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 februari 2011 blijkt, dat verdachte vóór 7 december 2008 vele malen ter zake van het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke diefstallen, onherroepelijk tot voorwaardelijke en (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen en werkstraffen is veroordeeld. Deze straffen hebben verdachte er niet van weerhouden het hiervoor bewezen verklaarde feit te begaan.
Op grond van het vorenstaande en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting, is het hof van oordeel dat niet (meer) kan worden volstaan met het opleggen van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Benadeelde partij
Gebleken is, dat de benadeelde partij [bedrijf] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 17.000,= aan nog niet vergoede schade gevorderd. De politierechter heeft een bedrag van € 16.579,= toegewezen.
Vaststaat dat door het bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij de door de politierechter toegewezen materiële schade ad € 16.579,= (het geld dat zich in de gestolen kluis bevond) heeft geleden. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij bestreden, stellend, dat hij het ten laste gelegde feit niet heeft (mede-)gepleegd. Het hof passeert dit verweer, nu het dat feit bewezen acht. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot voormeld bedrag van € 16.579,=, met afwijzing van het meer of anders gevorderde, en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt, een en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van zestienduizend vijfhonderdnegenenzeventig euro, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zestienduizend vijfhonderdnegenenzeventig euro ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats], met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdzeventien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde of zijn mededader aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Foppen, voorzitter, mr. Lahuis en mr. Hielkema, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.