Parketnummer: 24-002460-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-650095-10
Arrest van 19 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 15 oktober 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 5 april 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 500,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 24 december 2009, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachtes voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [benadeelde]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, in het bezit van een luchtdrukwapen, althans een wapen, naar die [benadeelde] is gegaan en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met dat luchtdrukwapen, althans dat wapen, heeft geschoten op, althans in de richting van, die [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 december 2009, in de gemeente [gemeente], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, te weten [benadeelde], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, met een luchtdrukwapen, althans een wapen, heeft geschoten op, althans in de richting van, die [benadeelde], tengevolge waarvan die [benadeelde] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 24 december 2009, in de gemeente [gemeente], [benadeelde], althans een persoon, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een luchtdrukwapen, althans een wapen, gehouden in de richting van, althans getoond aan, die [benadeelde].
Partiële vrijspraak
Het hof is - met de politierechter en de advocaat-generaal - van oordeel dat voor het onder 1 primair ten laste gelegde geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1 subsidiair.
hij op 24 december 2009, in de gemeente [gemeente], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, een persoon te weten [benadeelde], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, met een luchtdrukwapen heeft geschoten op die [benadeelde], tengevolge waarvan die [benadeelde] enig lichamelijk letsel heeft bekomen;
2.
hij op 24 december 2009, in de gemeente [gemeente], [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een luchtdrukwapen gehouden in de richting van die [benadeelde].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1 subsidiair: mishandeling, gepleegd met voorbedachte raad;
2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, binnen de context van een langer lopend zakelijk conflict, schuldig gemaakt aan mishandeling met voorbedachte rade en bedreiging van zijn broer, [benadeelde]. Verdachte heeft bekend dat hij met een luchtdrukwapen naar de woning van zijn broer is gegaan, waarbij hij het wapen van tevoren heeft voorzien van een kogeltje. Op het moment dat verdachte zijn broer trof, heeft hij met het luchtdrukwapen geschoten, waardoor bij de broer enig letsel is ontstaan. Door aldus te handelen heeft verdachte ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van zijn broer. Voorts heeft het gedrag van verdachte voor gevoelens van onveiligheid gezorgd.
Blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 18 februari 2011 is verdachte niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
Voorts is in aanmerking genomen hetgeen verdachte ter zitting omtrent zijn persoonlijke omstandigheden naar voren heeft gebracht.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof - overeenkomstig de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf - oplegging van werkstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, passend. Aan het voorwaardelijk strafdeel wordt een proeftijd verbonden voor de duur van 2 jaren.
Het hof heeft het onder parketnummer 18-650095-10 ad informandum gevoegde strafbare feit bij voormelde straf betrokken en is daarmee als afgedaan te beschouwen.
Vordering benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2009 tot aan de dag van voldoening.
Verdachte heeft aangevoerd dat het gevorderde bedrag naar zijn mening te hoog is. Voorts heeft verdachte het hof verzocht om in plaats van het toewijzen van de schadevergoeding, aan hem een langere werkstraf op te leggen, omdat hij niet over geld beschikt.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde door de bewezen verklaarde feiten angst heeft ondervonden en enige psychische schade heeft geleden. Voorts is sprake van enig fysiek letsel. Daarnaast wordt overwogen dat de aanleiding is gelegen in een zakelijk geschil tussen verdachte en zijn broer, de benadeelde, hetgeen op zich de verhouding tussen beiden heeft doen brouilleren. Alles in aanmerking genomen, acht het hof de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2009 tot aan de dag van voldoening, als aannemelijk geworden schade toewijsbaar. Daarbij wordt opgemerkt dat een vordering van een benadeelde partij uitsluitend in de vorm van een geldbedrag en niet - zoals bepleit door verdachte - in de vorm van een werkstraf kan worden toegewezen.
Aan verdachte zal daarnaast - in de vorm van de schadevergoedingsmaatregel - de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij zorgt voor een onevenredige belasting van het strafgeding, zodat op grond van het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de benadeelde partij in zijn vordering in zoverre niet-ontvankelijk wordt verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 301 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
spreekt verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrij;
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweehonderd euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2009 tot aan de dag van voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
veroordeelt verdachte in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweehonderd euro ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde] wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vier dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Dolfing, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. H.K. Elzinga, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier, zijnde mr. H.K. Elzinga buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.