ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2724

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.070.057/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming bijzondere curator en wijziging ouderlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de wijziging van het ouderlijk gezag over de minderjarigen [kind 1] en [kind 2]. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Groningen, verzocht om de benoeming van een bijzondere curator en om het gezamenlijk ouderlijk gezag te handhaven. De rechtbank had eerder besloten dat de moeder alleen belast zou worden met het gezag over de kinderen, na een echtscheiding in 2005. De vader stelde dat er altijd een bijzondere curator benoemd moest worden in gezagszaken, maar het hof oordeelde dat dit niet verplicht is volgens de wet. Het hof concludeerde dat de vader niet aannemelijk had gemaakt dat benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk was voor de belangen van de kinderen.

Daarnaast overwoog het hof dat de vader herhaaldelijk een dreigende en agressieve houding had aangenomen, wat de samenwerking met hulpverlenende instanties bemoeilijkte. Dit leidde tot een situatie waarin de kinderen niet de noodzakelijke hulp kregen en het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen beide ouders. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank dat de moeder alleen met het gezag over de kinderen belast zou worden, en wees het verzoek van de vader tot wijziging van het ouderlijk gezag af. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Beschikking d.d. 12 april 2011
Zaaknummer 200.070.057
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. H.C.L. Crozier, kantoorhoudende te Sneek,
tegen
[de vrouw]
wonende op een geheim adres,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.J.K. Wulp, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 13 april 2010 heeft de rechtbank Groningen, voor zover in hoger beroep van belang, het gezag over de minderjarigen [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren [in 2000], en [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren [in 2001], gewijzigd, in die zin dat het gezamenlijk ouderlijk gezag wordt beëindigd en de moeder voortaan alleen is belast met de uitoefening van het gezag over voornoemde minderjarige kinderen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 12 juli 2010, heeft de vader verzocht de beschikking van 13 april 2010 te vernietigen (voor wat betreft de beslissing omtrent de gezagswijziging) en opnieuw beslissende de gezagswijziging alsnog te weigeren.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 14 september 2010, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, althans hem dit te ontzeggen met bevestiging van de beschikking waarvan beroep en de vader te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 15 december 2010 met bijlagen van mr. Wulp en een brief van 22 februari 2011 van mr. W.Chr. de Roos (hierna: de bijzondere curator).
Ter zitting van 23 februari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door mr. Crozier, mevrouw E. Groenman-Warmelink (tolk in de Engelse taal) en de moeder, bijgestaan door mr. Wulp. Mr. Crozier heeft ter zitting van het hof een pleitnota overgelegd.
De vaststaande feiten
1. De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd [in 2000], uit welk huwelijk [kind 1] en [kind 2] zijn geboren. Uit een eerdere relatie van de moeder is haar oudste zoon [kind 3] geboren. Bij beschikking van 29 november 2005 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 10 maart 2006 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2. Bij beschikkingen van 6 februari 2007 is bepaald dat het hoofdverblijf van [kind 1] en [kind 2] bij de moeder is en zijn de kinderen onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar. Bij beschikking van 18 januari 2008 is de duur van de ondertoezichtstelling met een jaar verlengd en bij beschikking van 17 februari 2009 is het verzoek tot verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling afgewezen.
3. Bij beschikking van 25 augustus 2009 is mr. De Roos in verband met het verzoek van de vader betreffende de verdeling zorg- en opvoedingstaken ex artikel 1:253a lid 4 BW benoemd tot bijzondere curator over [kind 1] en [kind 2].
4. Bij beschikking van 10 november 2009 heeft de rechtbank het recht op omgang van de vader met [kind 1] en [kind 2] voor de duur van twee jaar geschorst.
5. Bij verzoekschrift van 2 februari 2010 heeft de bijzondere curator de rechtbank verzocht te bepalen dat de moeder alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2].
6. Bij (aanvullend) verzoekschrift van 16 februari 2010 heeft de moeder de rechtbank verzocht het gezamenlijk ouderlijk gezag over de kinderen te beëindigen onder de bepaling dat het gezag over de kinderen voortaan aan haar alleen toekomt.
7. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg". Bij deze beschikking is tevens de bijzondere curator niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Tegen de beslissing van de rechtbank, voor wat betreft de beslissing omtrent de gezagswijziging, is het hoger beroep van de vader gericht.
Ten aanzien van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator
8. De vader heeft gesteld dat blijkens de wet in gezagszaken altijd, en zo ook in de onderhavige zaak, een bijzondere curator dient te worden benoemd om de belangen van de minderjarige(n) te behartigen. Een beslissing op een verzoek tot eenhoofdig gezag kan volgens de vader niet volgen zonder het advies van een bijzondere curator.
9. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. De stelling van de vader, dat in alle zaken betreffende een verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag een bijzondere curator dient te worden benoemd, is onjuist. Uit de wet volgt geen verplichting tot benoeming van een bijzonder curator in het geval van een dergelijk verzoek. Op grond van het bepaalde in artikel 1:250 BW benoemt de rechter, in het geval van een belangenstrijd betreffende de verzorging en opvoeding tussen degene die het gezag uitoefent en de minderjarige, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige te vertegenwoordigen, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht.
Naar het oordeel van het hof heeft de vader in deze niet aannemelijk gemaakt en is het hof ook anderszins niet gebleken dat benoeming van een bijzondere curator in het belang van [kind 1] en [kind 2] noodzakelijk is. Het hof zal derhalve het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator afwijzen.
Ten aanzien van het verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag
10. Ten aanzien van het gezag is het uitgangspunt van de wetgever dat ouders in geval van ontbinding van het huwelijk door echtscheiding het gezag gezamenlijk blijven uitoefenen, tenzij de rechter beslist dat het gezag aan een van hen alleen toekomt. Hiertoe kan de rechter beslissen wanneer hij van oordeel is dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders, die het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, of wanneer wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
11. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat er, mede als gevolg van bedreigingen door de vader richting de moeder, tussen partijen - sinds 2007 - in het geheel geen communicatie meer plaatsvindt en dat (ook) de samenwerking tussen de vader en verschillende hulpverlenende instanties al jarenlang moeizaam verloopt. Beslissingen aangaande de kinderen kunnen door partijen, naar is gebleken, niet in gezamenlijk overleg worden genomen, waardoor het risico ontstaat dat de kinderen niet de noodzakelijke hulp krijgen die zij nodig hebben, althans niet zonder dat hier een gerechtelijke procedure aan vooraf gaat. Zo heeft de rechtbank vervangende toestemming moeten verlenen voor een psychodiagnostisch onderzoek dat in het belang van de kinderen plaats diende te vinden, nadat de vader voor een dergelijk onderzoek geen toestemming wilde verlenen.
12. Voorts is gebleken dat de vader herhaaldelijk zowel jegens de moeder als richting verschillende hulpverlenende instanties een dreigende en agressieve houding heeft aangenomen.
Als gevolg van zijn houding is iedere samenwerking met de hulpverlening in het verleden afgebroken. Tevens is vanwege conflicten met de begeleider(s) omgang in het verleden beëindigd en heeft het onvoorspelbare en onbetrouwbare gedrag van de vader er eind 2009 toe geleid dat zijn recht op omgang met de kinderen voor de duur van twee jaar werd geschorst. De vader heeft dan ook geruime tijd geen contact meer gehad met [kind 1] en [kind 2] en heeft (mede daardoor) gedurende een aantal jaren geen invulling gegeven aan het gezamenlijk gezag over de kinderen.
13. Het hof is op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, en in aanmerking genomen dat de vader niet heeft aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat zich ten aanzien van zijn gedrag en houding een keer ten goede heeft voorgedaan, van oordeel dat het in het belang van [kind 1] en [kind 2] is dat de moeder voortaan alleen met het gezag over hen wordt belast. Naar 's hofs oordeel bestaat er een onaanvaard¬baar risico dat [kind 1] en [kind 2] bij het in stand laten van het gezamenlijk gezag klem of verloren zullen raken tussen beide ouders en het hof niet verwacht dat in deze situatie binnen afzienbare tijd verandering zal komen.
14. Het hof merkt ten overvloede op dat de moeder, nu zij voortaan alleen met het gezag over de kinderen zal worden belast, nog wel steeds gehouden is om de vader te voorzien van informatie over [kind 1] en [kind 2]. De gewijzigde gezagssituatie maakt dit niet anders.
De kosten van de procedure in hoger beroep
15. Het hof acht geen termen aanwezig om, zoals de moeder heeft verzocht, de kosten van deze procedure in hoger beroep ten laste te brengen van de vader en in zoverre dus af te wijken van het gebruik dat de kosten van een procedure tussen ex-partners worden gecompenseerd, met dien verstande dat ieder partij de eigen kosten draagt. Het daartoe door de moeder aangevoerde is onvoldoende.
Slotsom
16. Gelet op het voorgaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte;
bepaalt dat ieder partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, voorzitter, G.M. van der Meer en J. Hulsebosch, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 april 2011 in bijzijn van de griffier.