ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3265

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001200-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake exploitatie hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1947, was eerder vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar werd in hoger beroep geconfronteerd met nieuwe beschuldigingen met betrekking tot de exploitatie van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. Het hof oordeelde dat het exploiteren van een hennepkwekerij een hoog elektriciteitsverbruik met zich meebrengt, en dat de verdachte als exploitant verantwoordelijk was voor de energiekosten. Het hof concludeerde dat de verdachte de elektriciteit had afgetapt om te ontkomen aan de hoge kosten, wat leidde tot de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3, die betrekking hadden op de teelt van hennep en de diefstal van elektriciteit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeventien maanden, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het eerste feit, maar bevestigde de straf voor de bewezen feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001200-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-885080-07
Arrest van 27 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 29 april 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1947] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1 en 4 en hem wegens misdrijven ten laste gelegd onder 2 en 3 veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. De officier van justitie heeft zijn hoger beroep beperkt tot feit 1 en verdachte heeft zijn hoger beroep beperkt tot de feiten 2 en 3.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren hetgeen is ten laste gelegd onder feit 1, 2 en 3 en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2007, te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], (in een woning/perceel [adres]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4903 gram hennep en/of henneptoppen, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram (van een materiaal bevattende) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 24 januari 2007, te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/perceel gelegen aan de [straat]) (telkens) (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 24 januari 2007, te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in of uit een pand gelegen aan of bij de [straat], aldaar) heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) electrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) deze weg te nemen electrische energie (telkens) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 1 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Alhoewel verdachte in de ten laste gelegde periode in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven stond op het adres van zijn dochter, [adres] te [plaats 1] en hij zelf ook heeft verklaard dat hij aldaar zijn hoofdverblijfplaats had, blijkt uit andere bewijsmiddelen, waaraan het hof meer waarde hecht, dat verdachte zijn hoofdverblijf elders had, namelijk bij zijn ex-echtgenote.
Verdachte woonde niet in de woning waar de hennepkwekerij is aangetroffen. Er zijn geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de in de woning van zijn dochter aangetroffen hennep. Hij wordt dan ook van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
Vertrouwelijke correspondentie
De raadsman heeft terecht aan de orde gesteld dat zich in het dossier een kopie van een vertrouwelijke brief van een advocaat aan de verdachte bevindt. Deze brief had niet in het dossier opgenomen mogen worden en moet buiten beschouwing worden gelaten.
feit 2
Getuige [getuige 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij in opdracht van verdachte hennep knipte in de kwekerij te [plaats 2] en dat hij daarvoor werd betaald. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat de hennepkwekerij van verdachte was. [getuige 1] heeft zijn verklaring bij de rechter-commissaris herhaald.
Getuige [getuige 2] heeft tegenover de politie eveneens verklaard dat zij hennep knipte op verzoek van verdachte. Zij deed dat samen met de vrouw van verdachte en kreeg daarvoor € 12,50 per uur.
Deze getuigenverklaringen vinden steun in de documenten/administratie die zijn aangetroffen in het pand waarin de hennepkwekerij was gevestigd. Het hof hecht daarom geen geloof aan de verklaring van [getuige 2] die zij heeft afgelegd tegenover de rechter-commissaris en waarin zij haar bij de politie afgelegde verklaring heeft herroepen.
Het betoog van de raadsman dat de verklaring van de verhuurder van het pand waarin de hennepkwekerij was gevestigd niet te rijmen is met een deel van de bewezenverklaarde periode wordt verworpen. Bij de rechter-commissaris heeft de verhuurder verklaard dat hij voor 24 januari 2007 niet in het pand is geweest en dat hij daar praktisch ook nooit kwam. Aan de verklaring van deze getuige dat het pand 'netjes' was in januari 2006 hecht het hof daarom geen waarde, mede bezien in samenhang met andere bewijsmiddelen, die er juist wel op duiden dat er in de gehele ten laste gelegde periode een hennepkwekerij was gevestigd.
Gelet op het voorgaande acht het hof het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
feit 3
Ook het ten laste gelegde onder 3 acht het hof wettig en overtuigend bewezen. Uit de aangifte van het energiebedrijf blijkt dat de stroom voor de meter is omgeleid en afgetapt.
Nu uit de bewijsmiddelen van feit 2 blijkt dat de hennepkwekerij die in het pand was gevestigd werd gedreven door verdachte en de stroom kennelijk is afgetapt ten behoeve van de kwekerij, acht het hof ook bewezen dat verdachte degene is geweest die de stroom heeft afgetapt.
Dat de diefstal van electriciteit aan de verdachte kan worden toegerekend, blijkt ook uit het volgende:
Het is een feit van algemene bekend dat het exploiteren van een hennepkwekerij een hoog electriciteitsverbruik met zich mee brengt. Uit de berekening die is gemaakt door de energiemaatschappij van de hoeveelheid stroom die nodig moet zijn geweest om de aangetroffen kwekerij te kunnen laten functioneren, blijkt dat 469.161 kWh nodig moet zijn verbruikt.
Voor deze hoeveelheid verbruikte energie is nimmer een nota gestuurd door de energiemaatschappij. Verdachte had als exploitant van de hennepkwekerij en dus de drager van de energiekosten deze nota's moeten ontvangen en betalen. Op het uitblijven van deze nota's had verdachte moeten reageren, indien hij te goeder trouw was geweest. Verdachte heeft echter nimmer aan de bel getrokken bij de energiemaatschappij. Daarin vindt het hof bevestiging dat verdachte degene is geweest die de stroom heeft afgetapt om te ontkomen aan de hoge kosten.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij in de periode van 1 juli 2005 tot en met 24 januari 2007, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in een pand/perceel gelegen aan de [straat] telkens hoeveelheden hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 1 juli 2005 tot en met 24 januari 2007, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in een pand gelegen aan of bij de [straat], aldaar) heeft weggenomen een hoeveelheid electrische energie, toebehorende aan [bedrijf].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: diefstal, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het exploiteren van een hennepkwekerij, alsmede aan diefstal van elektrische energie ten behoeve van die kwekerij. Een deel van deze feiten heeft hij gepleegd terwijl hij in detentie zat in verband met een veroordeling van dit hof voor de exploitatie van een andere hennepkwekerij, zo blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 februari 2011. Verdachte trekt zich dus in het geheel niets aan van opgelegde straffen en gaat onverminderd door met het plegen van dezelfde feiten.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarom op zijn plaats. In beginsel kan het hof zich verenigen met de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Omdat in eerste aanleg echter sprake is geweest van overschrijding van de redelijke termijn met ruim drie maanden (de doorzoeking en inbeslagname vonden plaats op 24 januari 2007, het vonnis van de rechtbank dateert van 29 april 2009), zal de op te leggen straf worden bekort met 1 maand.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zeventien maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier.