ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3363

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000826-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dode hoek en vrijspraak van straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 28 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 21 september 2007, waarbij hij met zijn vrachtauto een fietser, [slachtoffer], aanreed. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en hem ontslagen van alle rechtsvervolging voor het subsidiair bewezen verklaarde. De officier van justitie ging in hoger beroep, wat leidde tot een herziening van de zaak.

Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, maar legde geen straf op. De verdachte had, ondanks dat hij had stilgestaan voor een rood verkeerslicht, niet voldoende gelet op de opstelstrook voor fietsers en had niet gewacht om te controleren of deze vrij was voordat hij wegreed. Het hof verwierp het verweer van de verdachte dat hij alles had gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om de aanrijding te voorkomen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet alles had gedaan wat van hem verwacht mocht worden, gezien de verkeerssituatie en de dode hoek van zijn voertuig.

De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde het primair ten laste gelegde niet bewezen, terwijl het subsidiair ten laste gelegde als bewezen werd verklaard. De verdachte werd echter niet bestraft, mede vanwege zijn schone strafblad en de onredelijke vertraging in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000826-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-753206-08
Arrest van 28 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 17 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde ontslagen van alle rechtsvervolging, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde, het subsidiair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte ter zake schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
verdachte op of omstreeks 21 september 2007, te [plaats1], (althans) in de gemeente [gemeente], als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (een trekker met oplegger) daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat1], komende uit de richting van Leeuwarden en gaande in de richting van [plaats2], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat verdachte roekeloos, althans zeer, in elk geval aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam is geweest, aangezien verdachte met het door hem bestuurde motorrijtuig bij of ter hoogte van de kruising of splitsing van die [straat1] met de [straat2], ter plaatse waar het verkeer door middel van in werking zijnde verkeerslichten werd geregeld en de door verdachte gevolgde rijbaan van die [straat1], gezien zijn rijrichting, na de ter plaatse aangebrachte stopstreep en voor die verkeerslichten, over de gehele breedte van die rijbaan was voorzien van een opstelstrook voor fietser, na (aanvankelijk) voor een in zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde te hebben stilgestaan en nadat dat verkeerslicht in zijn, verdachtes, rijrichting groen licht aangaf, zonder dat verdachte een Vrij en onbelemmerd (uit)zicht had op of over (nagenoeg) die (gehele) opstelstrook voor fietsers, vanuit stilstand is weggereden, althans het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in beweging heeft gebracht en/of die opstelstrook voor fietser is opgereden of overgereden, zonder zich er tevoren van te hebben vergewist dat die opstelstrook voor fietsers vrij was, waarbij of waarna hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig is aangereden of (op)gebotst tegen een zich vóór hem, verdachte, op die [straat1] in of op die opstelstrook voor fietsers bevindende bestuurder van een fiets, althans de achterzijde van die fiets, tengevolge, althans mede tengevolge, waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen en/of (vervolgens) door het door verdachte bestuurde motorrijtuig is overreden, waardoor, althans mede waardoor, de bestuurder van die fiets, [slachtoffer] geheten, zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een tot boven het ellebooggewricht geamputeerde linkerarm en/of een of meer gebroken ribben rechts en/of een ingeklapte rechter long en/of een beschadigde rechter hand, werd toegebracht of zodanig lichamelijk letsel (werd toegebracht) dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
verdachte op of omstreeks 21 september 2007, te [plaats1], (althans) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (een trekker met oplegger) daarmee heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat1], komende uit de richting van Leeuwarden en gaande in de richting van [plaats2], en toen bij of ter hoogte van de kruising of splitsing van die [straat1] met de [straat2], ter plaatse waar het verkeer door middel van in werking zijnde verkeerslichten werd geregeld en de door verdachte gevolgde rijbaan van die [straat1], gezien zijn rijrichting, na de ter plaatse aangebrachte stopstreep en voor die verkeerslichten, over de gehele breedte van die rijbaan was voorzien van een opstelstrook voor fietser, na (aanvankelijk) voor een in zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde te hebben stilgestaan en nadat dat verkeerslicht in zijn, verdachtes, rijrichting groen licht aangaf, zonder dat verdachte een vrij en onbelemmerd (uit)zicht had op of over (nagenoeg) die (gehele) opstelstrook voor fietsers, vanuit stilstand is weggereden, althans het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in beweging heeft gebracht en/of die opstelstrook voor fietser is opgereden of overgereden, zonder zich er tevoren van te hebben vergewist dat die opstelstrook voor fietsers vrij was, waarbij of waarna hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig is aangereden of (op)gebotst tegen een zich vóór hem, verdachte, op die [straat1] in of op die opstelstrook voor fietsers bevindende bestuurder van een fiets, althans de achterzijde van die fiets, tengevolge, althans mede tengevolge, waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen en/of (vervolgens) door het door verdachte bestuurde motorrijtuig is overreden en waarbij letsel aan (een) perso(o)n(en), te weten de bestuurder van die fiets, [slachtoffer] geheten, is ontstaan en/of schade aan (een) goed(eren) is toegebracht, door welke (verkeers)gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Vrijspraak
Het hof acht, evenals de advocaat-generaal en de raadsman, niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
subsidiair:
verdachte op 21 september 2007, te [plaats1], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (een trekker met oplegger) daarmee heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat1], komende uit de richting van Leeuwarden en gaande in de richting van [plaats2], en toen ter hoogte van de kruising van die [straat1] met de [straat2], ter plaatse waar het verkeer door middel van in werking zijnde verkeerslichten werd geregeld en de door verdachte gevolgde rijbaan van die [straat1], gezien zijn rijrichting, na de ter plaatse aangebrachte stopstreep en voor die verkeerslichten, over de gehele breedte van die rijbaan was voorzien van een opstelstrook voor fietser, na (aanvankelijk) voor een in zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde te hebben stilgestaan en nadat dat verkeerslicht in zijn, verdachtes, rijrichting groen licht aangaf, zonder dat verdachte een vrij en onbelemmerd (uit)zicht had op die gehele opstelstrook voor fietsers, vanuit stilstand is weggereden, die opstelstrook voor fietser is opgereden, zonder zich er tevoren van te hebben vergewist dat die opstelstrook voor fietsers vrij was, waarbij of waarna hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig is aangereden tegen een zich vóór hem, verdachte, op die [straat1] op die opstelstrook voor fietsers bevindende bestuurder van een fiets, tengevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen en vervolgens door het door verdachte bestuurde motorrijtuig is overreden en waarbij letsel aan een persoon, te weten de bestuurder van die fiets, [slachtoffer] geheten, is ontstaan en schade aan een goed is toegebracht, door welke (verkeers)gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte niet strafbaar is wegens afwezigheid van alle schuld, nu verdachte al wat redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om een aanrijding met [slachtoffer], die met zijn fiets op de opstelstrook voor fietsers stond, te voorkomen.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat verdachte met zijn vrachtauto op de rijbaan voor links afslaand verkeer, achter de speciaal voor fietsers bestemde opstelstrook, stond te wachten voor een rood licht uitstralend verkeerslicht. Toen het verkeerslicht ten behoeve van de rijbaan van verdachte en de fietsers in de opstelstrook op groen sprong, is verdachte opgetrokken. Hij heeft vervolgens de zich op de opstelstrook bevindende fietser, [slachtoffer], aangereden.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij, voordat hij met zijn vrachtauto (een trekker met oplegger) optrok, voortdurend heeft gecontroleerd of er zich fietsers in de dode hoek van de vrachtauto begaven. Verdachte heeft echter niet opgemerkt dat [slachtoffer] zich in de dode hoek van zijn combinatie heeft bevonden. Verdachte heeft voorts ter zitting van het hof verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat het zicht vanaf de bestuurdersplaats van de vrachtauto beperkt was in verband met een dode hoek aan de voorzijde van de cabine.
Het hof is van oordeel dat verdachte niet alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem had mogen worden verwacht nu verdachte, gelet op de daar toen geldende en hem - blijkens zijn verklaring ter zitting van het hof - bekende verkeerssituatie, een moment had kunnen en moeten wachten om eventueel aanwezige fietsers de gelegenheid te verschaffen weg te rijden uit de dode hoek. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Toepassing artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht
Bij de keuze van de in deze zaak passende strafrechtelijke afdoening heeft het hof gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op 21 september 2007 in [plaats1] gevaar op de weg veroorzaakt door met zijn vrachtauto de opstelstrook voor fietsers op te rijden zonder er zich van te hebben vergewist dat die opstelstrook was. Verdachte heeft daarbij [slachtoffer] aangereden en letsel veroorzaakt en schade toegebracht.
Het hof ziet in de omstandigheden waaronder het feit is begaan aanleiding te bepalen dat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Bij dat oordeel heeft het hof een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 maart 2011 betrokken, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. Voorts heeft het hof bij dit oordeel rekening gehouden met een onredelijke vertraging van de vervolging in de procedure in hoger beroep.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij
bepaalt dat aan verdachte [verdachte] geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mrs. Anjewierden en Meijer-Campfens buiten staan dit arrest mede te ondertekenen.