ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3811

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002772-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en medeplichtigheid aan overval en oplichting door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1965 en wonende te [woonplaats], was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door haar raadsman, mr. R.J. de Boer. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld voor verschillende misdrijven, waaronder oplichting en verduistering. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat het enige bewijs dat de verdachte een tip had gegeven aan de overvallers onbetrouwbaar was, omdat het afkomstig was van een medeverdachte met wie de verdachte in conflict was. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van medeplegen en medeplichtigheid aan de overval.

Daarnaast was de verdachte beschuldigd van oplichting van een bedrijf door zich voor te doen als een bonafide koper van verpakkingsmateriaal. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting, maar sprak haar vrij van de primair ten laste gelegde oplichting en verduistering. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 216 uren. De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, terwijl de vordering van [bedrijf] en [benadeelde 3] werd toegewezen. Het hof heeft de vorderingen tot schadevergoeding in hoger beroep gehandhaafd, waarbij de verdachte ook werd veroordeeld tot betaling aan de Staat voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002772-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-830071-08
Arrest van 4 mei 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 31 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 5 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, dat bewezen zal worden verklaard het ten laste gelegd onder 2 primair, 3 primair en 4 en dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet ontvankelijk zullen worden verklaard, dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 7.640,99, dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.970,- en dat voorts schadevergoedingsmaatregelen zullen worden opgelegd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 15 juli 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een voor de nachtrust bestemde tijd (ongeveer 02:45 uur) uit een woning, ([adres]), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een grote
hoeveelheid geld, sieraden en/of andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
waarbij verdachte en/of zijn/haar medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn medeverdachte(n) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar medeverdachte(n) die [benadeelde 1] onder stroom heeft/hebben gezet door middel van een stroomstootwapen en/of hem met een mes heeft/hebben gestoken;
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 15 juli 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een voor de nachtrust bestemde tijd (ongeveer 02:45 uur) uit een woning ([adres]) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een grote hoeveelheid geld en goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun medeverdachte(n) en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [benadeelde 1] met een stroomstootwapen onder stroom is gezet en/of met een mes in de hals/nek is gestoken,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 15 juli 2007, althans in een (korte) periode voorafgaand aan 15 juli 2007 in de gemeente [gemeente], en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen hebben/heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam zijn/is geweest door
*het verschaffen van een (beton)schaar of een ander gelijksoortig gereedschap, (ten einde de omheining door te knippen)
*die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] inlichtingen te verschaffen over
- de weg te nemen buit, alsmede de plaats waar in de woning die buit gevonden kon worden,
- het feit dat er van voornoemde woning altijd een raam openstond,
- de (mogelijke) afwezigheid van de bewoners, in verband met een ziekenhuisopname,
- de aanwezigheid van meerdere honden;
2.
zij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 mei 2007 tot en met 31 mei 2007 te [plaats 2], gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, van [bedrijf] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een grote hoeveelheid verpakkingsmateriaal, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voorgedaan als lasbedrijf [bedrijf 2], althans als een bonafide koper en aldus bereid en in staat zijnde dat verpakkingsmateriaal te kunnen kopen, waardoor van [bedrijf] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de periode 17 mei 2007 tot en met 3 augustus 2007 te [plaats 2], gemeente [gemeente], althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een grote hoeveelheid verpakkingsmateriaal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan van [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten op bestelling geleverd (maar nog niet betaald), onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
zij in of omstreeks 17 juni 2007 tot en met 19 juni 2007 te [plaats 2], gemeente [gemeente], althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van 325 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid via internet een hoeveelheid chocolade te koop aangeboden, en toen die persoon aangaf dat/die goed(eren) te willen kopen, die persoon heeft gevraagd een (aan)betaling voor dat/die goed(eren) over te maken op een ten name van verdachte en/of haar mededader(s) gestelde bankrekening, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon heeft voorgedaan als bonafide verkoper van dat/die goed(eren), waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de periode 17 juni 2007 tot en met 29 juni 2007 te [plaats 2], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk euro 325,-, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als aanbetaling voor chocolade, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
4.
zij in of omstreeks 1 april 2007 tot en met 8 december 2007 te [plaats 2], gemeente [gemeente], althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid huisraad (te weten: 2 tweepersoonsbedden met matrassen, 2 televisie's, bankstel, TV-meubel,
boekenkast, stereoset, grasmaaier, tuinhaspel, houten tafel, 4 leren stoelen, wasmachine en droger, bureaustoel, kinderkamer inventaris, droogrek, stofzuiger, kruimeldief, en halogeenlamp) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten in bruikleen/huur, onder zich had(den), wederrechtelijk zich hebben toegeëigend.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair en subsidiair en onder 3 primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
feit 1
Verdachte heeft ontkend dat zij op enigerlei betrokken is geweest bij het geven van een tip voorafgaande aan de overval op de woning te [plaats].
Het enige concrete bewijsmiddel waaruit blijkt dat het verdachte is geweest die een tip heeft gegeven aan de overvallers, is naar het oordeel van het hof onbetrouwbaar. Dit bewijsmiddel betreft een verklaring afkomstig van medeverdachte [medeverdachte 3], met wie verdachte ten tijde van het afleggen van die verklaring ernstig gebrouilleerd was. Deze verklaring zal daarom niet voor het bewijs worden gebruikt.
Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van medeplegen dan wel medeplichtigheid aan de overval te [plaats].
feit 3
Verdachte heeft op het internet chocolade te koop aangeboden. Uit het dossier blijkt dat verdachte inderdaad beschikte over partijen chocolade. Nadat een koper zich had gemeld heeft deze het geld aan verdachte overgemaakt.
Dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, omdat zij op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst nimmer van plan zou zijn geweest de chocolade te leveren, blijkt niet uit enig bewijsmiddel. Van de primair ten laste gelegde oplichting moet zij dan ook worden vrijgesproken.
Dat geldt eveneens voor het subsidiair ten laste gelegde. Verdachte is rechtmatige eigenaar geworden van het geld van de koper van de chocolade op het moment dat zij dat geld ontving na het sluiten van de koopovereenkomst. Dat geld behoort haar dus toe vanaf het moment dat zij dat heeft ontvangen. Verdachte heeft vervolgens niet voldaan aan haar verplichting tot levering van de chocolade aan de koper. Maar deze in civielrechtelijke zin toerekenbare tekortkoming in haar leveringsverplichting en de mogelijk daaruit voortvloeiende verplichting om de aankoopsom aan koopster terug te betalen, impliceert niet zonder meer dat in strafrechtelijke zin kan worden gesproken van een wederrechtelijke toe-eigening van de aanbetaling.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 17 mei 2007 tot en met 31 mei 2007 te [plaats 2], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen, van [bedrijf] telkens heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid verpakkingsmateriaal, hebbende verdachte en haar mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid voorgedaan als lasbedrijf [bedrijf 2], en aldus bereid en in staat zijnde dat verpakkingsmateriaal te kunnen kopen, waardoor van [bedrijf] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
zij in de periode van 1 april 2007 tot en met 8 december 2007 te [plaats 2], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een hoeveelheid huisraad (te weten: 1 tweepersoonsbed, 1 televisie, TV-meubel, grasmaaier, tuinhaspel, wasmachine en droger, bureaustoel, droogrek) toebehorende aan [benadeelde 3], welke goederen verdachte en haar mededader anders dan door misdrijf, te weten in bruikleen/huur, onder zich hadden, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
2 primair: medeplegen van oplichting;
feit 4: medeplegen van verduistering.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan oplichting van een bedrijf door dit bedrijf te bewegen tot afgifte van goederen. Dit bedrijf dacht te maken te hebben met lasbedrijf [bedrijf 2], maar dat bedrijf was al ruim voor het bestellen van de goederen failliet verklaard. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van een inventaris van een woning die zij en haar medeverdachte huurden.
Door haar handelen heeft verdachte schade veroorzaakt voor de gedupeerden. Verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben van andermans eigendomsrecht. Daarom acht het hof ene voorwaardelijke gevangenisstraf van twee manden noodzakelijk, zij het dat die gevangenisstraf geheel voorwaardelijk wordt opgelegd. Daarnaast zal een werkstraf worden opgelegd. In beginsel is de maximaal op te leggen werkstraf een passende bestraffing, maar omdat in hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van zes maanden, zal de werkstraf met 10% worden bekort tot 216 uren.
Benadeelde partijen
[benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, maar hun vordering tot schadevergoeding is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep hebben zij hun vordering gehandhaafd. Daarom duurt hun voeging ter zake van de in eerste aanleg ingediende vordering tot schadevergoeding in hoger beroep voort.
Aan de verdachte wordt ter zake van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast. De benadeelde partijen dienen daarom in hun vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partijen in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
[bedrijf]
De benadeelde partij [bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich in het geding in eerste aanleg gevoegd en haar vordering is geheel toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep voort.
Verdachte heeft de vordering niet inhoudelijk betwist. De vordering is geheel toewijsbaar, zulks hoofdelijk, in die zin dat de verdachte jegens de benadeelde partij niet tot vergoeding van dit bedrag is gehouden, voor zover haar mededader het bedrag reeds heeft voldaan. Verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in het geding in eerste aanleg gevoegd en zijn vordering is deels (tot een bedrag van € 109,-) toegewezen. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zijn vordering tot schadevergoeding gehandhaafd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep voort.
Verdachte heeft de vordering niet inhoudelijk betwist. Gelet op de bewezenverklaring en de door de benadeelde partij opgegeven bedragen behorende bij de verduisterde goederen is de vordering is toewijsbaar tot een bedrag van € 1736,50, zulks hoofdelijk, in die zin dat de verdachte jegens de benadeelde partij niet tot vergoeding van dit bedrag is gehouden, voor zover haar mededader het bedrag reeds heeft voldaan. Verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in het meer of anders gevorderde.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van onder 5 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 2 primair en 4 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdzestien uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdacht dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van zevenduizend zeshonderdveertig euro en negenennegentig cent, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [bedrijf] gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenduizend zeshonderdveertig euro en negenennegentig cent ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf], [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drieënzeventig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 3], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend zevenhonderdzesendertig euro en vijftig cent, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 3] gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend zevenhonderdzesendertig euro en vijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3],[woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zevenentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. L.T. Wemes, en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Greve buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.