Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001411-10
Uitspraak d.d.: 4 mei 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 11 januari 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 april 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het voornoemde vonnis van de eerste rechter. In dit vonnis is aan verdachte een werkstraf van 20 uren, waarvan 14 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, opgelegd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer], tegen de/een be(e)n(en) heeft getrapt en/of geschopt en/of aan/bij de haren heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) (met kracht) aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juli 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [slachtoffer], tegen de benen heeft getrapt en bij de haren heeft gepakt en vervolgens met kracht aan de haren heeft getrokken, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 17 juli 2009 zijn echtgenote mishandeld, door haar te trappen en aan de haren te trekken. Hij heeft zijn gedragingen begaan in de aanwezigheid van het destijds
13-jarige dochtertje van aangeefster, dat hierdoor noodgedwongen getuige was van de mishandeling van haar moeder. Door aldus te handelen heeft verdachte de lichamelijk integriteit van zijn echtgenote geschonden. Verdachte heeft bovendien het veiligheidsgevoel van aangeefster in de huiselijke omgeving, een omgeving waar iemand zich juist veilig zou moeten kunnen voelen, aangetast.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van
8 maart 2011, waaruit ten nadele van verdachte blijkt dat hij eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens mishandeling (huiselijk geweld). Deze veroordeling heeft verdachte er echter niet van weerhouden het thans bewezen verklaarde feit te begaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, een passende en noodzakelijke bestraffing is. Het hof ziet in de ernst van het feit aanleiding om ten nadele van verdachte af te wijken van de vordering van de advocaat-generaal.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enig in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 4 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P. Koolschijn en mr. J. Dolfing zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.