Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003057-08
Uitspraak d.d.: 4 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 3 december 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
wonende te [woonplaats], [adres], [postcode].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep van verdachte is bij akte rechtsmiddel beperkt tot de veroordeling ter zake van feit 1. Derhalve is slechts het onder 1 ten laste gelegde aan hoger beroep onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 115 dagen, waarvan 79 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de straf ter zake van het niet aan hoger beroep onderworpen en door de eerste rechter bewezen verklaarde feit 2 zal bepalen op 10 dagen gevangenisstraf. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.W. Brouwer, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft verdachte ter zake van feiten 1 en 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 136 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Hij heeft verdachte ter zake van het ten laste gelegde onder 3 vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 21 augustus 2008 te [plaats], gemeente [gemeente] en/of [gemeente 2] in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of diens echtgenote ([slachtoffer 2]), in elk geval van een ander, (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of diens echtgenote in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] en/of die echtgenote telefonisch benaderd/lastig gevallen en/of mondeling en/of (daarbij) de voicemail ingesproken en/of sms berichten verzonden onder meer met teksten inhoudende: "als je in [plaats 2] komt, dan ben je niet van mij af, dan zal je wat beleven" en/of "ik laat jullie dochter nooit met rust, zij hoort bij mij" en/of "ik laat jullie niet met rust" en/of "als je in [plaats 2] komt, dan beleef je wat, want dan maak ik je kapot" en/of
- meermalen zich opgehouden in de buurt van die [slachtoffer 1] en/of van de echtgenote van [slachtoffer 1].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof het verweer gevoerd dat er - ten aanzien van de handelingen van verdachte - geen sprake was van stelselmatigheid. Derhalve kan er geen veroordeling ter zake van belaging volgen en dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
[slachtoffer 1] heeft op 10 juli 2008 en op 21 augustus 2008 aangifte en klacht gedaan ter zake van belaging door verdachte. De echtgenote van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], is door de politie gehoord en zij heeft de door [slachtoffer 1] beschreven feiten bevestigd. Uit deze verklaringen leidt het hof onder meer het navolgende af.
Verdachte heeft een relatie gehad met de dochter van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Medio januari 2008 is deze relatie verbroken. Sindsdien heeft verdachte [slachtoffer 1] en zijn echtgenote lastiggevallen. Verdachte heeft met regelmaat naar het huis van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebeld. Wanneer [slachtoffer 2] de telefoon opnam, uitte verdachte bedreigende teksten. Verdachte heeft meermalen per dag en meerdere dagen per week gebeld. [slachtoffer 1] schatte op 10 juli 2008 dat verdachte tot dan toe ongeveer 40 keer heeft gebeld. Daarnaast belde verdachte ook
's nachts. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] herkenden verdachte aan zijn stem of verdachte gaf zijn naam op. [slachtoffer 2] was daarvan onder de indruk. [slachtoffer 1] heeft er van wakker gelegen.
's Ochtends was hij moe en gefrustreerd. Voorts heeft verdachte meermalen de persoonlijke confrontatie gezocht met de echtgenote van [slachtoffer 1], onder meer in winkels in [plaats 2]. Aldaar heeft hij de echtgenote van [slachtoffer 1] beledigd in het bijzijn van het winkelend publiek. Verdachte heeft de feiten gedurende een periode van ruim 7 maanden gepleegd.
Naar het oordeel van het hof vormen de hierboven omschreven gedragingen - beoordeeld naar de aard, duur, frequentie en intensiteit van die gedragingen - een wederrechtelijke opzettelijke stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] werd gedwongen de gedragingen van verdachte - jegens hem en indirect jegens hem via zijn echtgenote - te dulden en door deze gedragingen werd hem vrees aangejaagd. Derhalve verwerpt het hof het verweer van de raadsman en komt het tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 21 augustus 2008 te [plaats], gemeente [gemeente] en [gemeente 2] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] en/of zijn echtgenote telefonisch benaderd/lastig gevallen onder meer met teksten inhoudende: "als je in [plaats 2] komt, dan ben je niet van mij af, dan zal je wat beleven" en "ik laat jullie dochter nooit met rust, zij hoort bij mij" en "ik laat jullie niet met rust" en "als je in [plaats 2] komt, dan beleef je wat, want dan maak ik je kapot" en
- zich opgehouden in de buurt van die [slachtoffer 1] en/of van de echtgenote van [slachtoffer 1].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer 1]. Hij heeft [slachtoffer 1] direct, en indirect via diens echtgenote, gedurende een lange periode telefonisch lastig gevallen, waarbij hij meermalen bedreigingen heeft geuit. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 1] en diens echtgenote ook in persoon lastig gevallen. Zo heeft hij de echtgenote van [slachtoffer 1] - ten overstaan van winkelend publiek - uitgescholden. De gedragingen van verdachte hebben een diepe indruk gemaakt op [slachtoffer 1] - die ten tijde van de gedragingen al in de zeventig was. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan dergelijke gedragingen, zonder zich te bekommeren om de gevolgen die deze gedragingen kunnen hebben voor anderen.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van
8 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder belaging. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw - langdurig - in de fout te gaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 126 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een passende en noodzakelijke bestraffing is. Een lichtere strafmodaliteit komt thans, gelet op de ernst van het gepleegde feit en verdachtes strafrechtelijk verleden, niet meer in aanmerking. Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient tevens als stok achter de deur, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Het hof ziet echter in de overschrijding van de redelijke termijn - de zaak is niet binnen 2 jaren na het instellen van het rechtsmiddel op 16 december 2008 afgedaan in hoger beroep - reden om op voormelde gevangenisstraf 11 dagen in mindering te brengen en ook het voorwaardelijk deel te bekorten, zodat een gevangenisstraf voor de duur van 115 dagen, waarvan 79 dagen voorwaardelijk, opgelegd dient te worden.
Voor toezicht van de reclassering is thans geen aanleiding, omdat verdachte thans voldoende hulp en begeleiding heeft, onder anderen van zijn psychologe.
Ten aanzien van het niet aan hoger beroep onderworpen door de politierechter in de rechtbank Assen bij vonnis van 3 december 2008 onder 2 bewezen verklaarde feit zal het hof de straf, op de voet van het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen. Een en ander brengt mee dat verdachte niet opnieuw detentie hoeft te ondergaan, aangezien hij reeds 46 dagen in voorarrest heeft doorgebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 115 (honderdvijftien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 79 (negenenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt de straf de verdachte bij vonnis d.d. 3 december 2008 door de politierechter Assen opgelegd ter zake van het niet aan hoger beroep onderworpen bewezen verklaarde feit 2 op:
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) dagen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 4 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J. Dolfing en mr. P. Koolschijn zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.