ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3972

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002175-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in vereniging met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1978 en wonende in [woonplaats], werd beschuldigd van poging tot inbraak in vereniging. De tenlastelegging omvatte meerdere handelingen, waaronder het inslaan van een raam en het openbreken van een brandkast, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van goederen uit een bedrijfspand. De verdachte heeft samen met mededaders een plan gemaakt om in te breken, waarbij hij op de uitkijk stond terwijl zijn mededaders de inbraak uitvoerden. Het hof oordeelde dat de verdachte doordacht en berekenend heeft gehandeld, en dat hij louter uit eigen gewin inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van het bedrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 140 uren, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [bedrijf], tot schadevergoeding van EUR 712,74 toegewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte aansprakelijk stelde voor de schade.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002175-10
Uitspraak d.d.: 10 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 15 september 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
wonende te [woonplaats], [adres],.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 april 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. R.C. Honig, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 april 2009 in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het bedrijfspand, gelegen aan de [adres], weg te nemen goederen van zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot genoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s):
- een raam heeft ingeslagen, althans kapot gemaakt en/of
- via dat kapotte raam het bedrijfspand is binnengeklommen en/of
- het alarmsysteem buiten werking heeft gesteld en/of
- het bedrijfspand is doorgelopen en/of heeft doorzocht en/of
- (daarbij) een gat in een tussenmuur heeft geslagen, althans gemaakt en/of
- de brandkast heeft opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
verdachte's mededader(s) op of omstreeks 23 april 2009 in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het bedrijfspand, gelegen aan de [adres], weg te nemen goederen van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot genoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging, althans alleen,:
- een raam heeft/hebben ingeslagen, althans kapot gemaakt en/of
- via dat kapotte raam het bedrijfspand is/zijn binnengeklommen en/of
-- het alarmsysteem buiten werking heeft/hebben gesteld en/of
- het bedrijfspand is/zijn doorgelopen en/of heeft/hebben doorzocht en/of
- (daarbij) een gat in een tussenmuur heeft/hebben geslagen, althans gemaakt en/of
- de brandkast heeft/hebben opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 april 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk behulpzaam is geweest door, terwijl verdachte's mededader(s) zich de toegang tot voornoemd pand verschaften en zich in voornoemd pand bevonden, op de uitkijk te staan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 april 2009 in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het bedrijfspand, gelegen aan de [adres], weg te nemen goederen van zijn gading toebehorende aan het bedrijf [bedrijf] en zich daarbij de toegang tot genoemd pand te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak,
met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededaders:
- een raam heeft ingeslagen en
- via dat kapotte raam het bedrijfspand is binnengeklommen en
- het bedrijfspand is doorgelopen en heeft doorzocht en
- daarbij een gat in een tussenmuur heeft gemaakt en
- de brandkast heeft opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft deelgenomen aan een poging tot inbraak uit een bedrijfspand. Verdachte en zijn mededaders hebben daarbij doordacht en berekenend gehandeld. Zo is verdachte vooraf benaderd om deel te nemen aan de inbraak, heeft hij daarmee ingestemd in ruil voor een deel van de verwachte buit en is verdachte - tezamen met zijn mededaders - vanuit [plaats] naar de gemeente [gemeente] gereisd met als doel de geplande inbraak te plegen.
Door aldus te handelen heeft verdachte louter uit eigen gewin inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het bedrijf [bedrijf], alsmede schade en overlast veroorzaakt voor dat bedrijf.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 februari 2010 blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake van soortgelijke vermogensdelicten.
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte onder meer naar voren gebracht dat hij zijn leven sinds enkele jaren op orde heeft. Hij draagt nu de verantwoordelijkheid van een gezin en dat heeft hem doen beseffen dat hij zijn leven moet beteren. Oplegging van een gevangenisstraf zou zijn huidige situatie doorkruisen, aldus verdachte.
Uit de hiervoor genoemde justitiële documentatie blijkt dat verdachte na het plegen van het onderhavige feit niet opnieuw dergelijke strafbare feiten heeft begaan, hetgeen erop kan duiden dat verdachte daadwerkelijk een andere wending aan zijn leven heeft gegeven.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Gelet op professionaliteit waarmee het feit is gepleegd en de ernstige recidive van verdachte, legt het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur op dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (t.a.v. [vertegenwoordiger])
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.130,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 712,74. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 70 (zeventig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (t.a.v. [vertegenwoordiger])
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [bedrijf], terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 712,74 (zevenhonderdtwaalf euro en vierenzeventig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf], een bedrag te betalen van EUR 712,74 (zevenhonderdtwaalf euro en vierenzeventig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededaders van verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. S. Zwerwer, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. W.F. van Zant, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kuiper, griffier,
en op 26 april 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken,
zijnde mr. W.F. van Zant buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.