Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002946-09
Uitspraak d.d.: 10 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 4 november 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 februari 2011 en 26 april 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van de tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid en veroordeling ter zake van mishandeling tot een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, welk toezicht mede kan inhouden deelname aan een agressieregulatietraining.. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M. Baijens, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 maart 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn (stief)vader , althans een persoon, te weten [slachtoffer], heeft geslagen en/of het hoofd van die [slachtoffer] op een tafel heeft gedrukt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat in relatief geringe zaken als de onderhavige een meer gepaste aanwending van de middelen zou moeten nastreven dan de hier ingestelde vervolging. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel houdt in, dat het openbaar ministerie bevoegd is af te zien van vervolging op gronden aan het algemeen belang ontleend. De wijze waarop - in geval van vervolging - die belangenafweging heeft plaatsgevonden staat in beginsel niet ter beoordeling van de rechter. Dit is slechts anders indien de vervolging in strijd zou zijn met wettelijke of verdragsrechtelijke voorschriften en/of algemene beginselen van behoorlijk strafprocesrecht. Gesteld noch gebleken is dat die situatie zich in het onderhavige geval voordoet.
Het hof verwerpt het verweer en acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 maart 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend het hoofd van zijn stiefvader [slachtoffer] op een tafel heeft gedrukt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof naar voren gebracht dat verdachte uit psychische overmacht heeft gehandeld.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 11 april 2006, LJN AU9130) geldt dat niet ieder ter terechtzitting ingenomen standpunt bij niet-aanvaarding noopt tot een nadere motivering. De raadsman dient zijn standpunt duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de feitenrechter naar voren te brengen. Hetgeen door de raadsman aan het beroep op psychische overmacht ten grondslag is gelegd, kan niet als zodanig worden opgevat.
Oplegging van straf en/of maatregel
Bij de keuze van de in deze zaak passende strafrechtelijke afdoening heeft het hof gelet op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tegen de rug van zijn stiefvader geduwd, waardoor zijn stiefvader met zijn hoofd de tafel raakte. Duidelijk is geworden dat een geëscaleerd conflict in de gezinssituatie hierbij aanleiding is geweest.
Het hof acht het raadzaam te bepalen dat, in verband met omstandigheden waaronder het feit is begaan en het gegeven dat het feit ruim drie jaar geleden in de gezinssfeer heeft plaatsgevonden, alsmede in verband met de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Naar het oordeel van het hof dient oplegging van een straf hier geen redelijk doel meer. Daarbij neemt het hof eveneens in overweging dat in een andere aanhangige strafzaak jegens verdachte een rapportage is opgemaakt door de reclassering waarin reeds een behandeling wordt geadviseerd. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om vooruit te lopen op die strafzaak, door in de onderhavige strafzaak verdachte bij bijzondere voorwaarde onder reclasseringstoezicht te stellen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. S. Zwerwer, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. W.F. van Zant, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kuiper, griffier,
en op 26 april 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken,
zijnde mr. W.F. van Zant buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.