ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5037

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.072.448
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van kosten voor kinderen en onderhoudsplicht van de vader jegens stiefkinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, ging het om de wijziging van de kinderalimentatie na een echtscheiding. De man, appellant, verzocht om de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 26 mei 2010 te vernietigen, waarin de vrouw, geïntimeerde, een verhoging van de alimentatie voor de kinderen had aangevraagd. De rechtbank had de bijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vastgesteld op € 428,-- per kind per maand, maar de man betwistte deze hoogte en stelde dat zijn draagkracht niet toereikend was voor dit bedrag. De man had inmiddels een nieuwe partner en was ook onderhoudsplichtig voor haar kinderen. Het hof beoordeelde de financiële situatie van beide partijen, inclusief hun inkomsten en uitgaven, en kwam tot de conclusie dat de behoefte van de kinderen € 393,-- per kind per maand bedroeg. De man was in staat om een lagere bijdrage te betalen, die werd vastgesteld op € 295,-- per kind per maand voor de periode van 16 oktober 2009 tot 1 maart 2010, € 270,-- per kind per maand van 1 maart 2010 tot 20 september 2010, en € 255,-- per kind per maand vanaf 20 september 2010. Het hof oordeelde dat de man, gezien zijn nieuwe huwelijk en de bijkomende verantwoordelijkheden, niet in staat was om de eerder vastgestelde alimentatie te blijven betalen. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en de nieuwe alimentatiebedragen werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de financiële draagkracht van beide ouders in overweging te nemen bij het vaststellen van kinderalimentatie, evenals de impact van nieuwe relaties op de onderhoudsplicht.

Uitspraak

Beschikking d.d. 29 maart 2011
Zaaknummer 200.072.448
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. F.P. van Dalen, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.J. de Vries, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 26 mei 2010 heeft de rechtbank Leeuwarden het verzoek van de vrouw tot wijziging van de beschikking van [2007] van de rechtbank Leeuwarden en het daaraan gehechte, op 6 juli 2007 tussen partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant toegewezen en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1], geboren op [1994] te [geboorteplaats], en [kind 2], geboren op [1999] in de gemeente [geboorteplaats], met ingang van 16 oktober 2009 bepaald op € 428,-- per kind per maand en het verzoek van de vrouw tot wijziging van de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 3], geboren op [1995] te [geboorteplaats], afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 25 augustus 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 26 mei 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende het inleidende verzoek van de vrouw af te wijzen, althans de vrouw in dit verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 6 oktober 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht het beroep van de man af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken.
Op 17 februari 2[kind 1] gehoord door een raadsheer-commissaris.
Ter zitting van 17 februari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man en de vrouw, bijgestaan door hun advocaat. Door mr. Van Dalen en mr. De Vries zijn pleitaantekeningen overgelegd.
De beoordeling
Nagekomen stukken
1. Bij de griffie van het hof zijn een brief van 4 februari 2011 met bijlagen en een faxbericht van 7 februari 2011 van mr. De Vries en een brief van 4 februari 2011 met bijlagen en een faxbericht van 8 februari 2011 van mr. Van Dalen binnengekomen. Hoewel deze stukken meer dan tien kalenderdagen voorafgaand aan de zitting door het hof zijn ontvangen, voert zowel mr. Van Dalen als mr. De Vries aan dat de wederpartij - gelet op de datum van de stukken en de omvang van de bijlagen - de stukken eerder had moeten indienen. Mr. De Vries verzoekt de stukken van de man buiten beschouwing te laten, dan wel hem een termijn te geven om op de stukken van de man te reageren.
2. Het hof zal de stukken in de beoordeling in de onderhavige zaak betrekken. Aan mr. De Vries zal geen nadere termijn worden geboden om op de stukken te reageren. Het hof overweegt daartoe het volgende. Beide partijen hebben vlak voor de termijn van tien dagen diverse stukken overgelegd. De stukken zijn weliswaar van enige omvang, maar niet zodanig dat partijen onvoldoende tijd hebben gehad om de stukken te beoordelen en daarop te reageren. Bovendien zijn de overgelegde stukken niet moeilijk te doorgronden. Het hof is van oordeel dat partijen niet in hun belangen zijn geschaad.
De vaststaande feiten
3. Partijen zijn op [1993] met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn [kind 1], [kind 3] en [kind 2] geboren.
4. Het huwelijk tussen partijen is op [2007] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van [2007] in de registers van de burgerlijke stand.
5. Aanvankelijk hadden de drie minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vrouw. Sinds november 2009 heeft [kind 3] zijn hoofdverblijf bij de man. [kind 1] en [kind 2] verblijven nog steeds bij de vrouw.
6. De man woont samen met zijn nieuwe partner, mevrouw [naam]. Op
20 september 2010 zijn zij met elkaar getrouwd. Uit de vorige relatie van [naam] is op 30 november 1997 Sanne geboren en op 19 juli 2001 Karlein. Beide minderjarigen verblijven in het gezin van de man en [naam].
7. Bij echtscheidingsconvenant van 6 juli 2007 zijn partijen onder meer overeengekomen dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1], [kind 3] en [kind 2] dient te voldoen van
€ 235,-- per kind per maand. Door indexering bedroeg deze bijdrage in 2009
€ 249,54 per kind per maand. Het echtscheidingsconvenant maakt deel uit van de echtscheidingsbeschikking van [2007].
8. Bij haar inleidend verzoek heeft de vrouw verzocht de overeengekomen bijdrage te wijzigen, in die zin dat de man voortaan een bijdrage van € 428,-- per kind per maand dient te voldoen. De rechtbank heeft op dat verzoek beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De man heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld.
De omvang van het appel
9. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot wijziging van de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 3] afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat [kind 3] sinds november 2009 bij de man verblijft, zodat de onderhoudsplicht van de man alleen [kind 1] en [kind 2] betreft.
10. Nu geen van partijen heeft gegriefd tegen de afwijzing van het verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie ten behoeve van [kind 3] en de man voorts heeft verzocht om de inleidende verzoeken van de vrouw af te wijzen, begrijpt het hof het hoger beroep van de man aldus dat niet is bedoeld de onderhoudsbijdrage ten behoeve van [kind 3] ter beoordeling aan het hof voor te leggen. Het hof zal daarom alleen de onderhoudsbijdragen voor [kind 1] en [kind 2] beoordelen.
De geschilpunten
11. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
* de behoefte van de minderjarigen;
* de draagkracht van de vrouw en wel op de volgende punten:
o het inkomen;
o de woonlasten;
o het eigen risico;
o de aflossing van de schuld;
* de draagkracht van de man en wel op de volgende punten:
o het inkomen;
o de te hanteren bijstandsnorm;
o de woonlasten;
o de verdeling van de draagkrachtruimte.
De overwegingen
De behoefte van de minderjarigen
12. De rechtbank heeft bepaald dat de behoefte van de minderjarigen € 428,-- per kind per maand is. Dit is gebaseerd op het door de vrouw gestelde netto besteedbaar inkomen van partijen ten tijde van het huwelijk van € 4.368,-- netto per maand. De man betwist dit inkomen en stelt - onder verwijzing naar de door hem overgelegde jaaropgave 2009 - dat het netto besteedbaar inkomen € 3.965,-- per maand bedroeg. Op grond hiervan dient de behoefte van de kinderen volgens de man te worden bepaald op een bedrag van € 377,-- per kind per maand.
13. De kinderbijdrage zal conform de Trema normen worden bepaald aan de hand van het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen ten tijde van het uiteengaan. Het huwelijk tussen partijen is ontbonden in 2007, zodat het gezinsinkomen over 2007 als uitgangspunt dient te worden genomen. Ter zitting is gebleken dat de vrouw is begonnen met werken rond dezelfde periode waarin partijen uit elkaar zijn gegaan. Voor verhoging van de behoefte van de kinderen is het noodzakelijk dat de hogere inkomsten gedurende een zekere tijd tot het gezinsinkomen hebben behoord. Nu de vrouw nog maar gedurende korte tijd inkomsten genoot toen het huwelijk van partijen werd beëindigd, leidt dit extra inkomen niet tot verhoging van de behoefte van de kinderen.
14. Gelet op het voorgaande is het inkomen van de man bepalend voor de behoefte van de kinderen. De vrouw stelt terecht dat de man geen inkomensgegevens over 2007 heeft overgelegd. Het hof volgt de vrouw echter niet in haar stelling dat daarom het door haar gestelde gezinsinkomen als uitgangspunt moet worden gehanteerd. Ook de vrouw heeft immers geen gegevens over 2007 overgelegd. Daar komt bij dat de man zijn jaaropgave over 2009 heeft overgelegd en heeft gesteld dat dat inkomen ten opzichte van het jaar 2007 niet is gewijzigd dan wel iets hoger is geworden dan in 2007. De vrouw heeft dat erkend. Gelet hierop zal een behoefteberekening aan de hand van de inkomensgegevens over 2009 op ten minste dezelfde behoefte uitkomen als wanneer die berekening zou worden gebaseerd op de gegevens over 2007. Het hof zal daarom bij die berekening uitgaan van de gegevens die blijken uit de door de man overgelegde jaaropgave over 2009.
15. Uit die jaaropgave blijkt een bruto loon van € 81.923,-- per jaar. De loonheffing over 2009 bedroeg € 32.115,--, zodat het nettoloon in 2009 (€ 81.923,-- minus
€ 32.115,-- =) € 49.808,-- per jaar bedroeg. Dit is een netto gezinsinkomen van
€ 4.150,-- per maand.
16. Uitgaande van de CBS-Nibud tabel met betrekking tot het eigen aandeel in de kosten van kinderen, de leeftijd van de kinderen (4 kinderbijslagpunten) en het hiervoor berekende gezinsinkomen, is het hof van oordeel dat de behoefte van de kinderen in redelijkheid dient te worden bepaald op € 393,-- per kind per maand.
De draagkracht van de vrouw
* Het inkomen
17. Mede gezien de leeftijd van de kinderen is de man van mening dat de vrouw geacht kan worden meer inkomsten te kunnen genereren door een fulltime dienstbetrekking te aanvaarden. De vrouw heeft geen medische beperkingen. Gelet hierop is de man van mening dat de vrouw kan worden geacht voor de helft in de behoefte van de kinderen bij te dragen.
18. Wat er ook zij van deze stelling, het hof zal daarmee geen rekening houden bij de beoordeling van de draagkracht van de vrouw. Daartoe overweegt het hof dat bij vaststelling van kinderalimentatie alleen gekeken wordt naar de daadwerkelijke inkomsten van de verzorgende ouder en niet naar de verdiencapaciteit, omdat de nadelige consequenties, die honorering van de stelling van de man tot gevolg hebben, niet voor rekening van de minderjarigen mogen komen. Het hof gaat derhalve uit van het inkomen van de vrouw zoals dat blijkt uit de door haar overgelegde jaaropgaven over 2010.
19. De man stelt dat de vrouw in 2009 een PGB van € 11.353,-- heeft ontvangen. De vrouw erkent dit. Zij stelt echter dat zij thans geen PGB meer ontvangt. Volgens haar had het PGB alleen betrekking op [kind 3]. Aangezien [kind 3] sinds november 2009 bij de man verblijft, heeft zij geen recht meer op het PGB. De man betwist dat het PGB alleen op [kind 3] betrekking had.
20. Het hof stelt voorop dat een PGB in de draagkrachtberekening als inkomen dient te worden meegenomen. De stelling van de vrouw, dat het PGB alleen voor [kind 3] was bedoeld, blijkt niet uit de door haar overgelegde stukken. Daaruit blijkt wel dat [kind 1] en [kind 2], net als [kind 3], zijn gediagnosticeerd met ADHD. Gelet hierop en gelet op de betwisting door de man is het hof van oordeel dat de vrouw haar stelling nader had moeten onderbouwen met stukken. Nu zij dat niet heeft gedaan, gaat het hof ervan uit dat het in 2009 ontvangen PGB ook betrekking had op [kind 1] en [kind 2]. Nu niet is gebleken dat de vrouw in 2010 geen PGB voor hen heeft ontvangen, zal het hof in de draagkrachtberekening een tweederde deel van het in 2009 ontvangen PGB, zijnde € 7.569,--, meenemen. Om redenen van doelmatigheid zal het hof dit inkomen uit PGB meteen vanaf de ingangsdatum van de wijziging, zijnde 16 oktober 2009, in de berekening opnemen.
21. Het hof is met de man van oordeel dat voorts rekening moet worden gehouden met de jaarlijkse uitkering van € 6.408,-- die de vrouw van Nationale Nederlanden ontvangt. Vaststaat dat de man bij het uit elkaar gaan van partijen de partneralimentatie heeft afgekocht en de vrouw een bedrag van € 60.000,-- heeft uitbetaald. Dit bedrag is in een lijfrentepolis gestort en de vrouw ontvangt ieder jaar een bedrag van € 6.408,--. Het hof is van oordeel dat deze uitkering dient te worden beschouwd als inkomen. Nu de man de afkoop niet vanuit zijn draagkracht heeft voldaan, maar uit zijn vermogen, is het hof van oordeel dat deze uitkering in de draagkrachtberekening van de vrouw dient te worden meegenomen.
* De woonlasten
22. De man stelt zich op het standpunt dat de woonlasten van de vrouw niet in verhouding staan tot haar inkomen. Volgens hem dient daarom een korting op haar woonlasten plaats te vinden.
23. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de woonlasten redelijk worden geacht wanneer deze lasten niet meer dan 33,3% van het inkomen bedragen. Gelet op de hoogte van het inkomen van de vrouw, inclusief het PGB en de uitkering uit de lijfrentepolis, gaan de woonlasten van de vrouw dit percentage niet te boven. Het hof zal daarom geen korting voor onredelijke woonlasten toepassen.
* Het eigen risico
24. De man heeft gesteld dat de vrouw niet heeft aangetoond dat zij haar eigen risico volledig heeft gerealiseerd. Naar zijn mening dient deze post dan ook niet te worden meegenomen in de draagkrachtberekening. Het hof volgt de man niet in deze stelling. Juist is dat de vrouw geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij het eigen risico heeft gerealiseerd. Daar staat echter tegenover dat zij deze post reeds in de in eerste aanleg overgelegde stukken heeft opgenomen. Noch in eerste aanleg, noch in zijn appelschrift heeft de man tegen deze post gegriefd. Nu de man eerst ter zitting van het hof over het eigen risico klaagt, heeft de vrouw niet de mogelijkheid gehad om deze post met stukken te onderbouwen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat het eigen risico betrokken dient te worden in de berekening van de draagkracht van de vrouw.
* De aflossing van de schuld
25. Ter zitting van het hof heeft de man de aflossing van € 41,-- per maand op de schuld van de vrouw betwist, nu niet blijkt dat op de schuld wordt afbetaald en voorts niet blijkt of het aangaan van de schuld noodzakelijk was. Ook ten aanzien van deze post overweegt het hof dat de vrouw de aflossing van de schuld reeds in eerste aanleg in de door haar overgelegde berekening heeft opgenomen. Noch ter zitting in eerste aanleg, noch bij zijn appelschrift heeft de man hiertegen een grief gericht. Eerst ter zitting in hoger beroep heeft de man de aflossing en de noodzaak van de schuld betwist. Hierdoor heeft de vrouw geen gelegenheid gehad om haar stelling met betrekking tot de schuld door middel van stukken te onderbouwen. Daarom zal het hof de aflossing van € 41,-- per maand meenemen in de draagkrachtberekening.
* De draagkrachtberekening
26. Gelet op het voorgaande en gelet op de overige niet-betwiste bedragen, zoals die blijken uit de door de vrouw overgelegde stukken, wordt de draagkracht van de vrouw aan de hand van de tarieven van juli 2009 als volgt berekend.
Loon volgens jaaropgaven 2010 € 18.331
Uitkering Nationale Nederlanden € 6.408 +
Eigenwoningforfait € 682
Rente en kosten van (hypothecaire) schulden eigen woning € 10.288 -
Belastbare inkomsten uit eigen woning € 9.606 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 15.133
- € 5.070 schijf 33,5%
Inkomensheffing box 1 € 5.070
Inkomen voor aftrek inkomensheffing € 24.739
PGB voor [kind 1] en [kind 2] € 7.569 +
Kindgebonden budget € 2.032 +
Totale inkomsten € 34.340
Inkomensheffing box 1 € 5.070
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 6.464 -
Verschuldigde inkomensheffing € 0 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 34.340
Besteedbaar inkomen per maand € 2.861
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 907
Hypotheekrente (aftrekbaar) € 857
Forfait overige eigenaarslasten € 95 +
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Af: korting wegens onredelijke woonlasten € 0 -
Woonlasten € 745 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 98
Premie aanvullende ziektekostenverzekering € 42 +
Verplicht eigen risico € 13 +
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 100 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 43 -
Af: zorgtoeslag € 61 -
Ziektekosten € 149 +
Aflossing schulden € 41 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.842 -
Draagkrachtruimte € 1.019
27. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 713,-- per maand, beschikbaar voor de [kind 1], [kind 3] en [kind 2].
De draagkracht van de man
* Het inkomen
28. De man heeft zijn jaaropgave over 2009 en zijn salarisspecificaties over het jaar 2010 overgelegd. De vrouw is van mening dat de man tevens zijn jaaropgave over 2010 had moeten overleggen, omdat uit de salarisspecificaties wellicht niet alle inkomstencomponenten blijken. Het hof overweegt hieromtrent dat op de salarisspecificatie over december 2010 de cumulatieven over het hele jaar zijn vermeld. Het jaarinkomen dat in deze cumulatieven is vermeld, komt vrijwel geheel overeen met het inkomen dat uit de jaaropgave over 2009 blijkt. Nu er geen aanwijzingen zijn dat in de jaaropgave over 2009 een inkomstencomponent ontbreekt, is het hof van oordeel dat ook de cumulatieven op de salarisspecificatie van december 2010 een volledig beeld geven van het inkomen van de man. Gelet hierop zal het hof die cumulatieven als uitgangspunt nemen bij de berekening van de draagkracht van de man. Doelmatigheidshalve zal het hof vanaf de ingangsdatum uitgaan van dat inkomen.
29. De man heeft gesteld dat hij wegens gezondheidsklachten heeft moeten besluiten in zijn werkzaamheden de nadruk te leggen op het aansturen van mensen en zich niet meer bezig te houden met de verkoop. Hierdoor krijgt hij geen verkoopcommissie meer, zodat zijn inkomen thans lager is dan in het verleden. De vrouw wijst erop dat de man ook in 2010 steeds nog een verkoopcommissie heeft ontvangen. Zij is van mening dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat zijn medische situatie een lager inkomen tot gevolg heeft.
30. Het hof volgt de vrouw niet in haar stelling. De man heeft een brief van 20 juli 2010 van het ziekenhuis overgelegd. Daaruit blijkt dat hij een epileptische aanval heeft gehad. Uit het e-mailbericht van 1 februari 2011 van de cardioloog blijkt dat de man beperkt belastbaar is. Verder heeft de man een brief van 3 februari 2011 van zijn werkgever overgelegd. Daaruit blijkt dat vanaf september 2010 alleen het normaal overeengekomen salaris wordt uitgekeerd. De reden hiervoor is dat de man, vanwege de verminderde gezondheid en de te hoge arbeidsdruk, de functie Sales Manager heeft gekregen, zodat hij geen lange reisafstanden en overuren meer hoeft te maken. Voorts blijkt uit de door de man overgelegde salarisspecificaties dat hij vanaf september 2010 daadwerkelijk geen verkoopcommissie meer heeft ontvangen.
31. Gelet op het voorgaande heeft de man voldoende aangetoond dat hij vanaf september 2010 nog slechts zijn basissalaris van € 5.060,-- bruto per maand ontvangt. Gelet op de overgelegde medische informatie acht het hof het acceptabel dat de man thans een andere functie uitoefent en daarbij een lager inkomen genereert, zodat daarmee rekening moet worden gehouden. Het hof zal doelmatigheidshalve vanaf 20 september 2010 (datum huwelijk) in de draagkrachtberekening uitgaan van het basissalaris, zoals dat uit de overgelegde salarisspecificaties blijkt.
* De te hanteren bijstandsnorm
32. Partijen verschillen van mening over de te hanteren bijstandsnorm en het daarbij behorende draagkrachtpercentage. Het hof overweegt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de onderhoudsplichtige als alleenstaande wordt aangemerkt. De man heeft aangevoerd dat zijn nieuwe partner niet in staat is in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Hij heeft deze stelling echter onvoldoende onderbouwd. Gelet hierop wordt de partner van de man geacht in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om van het hiervoor genoemde uitgangspunt af te wijken. Daarom zal worden uitgegaan van de bijstandsnorm voor een alleenstaande. Bij deze bijstandsnorm hoort een draagkrachtpercentage van 70%. Het hof zal daarom van dat percentage uitgaan.
* De woonlasten
33. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de man met [naam] op 17 september 2009 een woning in Ysbrechtum heeft gekocht en dat zij deze woning op 1 maart 2010 in eigendom hebben verkregen. De man stelt dat hij een bedrag van
€ 55.000,-- heeft geleend om de woning te verbouwen en geschikt te maken voor hem, [naam] en vijf kinderen. De voormalige woning van [naam] is verkocht en op 30 september 2010 geleverd. De overwaarde van die woning is volgens de man gebruikt om de hypothecaire lening voor de woning in Ysbrechtum te verlagen. De man, [naam] en de kinderen wonen thans in een huurwoning. Wanneer de verbouwing van de woning in Ysbrechtum klaar is, zullen zij de huurwoning verlaten en naar Ysbrechtum verhuizen. De man is van mening dat met de huidige, dubbele woonlasten rekening moet worden gehouden.
34. De vrouw is het daarmee niet eens. Volgens haar is er geen enkele noodzaak om een andere woning met een dergelijke hoge hypotheeklast te kopen. Zij vindt dat de onderhoudsplicht van de man jegens de kinderen niet onder deze keuze van de man mag lijden. Indien wel rekening wordt gehouden met deze woonlast, dient naar de mening van de vrouw een korting te worden toegepast wegens onredelijk hoge woonlasten.
35. Het hof overweegt omtrent de hoogte van de woonlasten van de man als volgt. Nadat partijen feitelijk uit elkaar zijn gegaan, hebben zij een echtscheidingsconvenant gesloten. Daaruit blijkt dat de man de partneralimentatie heeft afgekocht en voorts dat partijen zijn overeengekomen dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1], [kind 3] en [kind 2] dient te voldoen van € 235,-- per kind per maand, welk bedrag door indexering is verhoogd. De man heeft deze bijdrage steeds voldaan. Vervolgens heeft de man de woning in Ysbrechtum gekocht. Hij was van mening dat hij de bij deze woning behorende lasten en de tijdelijke dubbele lasten kon voldoen naast de door hem maandelijks te betalen kinderalimentatie voor [kind 1], [kind 3] en [kind 2]. Hij heeft dan ook niet om verlaging van de overeengekomen onderhoudsbijdrage verzocht. Daags na de aankoop van de woning in Ysbrechtum - en derhalve na het aangaan van de verplichting in verband met de nieuwe woning - verzocht de vrouw om een forse verhoging van de kinderalimentatie. Het hof is van oordeel dat de man bij het aangaan van zijn verplichting met betrekking tot de woning en de tijdelijke woning geen rekening kon en hoefde te houden met een hogere onderhoudsbijdrage voor de minderjarigen dan de bijdrage die partijen bij het echtscheidingsconvenant zijn overeengekomen. Het hof acht het daarom redelijk rekening te houden met de huidige woonlasten van de man, zijnde de woonlasten voor de woning in Ysbrechtum en de lasten voor de tijdelijke tweede woning. Derhalve zal het hof vanaf 1 maart 2010 rekening houden met zowel de woonlasten voor de woning in Ysbrechtum als de woonlasten voor de woning van [naam] en - om redenen van doelmatigheid - vanaf 20 september 2010 met de woonlasten voor de woning in Ysbrechtum en de lasten van de tijdelijke huurwoning. Het hof is van oordeel dat de man deze woonlasten voldoende heeft onderbouwd door middel van stukken.
36. Voor zover de vrouw heeft aangevoerd dat de man gelet op de aftrekbeperkingen door de 'bijleenregeling' in het belang van de vrouw drie jaar had moeten wachten met de aankoop van een nieuwe woning, is het hof van oordeel dat niet van de man kan worden gevergd dat hij vanwege een fiscaal voordeel drie jaar wacht met het kopen van een nieuwe woning.
37. Zoals het hof reeds hiervoor heeft overwogen, wordt [naam] geacht in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Derhalve wordt zij tevens geacht de helft van de woonlasten voor haar rekening te nemen. Het hof zal dan ook uitgaan van de helft van de door de man gestelde woonlasten. Voor zover deze woonlasten hoger zijn dan 33,3% van het inkomen van de man en derhalve als onredelijk moeten worden beschouwd, zal het hof een korting wegens onredelijke woonlasten toepassen.
38. Hoewel de vrouw terecht stelt dat de man de noodzaak van de verbouwing niet heeft aangetoond, zal het hof de lening van € 55.000,-- voor het verbouwen van de woning meenemen in de woonlasten van de man. Reeds bij de aankoop van de woning - en derhalve vóór het indienen van het verzoek van de vrouw tot verhoging van de kinderalimentatie - stond vast dat de woning in Ysbrechtum verbouwd zou worden. De lening daarvoor was reeds aangegaan. Bij het beoordelen van de vraag of de man de lening voor de verbouw financieel aankon, kon hij derhalve geen rekening houden met een eventuele verhoging van de kinderalimentatie. Het hof acht het daarom redelijk om met deze lasten rekening te houden.
39. Daarentegen zal het hof geen rekening houden met een deel van de hypotheek ten bedrage van € 17.500,--. De man heeft gesteld dat hij dit deel van de overwaarde heeft gebruikt voor de aanschaf van een auto en voor de herinrichting van zijn nieuwe woning. Nu de noodzaak daarvan niet is gebleken en het deel van
€ 17.500,-- van de hypotheek beschouwd moet worden als verkapte lening voor de aanschaf van een auto en de herinrichting van de woning, dient de hypotheek, waarmee in het kader van de kinderalimentatie rekening zal worden gehouden, met dat bedrag te worden verminderd.
40. Uit de stukken blijkt dat de levensverzekering van de man is gekoppeld aan de hypotheek. Gelet hierop zal het hof met de premie voor deze verzekering rekening houden.
* De verdeling van de draagkrachtruimte
41. De man is van mening dat de draagkrachtruimte verdeeld moet worden over de drie kinderen van partijen en de twee kinderen van [naam]. De vrouw betwist dit.
42. Het hof stelt vast dat de man op 20 september 2010 met [naam] is gehuwd. Tot die datum was de man wettelijk niet verplicht bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van [naam], te weten Karlein en Sanne. Het hof zal daarom tot die datum de beschikbare draagkrachtruimte verdelen over de drie kinderen van partijen.
43. Door het huwelijk met [naam] is de man sinds 20 september 2010 onderhoudsplichtig voor Karlein en Sanne. Vanaf die datum dienen zij derhalve mee te delen in de voor alimentatie beschikbare draagkrachtruimte van de man. Niet bekend is wat de behoefte van Karlein en Sanne is. Bij gebreke aan stukken wordt hun behoefte geacht even hoog te zijn als de behoefte van [kind 1], [kind 3] en [kind 2]. Vaststaat dat Karlein en Sanne geen bijdrage krijgen van hun vader, aangezien hij is overleden. Nu [naam] in staat wordt geacht in haar eigen levensonderhoud te voorzien, wordt zij tevens geacht voor de helft bij te dragen in de behoefte van haar kinderen. Karlein en Sanne worden daarom ieder voor de helft meegenomen in de verdeling van de draagkrachtruimte, zodat de beschikbare draagkrachtruimte vanaf 20 september 2010 wordt gedeeld door vier.
* De berekening van de draagkracht
44. Gelet op het voorgaande en gelet op de overige niet-betwiste bedragen, zoals door de rechtbank opgenomen in de aan de bestreden beschikking gehechte draagkrachtberekening, wordt de draagkracht van de man als volgt berekend.
Periode van 16 oktober 2009 tot 1 maart 2010 (tarieven juli 2009)
Loon volgens cumulatieven december 2010 € 81.309
Eigenwoningforfait € 476
Rente en kosten van (hypothecaire) schulden eigen woning € 2.179 -
Belastbare inkomsten uit eigen woning € 1.703 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 79.606
- € 5.989 schijf 33,5%
- € 5.985 schijf 42,00%
- € 9.513 schijf 42,00%
- € 12.912 schijf 52,00%
Inkomensheffing box 1 € 34.398
Totale inkomsten € 81.309
Inkomensheffing box 1 € 34.398
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 3.487 -
Verschuldigde inkomensheffing € 30.911 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 50.398
Besteedbaar inkomen per maand € 4.199
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 907
Hypotheekrente (aftrekbaar) € 182
Forfait overige eigenaarslasten € 48 +
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Af: korting wegens onredelijke woonlasten € 0 -
Woonlasten € 23 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 153
Verplicht eigen risico € 13 +
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 195 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 43 -
Ziektekosten € 318 +
Kosten omgangsregeling € 68 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.316 -
Draagkrachtruimte € 2.883
45. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 2.018,-- per maand, beschikbaar voor alimentatie ten behoeve van de minderjarigen. De man is derhalve, gelet op het vorenstaande en in aanmerking nemende het voordeel buitengewone uitgaven kinderen van € 131,-- per maand, in staat een bijdrage van (€ 2.149,-- / 3 =)
€ 716,-- per kind per maand te voldoen.
Periode van 1 maart 2010 tot 20 september 2010 (tarieven januari 2010)
Loon volgens cumulatieven december 2010 € 81.309
Eigenwoningforfait € 1.565
Rente en kosten van (hypothecaire) schulden eigen woning € 11.447 -
Belastbare inkomsten uit eigen woning € 9.882 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 71.427
- € 6.092 schijf 33,45%
- € 6.094 schijf 41,95%
- € 9.084 schijf 42,00%
- € 8.871 schijf 52,00%
Inkomensheffing box 1 € 30.141
Totale inkomsten € 81.309
Inkomensheffing box 1 € 30.141
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 3.420 -
Verschuldigde inkomensheffing € 26.721 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 54.588
Besteedbaar inkomen per maand € 4.549
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 909
Hypotheekrente (aftrekbaar) € 954
Hypotheekrente (niet aftrekbaar) € 162 +
Hypotheekaflossing/premie levensverz. € 247 +
Forfait overige eigenaarslasten € 48 +
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Af: korting wegens onredelijke woonlasten € 0 -
Woonlasten € 1.204 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 153
Verplicht eigen risico € 13 +
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 195 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 44 -
Ziektekosten € 317 +
Kosten omgangsregeling € 68 +
Draagkrachtloos inkomen € 2.498 -
Draagkrachtruimte € 2.051
46. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 1.436,-- per maand, beschikbaar voor alimentatie ten behoeve van de minderjarigen. De man is derhalve, gelet op het vorenstaande en in aanmerking nemende het voordeel buitengewone uitgaven kinderen van in totaal € 133,-- per maand, in staat een bijdrage van
(€ 1.569,-- / 3 =) € 523,-- per kind per maand te voldoen.
Periode vanaf 20 september 2010 (tarieven juli 2010)
Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking € 60.720
Vakantietoeslag € 4.858 +
Belaste gratificaties, tantièmes, eindejaarsuitkering € 5.060 +
Belaste onkostenvergoeding € 1.200 +
Bruto inkomsten € 71.838
Ingehouden pensioenpremie € 528 -
Werkgeversbijdrage zorgverzekering € 2.340 +
Inkomsten uit arbeid € 73.650
Eigenwoningforfait € 1.089
Rente en kosten van (hypothecaire) schulden eigen woning € 9.268 -
Belastbare inkomsten uit eigen woning € 8.179 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 65.471
- € 6.094 schijf 33,45%
- € 6.091 schijf 41,95%
- € 9.084 schijf 42,00%
- € 5.774 schijf 52,00%
Inkomensheffing box 1 € 27.043
Totale inkomsten € 73.650
Inkomensheffing box 1 € 27.043
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 3.420 -
Verschuldigde inkomensheffing € 23.623 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 50.027
Besteedbaar inkomen per maand € 4.1.68
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 913
Kale huur € 250
Hypotheekrente (aftrekbaar) € 772 +
Hypotheekrente (niet aftrekbaar) € 162 +
Hypotheekaflossing/premie levensverz. € 247 +
Forfait overige eigenaarslasten € 48 +
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Af: korting wegens onredelijke woonlasten € 0 -
Woonlasten € 1.272 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 153
Verplicht eigen risico € 13 +
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 195 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 44 -
Ziektekosten € 317 +
Kosten omgangsregeling € 68 +
Draagkrachtloos inkomen € 2.570 -
Draagkrachtruimte € 1.598
47. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 1.119,-- per maand, beschikbaar voor alimentatie ten behoeve van de minderjarigen. De man is derhalve, gelet op het vorenstaande en in aanmerking nemende het voordeel buitengewone uitgaven kinderen van € 133,-- per maand, in staat een bijdrage van (€ 1.252,-- / 4 =)
€ 313,-- per kind per maand te voldoen.
Het aandeel van partijen in de kosten van de kinderen
48. In beginsel dienen de onderhoudsplichtigen naar rato van hun draagkracht te voorzien in de kosten van de kinderen. Aan de hand van de draagkracht van beide partijen zal worden vastgesteld in welke mate door ieder van partijen in de behoefte van minderjarigen moet worden voorzien.
49. Zoals het hof hiervoor onder rechtsoverweging 16 heeft overwogen, bedraagt de behoefte van de kinderen € 393,-- per kind per maand. Op grond van de hiervoor opgenomen berekeningen bedraagt de voor alimentatie beschikbare draagkrachtruimte van de man in de periode van 16 oktober 2009 tot 1 maart 2010 € 716,-- per kind per maand, in de periode van 1 maart 2010 tot 20 september 2010 € 523,-- per kind per maand en in de periode vanaf 20 september 2010
€ 313,-- per kind per maand. De vrouw heeft een bedrag van € 713,-- per maand, dus € 238,-- per kind per maand, beschikbaar voor [kind 1], [kind 3] en [kind 2].
50. Het aandeel van de man in de kosten van de kinderen wordt voor de periode van 16 oktober 2009 tot 1 maart 2010 als volgt berekend: € 393,-- / (€ 716,-- +
€ 238,--) x € 716,-- = € 295,-- per kind per maand. Het aandeel van de vrouw bedraagt in die periode € 393,-- / (€ 716,-- + € 238,--) x € 238,-- = € 98,-- per kind per maand. Het hof zal de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op € 295,-- per kind per maand bepalen.
51. Voor de periode van 1 maart 2010 tot 20 september 2010 wordt het aandeel van de man in de kosten van de kinderen als volgt berekend: € 393,-- / (€ 523,-- +
€ 238,--) x € 523,-- = € 270,-- per kind per maand. De vrouw moet in die periode een bedrag van € 393,-- / (€ 523,-- + € 238,--) x € 238,-- = € 123,-- per kind per maand bijdragen. De bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal op € 270,-- per kind per maand worden bepaald.
52. Vanaf 20 september 2010 wordt het aandeel van de man in de kosten van de minderjarigen als volgt berekend: € 393,-- / (€ 313,-- + € 238,--) x € 313,-- =
€ 223,-- per kind per maand. Het aandeel van de vrouw bedraagt in die periode
€ 393,-- / (€ 313,-- + € 238,--) x € 238,-- = € 170,-- per kind per maand. Nu de door de man te betalen bijdrage op grond van het tussen partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant in 2010 door indexering afgerond € 255,-- per kind per maand bedroeg en de man niet om verlaging van de bijdrage heeft verzocht, zal het hof de bijdrage van de man bepalen op dat bedrag.
Slotsom
53. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijzigt de beslissing van de rechtbank Leeuwarden van [2007] en bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [kind 1], geboren op [1994], en [kind 2], geboren op [1999], met ingang van 16 oktober 2009 op € 295,-- per kind per maand, met ingang van 1 maart 2010 op € 270,-- per kind per maand en vanaf 20 september 2010 op € 255,-- per kind per maand;
bepaalt dat deze bijdragen, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dienen te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, M.P. den Hollander en J. Hulsebosch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2011 in bijzijn van de griffier.