ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6522

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002736-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift en uitkeringsfraude door langdurige verzuim van informatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 30 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, die samen met haar echtgenoot een uitkering ontving op grond van de Wet werk en bijstand, heeft gedurende bijna vijf jaar verzuimd om de uitkeringsinstantie naar waarheid te informeren over hun financiële situatie. Tijdens de terechtzitting verklaarde de verdachte dat zij zich in die periode enkel bezig had gehouden met overleven en de schenkingen van haar familie niet als inkomsten beschouwde. Het hof oordeelde echter dat deze omstandigheden geen reden waren om de verdachte niet verantwoordelijk te houden voor de onjuiste informatie die zij en haar echtgenoot op de formulieren hadden verstrekt. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 100 uren, met een proeftijd van twee jaar, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. De uitspraak benadrukt de verplichting van uitkeringsontvangers om correcte informatie te verstrekken en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002736-10
Uitspraak d.d.: 30 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 15 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1952],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. E.T. van Dalen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 14 april 2004 tot en met 8 maart 2009, te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten (telkens) een formulier van (de afdeling Sociale Zaken van) de gemeente [gemeente] (maandelijkse verklaring Wwb), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van wijzigingen in bezittingen/vermogen en/of de leef- en/of woonsituatie en/of van de inkomsten (uit arbeid en/of anderszins) van verdachte en/of verdachtes partner over de periode waarop dat formulier betrekking had - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte en/of verdachtes partner toen aldaar (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op dat formulier vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven), dat verdachte en/of verdachtes partner in de periode waarop dat formulier betrekking had geen inkomsten had(den) genoten en/of dat er geen wijzigingen waren in de bezittingen/het vermogen, althans niet vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven), dat verdachte en/of verdachtes partner in de periode waarop dat formulier betrekking had leningen is/zijn aangegaan en/of schenkingen heeft/hebben ontvangen en/of werkzaamheden voor [bedrijf] of een van diens bedrijven heeft/hebben verricht en daarvoor vergoedingen kreeg/kregen en in het bijzonder een auto ter beschikking kreeg/kregen en/of zakelijke activiteiten heeft/hebben ontplooid en het bedrijf "[naam bedrijf]" heeft/hebben opgezet en/of inkomsten heeft/hebben gehad uit onderverhuur van een bedrijfsloods ([adres]) en/of dat er een wijziging was in de bezittingen/het vermogen en/of (telkens) dat formulier ondertekend, (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 14 april 2004 tot en met 8 maart 2009, te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, een geschrift, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een formulier van de afdeling Sociale Zaken van de gemeente [gemeente], een maandelijkse verklaring Wwb, waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van wijzigingen in bezittingen/vermogen en de leef- en woonsituatie en van de inkomsten uit arbeid en/of anderszins van verdachte en verdachtes partner over de periode waarop dat formulier betrekking had - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte en/of verdachtes partner, toen aldaar valselijk en in strijd met de waarheid op dat formulier vermeld of doen vermelden, zakelijk weergegeven, dat verdachte en/of verdachtes partner in de periode waarop dat formulier betrekking had geen inkomsten had(den) genoten en/of niet vermeld of doen vermelden, zakelijk weergegeven, dat verdachte en/of verdachtes partner in de periode waarop dat formulier betrekking had leningen is/zijn aangegaan en/of schenkingen heeft/hebben ontvangen en/of werkzaamheden voor [bedrijf] of een van diens bedrijven heeft/hebben verricht en daarvoor vergoedingen kreeg/kregen en in het bijzonder een auto ter beschikking kreeg/kregen en/of het bedrijf "[naam bedrijf]" heeft/hebben opgezet en/of inkomsten heeft/hebben gehad uit onderverhuur van een bedrijfsloods ([adres]) en telkens dat formulier ondertekend, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna vijf jaar verzuimd om de afdeling Sociale Zaken van de gemeente [gemeente], waarvan zij en haar echtgenoot een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand ontvingen, naar waarheid te informeren over hun financiële huishouding. Uit het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen blijkt onder meer dat verdachte en haar echtgenoot in de betreffende periode schenkingen ontvingen, leningen aangingen, (enige) bijverdiensten hadden, een loods onderverhuurden en over een auto (in bruikleen) konden beschikken. Deze omstandigheden zouden, indien wèl vermeld op de daartoe strekkende formulieren, vermoedelijk van invloed zijn geweest op hun recht op die uitkering, dan wel op de hoogte daarvan. Indien men een dergelijke uitkering ontvangt, brengt dat de verplichting mee dat de daartoe strekkende formulieren naar waarheid worden ingevuld. Het is vervolgens niet aan de ontvanger van de uitkering, maar aan de verstrekker van die uitkering om te bepalen of de verstrekte informatie gevolgen heeft voor het recht op of de hoogte van de uitkering. Voorts dient verdachte zich te realiseren dat een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand wordt gefinancierd uit de algemene middelen en een vangnet beoogt te zijn voor slechts diegenen, die niet (volledig) in het eigen levensonderhoud kunnen voorzien.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard in de betreffende periode slechts bezig te zijn geweest met overleven, de door haar familie gedane schenkingen niet als inkomsten te hebben beschouwd en niet (volledig) op de hoogte te zijn geweest van de (zakelijke) activiteiten van haar echtgenoot. Het hof ziet in die omstandigheden en de gepretendeerde onwetendheid omtrent eventuele gevolgen daarvan evenwel geen aanleiding om verdachte niet (mede)verantwoordelijk te houden voor de inhoud van de door haar en haar echtgenoot ingevulde en ondertekende formulieren.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 21 maart 2011, waaruit naar voren komt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof stelt vast dat de in eerste aanleg opgelegde straf uiterst mild is, gelet op hetgeen doorgaans voor dergelijke feiten wordt opgelegd en op de door het openbaar ministerie in deze gehanteerde richtlijnen voor straftoemeting. Het hof ziet echter geen aanleiding om verdachte thans een hogere straf op te leggen, mede gelet op de vordering van de advocaat-generaal en de aan de medeverdachte opgelegde, inmiddels onherroepelijk geworden straf. Aan verdachte zal derhalve een werkstraf worden opgelegd van na te melden duur en modaliteit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 30 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J. Hielkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.