Arrest d.d. 31 mei 2011
Zaaknummer 200.027.952/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[naam a[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. R. Skála, kantoorhoudende te Haren,
Groene Energie Administratie B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Greenchoice,
advocaat: mr. G.E.J. Kornet, kantoorhoudende te Zwolle.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 22 december 2009 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Door Greenchoice is een akte genomen, waarop door [appellant] een antwoordakte is genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
1. In zijn tussenarrest van 22 december 2009 heeft het hof overwogen dat het primair op de weg van Greenchoice ligt de omvang van haar vordering te bewijzen door de gestelde meterstanden, weergegeven in de factuur, nader te onderbouwen.
2. Greenchoice heeft daarop bij akte gesteld dat de meterstanden als volgt waren:
12 december 2004 74.515 KWh geschat;
16 februari 2005 78.588 KWh zelf opnamekaart;
24 februari 2006 85.679 KWh opname bedrijf;
3 april 2006 86.600 KWh geschat.
3. [appellant] heeft als bezwaar aangevoerd dat bewijs voor de gestelde meterstanden ontbreekt terwijl dit in ieder geval voor de meterstanden op 16 februari 2005 en 24 februari 2006 wel te leveren moet zijn. Hij handhaaft zijn verweer dat Greenchoice de meterstanden niet voldoende heeft bewezen.
4. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Greenchoice vordert geen schadevergoeding maar nakoming van de tussen haar en [appellant] bestaande overeenkomst betreffende de periode 2 december 2005 tot en met 3 april 2006. Greenchoice zal voor de omvang van haar vordering derhalve moeten bewijzen waarop zij op grond van de overeenkomst recht heeft. De rechter kan die omvang niet door begroting of schatting vaststellen (HR 29 oktober 1999, LJN AA1486, NJ 1999, 821).
5. Van de onder 2. genoemde meterstanden vallen alleen de laatste twee in de periode waarop de vordering betrekking heeft. De eerste twee meterstanden zijn van (ruim) daarvoor.
6. Op de eindafrekening wordt per 2 december 2005 een meterstand van 75.884 KWh genoteerd. Uit de onder 2. genoemde meterstanden volgt echter dat op 16 februari 2005 (ruim negen maanden eerder) de meterstand van 78.588 KWh is opgenomen. Kennelijk is de meterstand genoemd op de factuur onjuist, terwijl Greenchoice nu juist op die meterstand samen met die per 3 april 2006 de omvang van haar vordering baseert.
7. Enige documentatie en daarmee verificatie van de genoemde meterstanden ontbreekt nu Greenchoice nalaat onderliggende documentatie over te leggen. [appellant] maakt daartegen terecht bezwaar. Ook de meterstand per 12 december 2004 (74.515 KWh) laat zich moeilijk rijmen met de op de genoemde factuur vermelde meterstand per 2 december 2005 (75.884). Daaruit zou immers volgen dat [appellant] in bijna het hele jaar voorafgaand aan factuurperiode slechts 1.369 KWh heeft verbruikt, terwijl in de daarop volgende vier maanden (de factuurperiode) 10.716 KWh, dat wil zeggen per maand ruim 23 keer zoveel zou zijn verbruikt. Zonder verklaring voor dit verschil, waartoe door Greenchoice zelfs geen aanzet is gegeven, is zulks onaannemelijk.
8. Greenchoice heeft haar vordering niet voldoende onderbouwd. Grief II slaagt zodat de vordering van Greenschoice alsnog zal worden afgewezen. [appellant] heeft daarmee geen belang bij de bespreking van haar overige grieven.
Slotsom
9. Het vonnis in eerste aanleg zal worden vernietigd en opnieuw rechtdoende zal het hof de vordering alsnog afwijzen met veroordeling van Greenchoice als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van [appellant] in zowel eerste aanleg (2 punten, tarief I) als in hoger beroep (1,5 punten, tarief I). Nu door [appellant] wel ten aanzien van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg uitvoerbaarheid bij voorraad is gevorderd maar ten aanzien van de proceskostenveroordeling in hoger beroep niet, zal het hof dien overeenkomstig arrest wijzen.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van Greenchoice af;
veroordeelt Greenchoice in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot die aan de zijde van [appellant] op nihil aan verschotten en € 768,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
veroordeelt Greenchoice in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [appellant] tot aan deze uitspraak op € 347,98 aan verschotten en € 948,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
bepaalt dat van voormelde bedragen aan de griffier dient te worden voldaan
€ 196,50 aan verschotten en € 1.716,- voor geliquideerd salaris voor de advocaat, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Zandbergen, voorzitter, Wind en Van Rijssen, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 31 mei 2011 in bijzijn van de griffier.