Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002946-10
Uitspraak d.d.: 15 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 8 december 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1960],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. G. Bakker, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 september 2009, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 lid 1 WWB, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte opzettelijk voor de gemeente [gemeente] verzwegen dat zij samenwoonde en/of een economische eenheid vormde met een persoon genaamd [naam].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 september 2009, in de gemeente [gemeente], in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 lid 1 WWB, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte opzettelijk voor de gemeente [gemeente] verzwegen dat zij samenwoonde en/of een economische eenheid vormde met een persoon genaamd [naam].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 september 2009 schuldig gemaakt aan bijstandsfraude. Verdachte heeft opzettelijk nagelaten aan de uitkeringsverlenende instantie door te geven dat zij met haar partner samenwoonde. Door op deze manier misbruik te maken van het sociale zekerheidsstelsel is aan haar ten onrechte een (volledige) bijstandsuitkering verstrekt. Verdachte heeft zich bevoordeeld ten koste van de gemeenschap en heeft het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd, geschaad.
Het hof neemt bij de strafoplegging in aanmerking dat verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 12 april 2011 slechts eenmaal eerder is veroordeeld ter zake van een andersoortig strafbaar feit.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte aangegeven dat zij kampt met ernstige darmklachten welke in grote mate haar dagindeling beperken. De achterliggende medische problematiek blijkt uit de overgelegde medische stukken.
Mede gelet op het vorenstaande met betrekking tot de gezondheidssituatie van verdachte is het hof van oordeel - anders dan de politierechter en de advocaat generaal - dat een voorwaardelijke werkstraf een passende bestraffing is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 227b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter,
mr. S. Zwerwer en mr. O. Anjewierden raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 15 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.