Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002786-10
Uitspraak d.d.: 21 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 23 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1 en 3 ten laste gelegde misdrijven tot een geldboete van € 900,=, subsidiair 18 dagen hechtenis, en ter zake van de onder 2 ten laste gelegde overtreding tot een geldboete van € 200,=, subsidiair 4 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 5 december 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 515 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
feit 2:
hij op of omstreeks 5 december 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straat] en/of De [straat] en/of de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
feit 3:
hij op of omstreeks 5 december 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat] en/of De [straat] en/of de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) schade was toegebracht.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 5 december 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 515 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
feit 2:
hij op 5 december 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
feit 3:
hij op 5 december 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander te weten [slachtoffer] schade was toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 5 december 2009 als bestuurder van een personenauto, zonder dat aan hem een geldig rijbewijs voor het besturen van personenauto's was afgegeven, gereden met een ademalcoholgehalte van 515 µg/l - bijna zesmaal hoger dan het wettelijk toegestane maximum van 88 µg/l -. Hij is toen betrokken geweest bij een verkeersongeval, waarbij schade is toegebracht aan een geparkeerd staande auto, toebehorend aan een ander. Vervolgens heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten en heeft dusdoende de aansprakelijkheid voor de veroorzaakte schade trachten te ontlopen.
Door het plegen van deze feiten heeft verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht, heeft hij de rijbewijsplicht geschonden en schade aan een ander berokkend.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 21 april 2011 blijkt, dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, acht het hof de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde geldboetes passend en geboden.
Gelet op verdachtes - geringe - financiële draagkracht, voor zover deze ter zitting van het hof is gebleken, ziet het hof aanleiding, zoals ook door de advocaat-generaal is gevorderd, te bepalen dat verdachte het totaal van de geldboetes mag voldoen in termijnen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 900,00 (negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat het totaal van de geldboetes mag worden voldaan in 11 (elf) maandelijkse termijnen van elk groot EUR 100,00 (honderd euro).
Aldus gewezen door mr. Van Veen, voorzitter, mr. Koolschijn, senior raadsheer, en
mr. Bosma, raadsheer, in tegenwoordigheid van Boersma, griffier,
en op 21 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.