ECLI:NL:GHLEE:2011:BR0271

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.070.707/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en zorgen om minderjarige tussen ouders

In deze zaak, die betrekking heeft op kinderalimentatie, heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 9 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft de alimentatiebijdragen die de man aan de vrouw moet betalen voor de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De rechtbank Groningen had eerder op 20 april 2010 een beschikking gegeven waarin de alimentatie was vastgesteld op € 183,- per kind per maand, en later op € 191,- per kind per maand. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen en een hogere bijdrage van € 482,- per kind per maand te bepalen, met inachtneming van fiscaal voordeel.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld, waaronder de draagkracht van beide ouders. De vrouw heeft gesteld dat de man geen omgang heeft met [kind 2] en dat dit niet te verwachten is in de nabije toekomst. Het hof heeft vastgesteld dat de man vanaf 10 februari 2010 in totaal € 512,- per maand beschikbaar heeft voor kinderalimentatie, en dat de vrouw in die periode € 244,- per maand kan bijdragen. De behoefte van [kind 1] is vastgesteld op € 248,44 en die van [kind 2] op € 442,50.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatie voor [kind 1] vastgesteld op € 168,- per maand voor de periode van 10 februari 2010 tot 1 juli 2010, en voor [kind 2] op € 300,- per maand. Vanaf 1 juli 2010 is de bijdrage voor [kind 1] vastgesteld op € 174,- per maand en voor [kind 2] op € 310,- per maand. Het hof heeft ook zorgen geuit over de minderjarige [kind 2], die klem zit tussen de ouders, en heeft deze zorgen aan de vader meegedeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 9 juni 2011
Zaaknummer 200.070.707
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
tevens gemachtigde van
[kind 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [kind 1] / de jongmeerderjarige,
advocaat mr. M.M. Rietveldt, kantoorhoudende te Hoogezand,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat voorheen mr. J. Dijkman, kantoorhoudende te Groningen,
thans geen advocaat.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 20 april 2010 heeft de rechtbank Groningen met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand tot het eerste kwartaal daarop volgend de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren [in 1994], en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [kind 1], geboren [in 1991], bepaald op € 183,- per kind per maand. Met ingang van het eerste kwartaal volgend op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand heeft de rechtbank de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [kind 1] bepaald op € 191,- per kind per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 20 juli 2010, heeft de vrouw verzocht de beschikking van 20 april 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de bijdrage die de man zal hebben te betalen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] en in de kosten van levensonderhoud en studie van [kind 1] wordt vastgesteld op € 482,- te vermeerderen met fiscaal voordeel, althans te bepalen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, is van de zijde van de man geen verweerschrift binnengekomen.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van een brief, met bijlagen, van 13 januari 2011 van mr. Rietveldt.
Op 25 januari 2011 is de minderjarige [kind 2] gehoord door een raadsheer-commissaris.
De jongmeerderjarige [kind 1] heeft haar moeder bij volmacht van 20 augustus 2010 gemachtigd haar te vertegenwoordigen in deze procedure.
Ter zitting van 26 januari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vrouw en mr. Rietveldt. Hoewel behoorlijk opgeroepen, is de man niet verschenen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Partijen zijn op 21 april 1989 in de gemeente Hoogezand-Sappemeer met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 24 november 2009 heeft de rechtbank (onder meer) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 10 februari 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2. Bij die beschikking is de beslissing op het verzoek omtrent de onderhoudsbijdrage ten behoeve van [kind 1] en [kind 2] aangehouden.
3. Bij de beschikking, waarvan beroep, heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg".
4. Niet in geschil is dat de behoefte van [kind 2] € 442,50 per maand bedraagt en die van [kind 1] € 248,44 per maand.
De geschilpunten
5. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- de draagkracht van de man en wel op de volgende punten:
- de omgangskosten;
- het fiscaal voordeel;
- de draagkracht van de vrouw en wel op de volgende punten:
- het inkomen;
- de woonlasten (de huurtoeslag)
- de ziektekosten (de nominale premie ziektekosten, het verplicht eigen risico en de zorgtoeslag).
De draagkracht van de man
* de omgangskosten
6. De vrouw heeft gesteld dat de man geen omgang met [kind 2] heeft en dat niet te verwachten is dat de omgang binnen afzienbare tijd weer wordt opgestart, hetgeen door de man niet is weersproken. Ook [kind 2] heeft aangegeven dat er geen omgang plaatsvindt. Het hof zal daarom bij de draagkrachtberekening van de man geen rekening houden met omgangskosten.
* fiscaal voordeel
7. Het hof is van oordeel dat met ingang van 1 juli 2010 rekening gehouden moet worden met fiscaal voordeel bij bepaling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2], nu de beschikking van de rechtbank op 20 april 2010 is gegeven en de man pas vanaf het eerst volgende kwartaal na deze beschikking recht heeft op fiscaal voordeel.
* de draagkrachtberekening
8. Hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de draagkracht van de man en mede in aanmerking genomen de niet betwiste posten in de draagkrachtberekening van de rechtbank in eerste aanleg, leiden tot de aan deze beschikking gehechte en door de griffier gewaarmerkte draagkrachtberekening.
9. Uit deze berekening blijkt dat de man vanaf 10 februari 2010 in totaal een bedrag van € 512,- per maand beschikbaar heeft voor kinderalimentatie.
10. Met ingang van 1 juli 2010 heeft de man gelet op het fiscaal voordeel in totaal een bedrag van € 570,- beschikbaar.
De draagkracht van de vrouw
11. De vrouw heeft gesteld dat zij geen draagkracht heeft gelet op haar inkomen en haar lasten. Zij heeft echter niet specifiek aangegeven waarom het haar aan draagkracht ontbreekt. Wel heeft de vrouw een nieuwe draagkrachtberekening met een aantal stukken overgelegd zonder enige toelichting. Het hof overweegt het volgende ten aanzien van de posten in deze draagkrachtberekening die afwijken van de draagkrachtberekening van de rechtbank.
* het inkomen
12. Het hof volgt de vrouw niet met betrekking tot het door haar opgevoerde inkomen, aangezien zij de hoogte hiervan onvoldoende heeft onderbouwd. Weliswaar heeft de vrouw een aantal salarisspecificaties over 2010 overgelegd, maar hieruit blijkt niet de hoogte van de door haar opgevoerde inkomsten. Nu uit de door de vrouw overgelegde drie jaaropgaven over 2009 blijkt dat haar inkomen over dat jaar in totaal € 20.905,- bedraagt en de man dit inkomen niet heeft weersproken, zal het hof hiermee rekening houden.
* de ziektekosten (de nominale premie ziektekosten, het verplicht eigen risico en de zorgtoeslag)
13. Voor zover de vrouw zich op het standpunt stelt dat ook rekening moet worden
gehouden met de nominale premie voor ziektekosten van [kind 1], volgt het hof
haar daarin niet, aangezien voor de beoordeling van de draagkracht van de vrouw
slechts haar eigen nominale premie relevant is. Het hof volgt de vrouw ook niet in
haar draagkrachtberekening voor zover zij geen rekening heeft gehouden met
zorgtoeslag, nu een nadere toelichting hierover ontbreekt.
14. Ter zitting heeft de vrouw haar grief met betrekking tot het verplicht eigen risico ziektekostenverzekering ingetrokken. Het hof zal de behandeling van deze grief achterwege laten, nu de vrouw daarbij geen belang meer heeft.
* de draagkrachtberekening
15. Al hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de draagkracht van de vrouw en mede in aanmerking genomen de niet betwiste posten in de draagkrachtberekening van de rechtbank in eerste aanleg, leiden tot de aan deze beschikking gehechte en door de griffier gewaarmerkte draagkrachtberekening.
Aangezien het hof uitgaat van 10 februari 2010 als ingangsdatum van de kinderalimentatie, heeft het hof bij de draagkrachtberekening de tarieven van het eerste halfjaar van 2010 gebruikt.
16. Uit deze berekening blijkt dat de vrouw vanaf 10 februari 2010 een bedrag van € 244,- per maand beschikbaar heeft voor kinderalimentatie.
Draagkrachtvergelijking
17. Onderhoudsplichtigen dienen in beginsel naar rato van hun draagkracht te voorzien in de kosten van hun kinderen. Nu de man pas met ingang van 1 juli 2010 fiscaal voordeel in verband met de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] toekomt, zal het hof ten aanzien van deze bijdrage twee draagkrachtvergelijkingen maken, te weten een voor de periode van 10 februari 2010 tot 1 juli 2010 en één voor de periode daarna.
18. Van de draagkracht van de man is vanaf 10 februari 2010 tot 1 juli 2010 in totaal een bedrag van € 512,- per maand beschikbaar voor [kind 1] en [kind 2]. Van de draagkracht van de vrouw is in die periode in totaal € 244,- per maand voor [kind 1] en [kind 2] beschikbaar. Partijen hebben in die periode derhalve tezamen een draagkracht van in totaal € 756,- per maand. De behoefte van [kind 1] bedraagt € 248,44 en die van [kind 2] € 442,50. De man kan daarom vanaf 10 februari 2010 tot 1 juli 2010 in de kosten van [kind 1] een bedrag van € 512,-/ € 756,-e deel van € 248,44 zijnde (afgerond) € 168,- per maand betalen. Voor [kind 2] kan hij in de periode vanaf 10 februari 2010 tot 1 juli 2010 een bedrag van € 512,-/€ 756e deel van € 442,50 per maand zijnde (afgerond) € 300,- per maand bijdragen.
19. Aan de man komt vanaf 1 juli 2010 in verband met de bijdrage in de verzorging en opvoeding van [kind 2] een fiscaal voordeel toe van € 58,- per maand. Partijen hebben derhalve vanaf 1 juli 2010 tezamen een draagkracht van € 814,-. Voor [kind 1] kan hij vanaf 1 juli 2010 een bedrag van (€ 512,- + € 58,-)/€ 814,-e deel van € 248,44 zijnde (afgerond) € 174,- per maand bijdragen in de kosten van [kind 1]. De man kan vanaf die periode voor [kind 2] een bedrag van (€ 512,- + € 58,-)/€ 814,-e deel van € 442,50 zijnde (afgerond) € 310,- per maand bijdragen in de kosten van [kind 2].
20. Ten overvloede merkt het hof nog het volgende op. Uit het verhoor van [kind 2] door een raadsheer-commissaris is naar voren gekomen dat er zorgen over [kind 2] bestaan, welke zorgen ter zitting ook zijn meegedeeld. De vader is echter ter zitting niet verschenen. Het hof wenst ook naar de vader toe deze zorgen mee te delen. Het hof heeft naar aanleiding van het kinderverhoor vastgesteld dat [kind 2] klem zit tussen de ouders. Gebleken is dat de langdurige strijd tussen de ouders over de financiële kwesties een negatieve weerslag op hem heeft.
Slotsom
21. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
bepaalt de door de man aan [kind 1], geboren [in 1991], te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie voor de periode van 10 februari 2010 tot 1 juli 2010 op € 168,- per maand;
bepaalt de door de man aan [kind 1], geboren [in 1991], te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie vanaf 1 juli 2010 op € 174,- per maand;
bepaalt dat deze bijdragen, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan [kind 1], geboren [in 1991], dient te worden voldaan;
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind 2], geboren [in 1994], voor de periode van 10 februari 2010 tot 1 juli 2010 op € 300,- per maand;
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind 2], geboren [in 1994], vanaf 1 juli 2010 op € 310,- per maand;
bepaalt dat deze bijdragen, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, M.P. den Hollander en J. Hulsebosch, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 juni 2011 in bijzijn van de griffier.