ECLI:NL:GHLEE:2011:BR0341

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.071.693/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van de ouders. De man, die in hoger beroep ging, verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Leeuwarden te vernietigen, waarin de bijdrage was vastgesteld op € 445,50 per kind per maand. De man stelde dat hij niet in staat was om deze bijdrage te betalen en vroeg om een verlaging naar nihil, of in ieder geval een bedrag dat in overeenstemming was met zijn draagkracht.

De rechtbank had eerder vastgesteld dat de vrouw, die het gezag over de kinderen had, recht had op een bijdrage van de man. De man had een inkomen van € 3.000 per maand als directeur-grootaandeelhouder van een bedrijf, en daarnaast had hij een rekening-courantschuld aan datzelfde bedrijf. Het hof oordeelde dat de rekening-courantschuld, die was opgebouwd tijdens het huwelijk, relevant was voor de berekening van de draagkracht van de man. Het hof hield rekening met een rente van 5% over deze schuld.

Na beoordeling van de financiële situatie van de man en de behoefte van de kinderen, kwam het hof tot de conclusie dat de behoefte van de kinderen was vastgesteld op € 582,50 per kind per maand. Gezien de draagkracht van de man, die na berekening op € 277,50 per kind per maand uitkwam, besloot het hof de eerdere beschikking te vernietigen en de bijdrage te verlagen naar dit bedrag. Het hof oordeelde dat de man gehouden was om deze bijdrage te betalen van 26 november 2009 tot 1 oktober 2010. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Beschikking d.d. 28 juni 2011
Zaaknummer 200.071.693
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.C. Dorresteijn, kantoorhoudende te Zwolle,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. D.M. Velthuis-Leutenegger, kantoorhoudende te Sneek.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 12 mei 2010 heeft de rechtbank Leeuwarden de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren [in 2000] en [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren [in 2002], met ingang van 26 november 2009 bepaald op € 445,50 per kind per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 10 augustus 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 12 mei 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de kinderbijdrage op nihil te stellen met ingang van 26 november 2009, althans een kinderbijdrage vast te stellen welke aansluit bij de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de man, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 september 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van de man af te wijzen, met veroordeling van de man in de kosten van het hoger beroep.
Tevens heeft de vrouw bij voormeld verweerschrift incidenteel beroep ingesteld en daarin verzocht de beschikking van 12 mei 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende, uitvoerbaar bij voorraad, de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie vast te stellen op een bedrag van € 582,50 per kind per maand, althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie juist acht.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 1 november 2010, heeft de man het verzoek in het incidenteel beroep bestreden.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een faxbericht van 22 februari 2011 van mr. K.H.P. Selcraig (een kantoorgenoot van
mr. Dorresteijn).
Ter zitting van 21 maart 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man, bijgestaan door mr. Selcraig en de vrouw, bijgestaan door mr. Velthuis-Leutenegger. Mr. Velthuis-Leutenegger heeft mede het woord gevoerd aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotitie.
Na de zitting is binnengekomen een brief van 4 april 2011 met bijlagen van
mr. Velthuis-Leutenegger en een faxbericht van 24 juni 2011 van mr. Selcraig.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de - in maart 2009 verbroken - relatie tussen de man en de vrouw zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. De vrouw is belast met het gezag over de kinderen en de man heeft de kinderen erkend. De kinderen verblijven bij de vrouw.
2. De vrouw heeft de rechtbank bij inleidend verzoekschrift van 25 november 2009
- voor zover hier van belang - verzocht te bepalen dat de man met ingang van de dag van indiening van het verzoekschrift aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2], bij vooruitbetaling, zal betalen een bedrag van € 750,-- per kind per maand. Bij brief van 16 maart 2010 heeft zij dit bedrag vermeerderd tot € 1.000,-- per kind per maand.
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Het principaal appel van de man en het incidenteel appel van de vrouw is hiertegen gericht.
De nagekomen stukken
4. De brief van 11 maart 2011 met bijlagen namens mr. Dorresteijn, binnengekomen bij de griffie van het hof op 14 maart 2011, zal niet bij de beoordeling worden betrokken. Deze brief met bijlagen is op grond van het geldende procesreglement niet tijdig binnengekomen. Er is niet, althans onvoldoende, gesteld en gebleken dat deze brief met bijlagen niet tijdig, dat wil zeggen uiterlijk tien dagen voorafgaande aan de zitting, had kunnen worden overgelegd. De beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 23 februari 2011, welke eveneens als bijlage bij voornoemde brief is gevoegd, zal wel in de beoordeling worden betrokken, nu de inhoud van deze beschikking de vrouw bekend is. Vorenstaande is ter terechtzitting in hoger beroep reeds aan partijen medegedeeld.
De overeenstemming
5. Partijen hebben ter terechtzitting in hoger beroep overeenstemming bereikt over de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vanaf 1 oktober 2010. Deze overeenstemming hebben partijen nadien vastgelegd in het - door beide partijen ondertekende - aanvullende ouderschapsplan, welke gevoegd is bij de brief van 4 april 2011 van mr. Velthuis-Leutenegger. Mr. Velthuis-Leutenegger heeft namens de vrouw verzocht het door partijen ondertekende aanvullende ouderschapsplan in de beschikking op te nemen. Bij faxbericht van 24 juni 2011 heeft mr. Selcraig namens de man medegedeeld dat de man eveneens wenst dat het aanvullend ouderschapsplan aan de te wijzen beschikking wordt gehecht.
6. Er is thans derhalve geen sprake meer van een geschil over de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen die de man vanaf 1 oktober 2010 aan de vrouw dient te betalen, zodat een inhoudelijke behandeling op dit punt achterwege zal worden gelaten.
7. Het hof zal - in het licht van de door hen bereikte overeenstemming - partijen, de één tegenover de ander, veroordelen tot naleving van de door hen getroffen onderlinge regelingen, zoals opgenomen in het door hen ondertekende aanvullende ouderschapsplan, dat in door de griffier gewaarmerkte kopie aan deze beschikking is gehecht en daarvan deel uitmaakt.
De overwegingen
8. Partijen hebben het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht een beslissing te geven over de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van 26 november 2009 tot 1 oktober 2010.
De geschilpunten
9. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- de behoefte van de kinderen;
- de draagkracht van de man en wel op het punt van:
? het inkomen van de man;
? de aflossing van de man op de rekening-courant.
De behoefte van de kinderen
10. De man is voor 100% directeur-grootaandeelhouder van [naam bedrijf]. De man had ten tijde van de samenleving een inkomen van € 3.000,-- per maand als directeur-grootaandeelhouder van [naam bedrijf]. Daarnaast onderhield hij een rekening-courant verhouding met [naam bedrijf] waaruit hij maandelijks een bedrag van € 1.700,-- opnam.
11. Het hof is van oordeel dat bij de berekening van de behoefte van de kinderen maatgevend is het bedrag dat het gezin ten tijde van de samenleving te besteden had. Het gezin stond maandelijks, naast het inkomen van de man van € 3.000,-- als directeur-grootaandeelhouder van [naam bedrijf], een bedrag van
€ 1.700,-- ter beschikking uit de opnamen in rekening-courant met [naam bedrijf]. Hoewel de man stelt dat met de opnamen in rekening-courant met [naam bedrijf] geen rekening dient te worden gehouden, omdat partijen destijds structureel op te grote voet leefden, volgt het hof hem hierin niet. Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht met de opnamen in rekening-courant met [naam bedrijf] rekening heeft gehouden, nu het gezin hierover ten tijde van de samenleving de beschikking had. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen op juiste wijze vastgesteld, zodat het hof eveneens zal uitgaan van een behoefte van de kinderen van € 582,50 per kind per maand.
De draagkracht van de man
* het inkomen van de man
12. [naam bedrijf] houdt 50% van de aandelen in [de dochterondernemingen] (hierna gezamenlijk te noemen: de dochterondernemingen). De rechtbank heeft geen rekening gehouden met de winsten van [naam bedrijf] en de dochterondernemingen, maar heeft voor de berekening van de draagkracht van de man zijn inkomen als directeur-grootaandeelhouder - zoals deze uit de jaaropgave 2009 van [naam bedrijf] volgt - tot uitgangspunt genomen.
13. Het hof is - evenals de rechtbank - van oordeel dat slechts het inkomen van de man als directeur-grootaandeelhouder van [naam bedrijf] in de berekening van de draagkracht van de man dient te worden betrokken. Hoewel de vrouw van mening is dat rekening dient te worden gehouden met de winsten van de dochterondernemingen van [naam bedrijf], heeft zij haar stelling niet nader onderbouwd. De man heeft bovendien gesteld dat de aandeelhouders in de dochterondernemingen (te weten: [naam bedrijf] en [dochteronderneming]) gezamenlijk over de winstbestemming beslissen en dat er sinds de oprichting geen dividend is uitgekeerd. Daarenboven blijkt uit de jaarstukken eveneens niet van uitgekeerde winsten van de dochterondernemingen. Het hof ziet derhalve geen aanleiding het inkomen van de man als directeur-grootaandeelhouder van
€ 60.000,-- per jaar te verhogen met de winsten van de dochterondernemingen. De vrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat aan de man jaarlijks een bonus zou worden uitbetaald. Het hof zal eveneens aan deze stelling voorbij gaan, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
* de aflossing van de man op de rekening-courant
14. De man is van mening dat rekening dient te worden gehouden met zijn rente- en aflossingsverplichting op de schuld in rekening-courant aan [naam bedrijf], aangezien deze onder meer is ontstaan door de kosten van de gezamenlijke huishouding. Hij stelt de rente en aflossing op de rekening-courant structureel te voldoen. De man heeft ter terechtzitting in hoger beroep desgevraagd verklaard pas in 2008 een rente- en aflossingsverplichting met [naam bedrijf] te zijn overeengekomen, omdat de man gelet op het algemene beleid van de Belastingdienst vanaf dat moment rente over de rekening-courantschuld diende te betalen en op de rekening-courantschuld diende af te lossen.
15. De vrouw heeft niet betwist dat er sprake is van een rekening-courantschuld van de man aan [naam bedrijf]. Zij betwist echter wel dat de man maandelijks op de rekening-courantschuld aflost. De vrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de man iedere maand een termijn van aflossing betaalt en er vervolgens op diezelfde dag van de (voormalig) gezamenlijke bankrekening van partijen nagenoeg hetzelfde bedrag wordt overgemaakt naar de bankrekening van de man. De man heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat zijn salaris als directeur-grootaandeelhouder van [naam bedrijf] op de (voormalig) gezamenlijke bankrekening van partijen wordt overgemaakt, waarvan de man de rente- en aflossingsverplichting op de rekening-courantschuld voldoet. De tenaamstelling van deze bankrekening is volgens de man nog niet gewijzigd.
De stelling van de vrouw dat de rekening-courantschuld aan [naam bedrijf] geen gemeenschappelijk schuld betreft, omdat de man hiermee een Harley Davidson, een speedboot en een Mercedes heeft gekocht, is in het licht van de betwisting door de man naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd.
16. Het hof acht het, mede in het licht van hetgeen onder rechtsoverweging 11 is overwogen, aannemelijk dat de rekening-courantschuld is opgebouwd ten tijde van de samenleving van partijen. Het hof gaat er vanuit dat de man in ieder geval gehouden is rente over zijn rekening-courantschuld bij [naam bedrijf] te betalen. Er zal daarom bij de berekening van de draagkracht van de man rekening worden gehouden met een rente van 5% over de rekening-courantschuld aan [naam bedrijf] van € 115.581,--, hetgeen neerkomt op een bedrag aan rente van afgerond € 480,-- per maand.
De draagkrachtberekening
17. Gelet op het voorgaande en gelet op de overige niet-betwiste bedragen, zoals deze zijn opgenomen in de aan de bestreden beschikking gehechte draagkrachtberekening, wordt de draagkracht van de man over de periode van
26 november 2009 tot 1 oktober 2010 aan de hand van de tarieven van januari 2010 - welke tarieven door de rechtbank tot uitgangspunt zijn genomen - als volgt berekend.
Loon volgens jaaropgaaf € 60.000
Eigen woningforfait € 2.436
Rente en kosten van (hypothecaire) schulden in verband
met de eigen woning € 14.004
Belastbare inkomsten uit eigen woning € 11.568 -
Premies voor uitkering bij invaliditeit, ziekte of ongeval € 2.532 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 45.900
- € 6.092 schijf 33,45%
- € 6.094 schijf 41,95%
- € 5.528 schijf 42,00%
Inkomensheffing box 1 € 17.714
Inkomen voor aftrek inkomensheffing € 60.000
Inkomensheffing box 1 € 17.714
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 3.420 -
Verschuldigde inkomensheffing € 14.294 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 45.706
Besteedbaar inkomen per maand € 3.808
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 909
Hypotheekrente (aftrekbaar) € 1.167
Hypotheekaflossing/premie levensverzekering € 150
Forfait overige eigenaarslasten € 95
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Woonlasten € 1.205 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 142
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 129
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 44 -
Ziektekosten € 227 +
Premies voor uitkering bij ziekte, ongeval of invaliditeit,
oudedagsvoorziening € 211 +
Kosten omgangsregeling € 125 +
Aflossing schulden € 480 +
Draagkrachtloos inkomen € 3.157 -
Draagkrachtruimte € 651
18. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 455,--, inclusief fiscaal voordeel
€ 555,-- per maand, beschikbaar voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
19. Aangezien de behoefte van de kinderen is vastgesteld op een bedrag van € 582,50 per kind per maand en het hiervoor berekende beschikbare bedrag voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen deze behoefte niet overstijgt, zal het hof bepalen dat de man van 26 november 2009 tot 1 oktober 2010 aan de vrouw een bijdrage van € 277,50 per kind per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient te voldoen.
De proceskosten
20. Het hof ziet in de onderhavige zaak geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijke uitgangspunt en zal de kosten van het geding in hoger beroep daarom compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Slotsom
21. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [kind 1], geboren [in 2000] en [kind 2], geboren [in 2002], met ingang van
26 november 2009 tot 1 oktober 2010 op € 277,50 per kind per maand;
veroordeelt partijen, de één tegenover de ander, tot naleving van de door hen getroffen onderlinge regelingen, zoals opgenomen in het door hen ondertekende aanvullende ouderschapsplan waarvan een door de griffier gewaarmerkte kopie aan deze beschikking is gehecht en hiervan deel uitmaakt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, voorzitter, J.G. Idsardi en G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 28 juni 2011 in bijzijn van de griffier.