ECLI:NL:GHLEE:2011:BR0389

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.072.436/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eiswijziging in hoger beroep niet toegelaten wegens belangen van derden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, hebben SITA Recycling Services Noord-Oost B.V. en een andere vennootschap (hierna gezamenlijk aangeduid als SITA c.s.) hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had in haar vonnis van 27 januari 2010 de vorderingen van SITA c.s. afgewezen en hen niet-ontvankelijk verklaard. SITA c.s. vorderden onder andere dat de gemeente Leeuwarden en Fryslân Miljeu Noord-West B.V. (FMNW) zouden worden veroordeeld tot het aanbesteden van de opdrachten voor de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval, en dat eerdere overeenkomsten nietig zouden worden verklaard. Tijdens de procedure in hoger beroep hebben SITA c.s. hun eis gewijzigd, wat leidde tot bezwaren van de gemeente en FMNW. Het hof oordeelde dat de eiswijziging in strijd was met de goede procesorde, omdat deze een geheel nieuw geschil introduceerde dat de belangen van derden, in dit geval Afvalsturing Friesland, zou raken. Het hof overwoog dat de wijziging van de eis niet alleen de rechtsverhouding tussen de partijen in het geding zou beïnvloeden, maar ook de belangen van een derde partij die niet in de procedure was betrokken. Het hof verklaarde de bezwaren van de gemeente en FMNW tegen de eiswijziging gegrond en liet de eiswijziging in zoverre buiten beschouwing. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de gemeente en FMNW.

Uitspraak

Arrest d.d. 5 juli 2011
Zaaknummer 200.072.436/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in het incident tot verzet tegen de eiswijziging in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SITA Recycling Services Noord-Oost B.V.,
gevestigd te Arnhem, en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante sub 2],
gevestigd te Eindhoven,
hierna gezamenlijk te noemen: SITA c.s.,
appellanten,
tevens verweersters in het incident,
in eerste aanleg: eiseressen in tussenkomst,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden, voor wie gepleit heeft mr. D.C. Orobio de Castro, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
de gemeente Leeuwarden,
zetelend te Leeuwarden,
hierna te noemen: de gemeente,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
tevens eiseres in het incident,
advocaat: mr. I.J. van den Berge, kantoorhoudende te Zwolle, welke ook gepleit heeft,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fryslân Miljeu Noord-West B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
hierna te noemen: FMNW,
geïntimeerde,
tevens eiseres in het incident,
in eerste aanleg: gevoegde partij aan de zijde van gedaagde,
advocaat: mr. J.F. Rouwé-Danes, kantoorhoudende te Leeuwarden voor wie gepleit heeft mr. L.E.J. Korsten, kantoorhoudende te Amsterdam.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in drie vonnissen van 26 maart 2008 (incidenten tot voeging, splitsing en tussenkomst) en een vonnis van 27 januari 2010 van de rechtbank Leeuwarden, sector civiel recht (hierna: de rechtbank).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 26 april 2010 is door SITA c.s. hoger beroep ingesteld van het eindvonnis van 27 januari 2010 met dagvaarding van de gemeente en FMNW tegen de zitting van 31 augustus 2010.
Bij memorie van grieven, tevens akte wijziging eis, hebben SITA c.s. van grieven gediend en 28 producties in het geding gebracht. SITA c.s. hebben bij die gelegenheid hun eis als volgt gewijzigd:
"(…) Dat het Uw Gerechtshof moge behagen bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. te vernietigen het vonnis gewezen door de rechtbank Leeuwarden van 27 januari 2010, gewezen tussen, onder meer, appellanten en geïntimeerden (...); en
B. opnieuw rechtdoende;
primair:
te verklaren voor recht dat:
i) de Raamovereenkomst, de Nadere Overeenkomsten, de Nieuwe Overeenkomst en de Leveringsrelatie nietig zijn; en
Leeuwarden te veroordelen om:
ii) de opdrachten tot (a) inzameling van huishoudelijk afval in Leeuwarden en (b) verwerking van het afval uit Leeuwarden aan te besteden door middel van een procedure als voorgeschreven in artikel 28 BAO, althans een procedure zoals bedoeld in paragraaf (362) van deze memorie zodanig dat de aankondiging van de aanbesteding conform de toepasselijke voorschriften zal zijn gepubliceerd binnen 6 maanden, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het ten deze te wijzen arrest;
subsidiair:
Leeuwarden te veroordelen om:
i) de Nieuwe Overeenkomst binnen één maand na betekening van het ten deze te wijzen arrest op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van vijf maanden, althans een door Uw Gerechthof in goede justitie te bepalen opzegtermijn; en
ii) de Leveringsrelatie binnen één maand na betekening van het ten deze te wijzen arrest op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn één jaar, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen termijn; en
iii) de opdrachten tot (a) inzameling van huishoudelijk afval in Leeuwarden en (b) verwerking van het afval uit Leeuwarden aan te besteden door middel van een procedure als voorgeschreven in artikel 28 BAO, althans een procedure zoals bedoeld in paragraaf (362) van deze memorie zodanig dat de aankondiging van de aanbesteding conform de toepasselijke voorschriften zal zijn gepubliceerd binnen 6 maanden, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het ten deze te wijzen arrest;
meer subsidiair:
Leeuwarden te veroordelen om:
i) de Nieuwe Overeenkomst en de Leveringsrelatie bij de Europese Commissie aan te melden als onrechtmatig verleende staatssteun conform Verordening (EG) nr 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 en de verdere uitvoering van de Nieuwe Overeenkomst en de Leveringsrelatie op te schorten vanaf het moment (a) gelegen zes maanden na betekening van het ten deze te wijzen arrest, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen termijn, tot (b) het moment dat de Commissie heeft vastgesteld dat uitvoering van de Nieuwe Overeenkomst en de Leveringsrelatie, althans de daarin verdisconteerde steunmaatregelen, niet ontoelaatbaar is/zijn in het licht van het bepaalde in artikel 107 VwEU; en
ii) tot het moment dat de Commissie heeft vastgesteld dat uitvoering van de Nieuwe Overeenkomst en de Leveringsrelatie, althans de daarin verdisconteerde steunmaatregelen, niet ontoelaatbaar is/zijn in het licht van het bepaalde in artikel 107 VwEU de opdrachten tot (a) inzameling van huishoudelijk afval in Leeuwarden en (b) verwerking van het afval uit Leeuwarden aan te besteden door middel van een procedure als voorgeschreven in artikel 28 BAO, althans een procedure zoals bedoeld in paragraaf (362) van deze memorie zodanig dat de aankondiging van de aanbesteding conform de toepasselijke voorschriften zal zijn gepubliceerd binnen 6 maanden, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het ten deze te wijzen arrest;
uiterst subsidiair
Leeuwarden te veroordelen SITA en [appellante sub 2] de schade te vergoeden die deze partijen lijden en nog zullen lijden als gevolg van het feit dat Leeuwarden:
(i) opdrachten tot (a) inzameling van huishoudelijk afval in Leeuwarden en (b) verwerking van het afval uit Leeuwarden in strijd met haar wettelijke verplichting daartoe niet aanbesteedde; en
(ii) naliet de Raamovereenkomst, de Nadere Overeenkomsten, de Nieuwe Overeenkomst en de Leveringsrelatie te melden bij de Commissie;
deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
en zowel primair als subsidiair
met hoofdelijke veroordeling van geïntimeerden in de kosten van het geding in beide instanties."
Zowel de gemeente als FMNW hebben bij akte bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van SITA c.s.
SITA c.s. hebben een antwoordakte genomen.
Partijen hebben hun standpunten in het incident doen bepleiten onder overlegging van pleitnotities door hun advocaten.
Ten slotte hebben SITA c.s. en FMNW de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest in het incident.
De beoordeling
het geschil en de beslissing in eerste aanleg
1.1 SITA Nederland Holding B.V. en [appellante sub 2] hebben bij inleidende dagvaarding van 15 oktober 2007 de gemeente Leeuwarden en de gemeente Reiderland in rechte betrokken.
1.2 Bij incidenteel vonnis van 26 maart 2008 heeft de rechtbank SITA c.s. toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen. Bij vonnis van gelijke datum is de incidentele vordering tot splitsing van de gemeente Leeuwarden afgewezen. Bij vonnis van eveneens 26 maart 2008 heeft de rechtbank FMNW en B.V. Groningen Milieu toegestaan zich in de hoofdzaak aan de zijde van de gemeente Leeuwarden respectievelijk de gemeente Reiderland te voegen.
1.3 SITA Nederland Holding B.V., [appellante sub 2] en SITA c.s. vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
(i) de gemeente Leeuwarden veroordeelt de Nieuwe Overeenkomst binnen één maand na betekening van het vonnis in dezen te beëindigen met inachtneming van een (opzeg-)termijn van vijf maanden, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn;
(ii) de gemeente Leeuwarden veroordeelt de opdrachten tot inzameling van huishoudelijk afval in de gemeente Leeuwarden aan te besteden middels een procedure als voorgeschreven in artikel 28 Bao, althans een procedure zoals bedoeld in paragraaf 30 van de dagvaarding, zodanig dat binnen zes maanden na betekening van het vonnis in dezen, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, tot gunning van die opdrachten kan worden overgegaan;
(iii) de gemeente Leeuwarden veroordeelt de verdere uitvoering van de Nieuwe Overeenkomst op te schorten vanaf het moment (a) gelegen zes maanden na betekening van het vonnis in dezen, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, tot (b) het moment dat de Europese Commissie heeft vastgesteld dat uitvoering van de Nieuwe Overeenkomst, althans de daarin verdisconteerde steunmaatregelen, niet ontoelaatbaar is/zijn in het licht van het bepaalde in artikel 87 EG-Verdrag;
althans subsidiair:
(i) de gemeente Leeuwarden veroordeelt om aan Sita c.s. de schade te vergoeden die deze partijen lijden en nog zullen lijden als gevolg van het feit dat Leeuwarden (i) haar opdrachten tot huisvuilinzameling sinds 1 januari 1999 in strijd met haar wettelijke verplichting daartoe niet aanbesteedde en (ii) naliet de Raamovereenkomst, de Nadere Overeenkomsten en de Nieuwe Overeenkomst te melden bij de Europese Commissie, deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
althans meer subsidiair:
(i) verklaart voor recht dat de gemeente Leeuwarden onrechtmatig handelt jegens Sita c.s. door haar opdrachten tot huisvuilinzameling niet aan te besteden volgens een procedure als voorgeschreven in artikel 28 Bao, althans een procedure als bedoeld in paragraaf 30 van de dagvaarding;
(ii) verklaart voor recht dat de Raamovereenkomst, de Nadere Overeenkomsten en de Nieuwe Overeenkomst steun in de zin van artikel 87 EG-Verdrag inhouden en als zodanig overeenkomstig artikel 88 lid 3 EG-Verdrag c.q. artikel 2, eerste lid, Vo. 659/1999 hadden behoren te worden gemeld bij de Europese Commissie;
(iii) verklaart voor recht dat de gemeente Leeuwarden toerekenbaar onrechtmatig handelde en handelt jegens Sita c.s. door de Raamovereenkomst, de Nadere Overeenkomsten en de Nieuwe Overeenkomst aan Omrin te verlenen en/of (verder) ten uitvoer te leggen;
zowel primair als subsidiair:
de gemeente Leeuwarden veroordeelt in de kosten van het geding.
1.4 Ten tijde van het eindvonnis van 27 januari 2010 was de procedure tegen de gemeente Reiderland doorgehaald en was de procedure tegen B.V. Groningen Milieu ambtshalve doorgehaald.
1.5 In haar eindvonnis van 27 januari 2010 heeft de rechtbank SITA Nederland Holding B.V. en [appellante sub 2] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen en de vorderingen van SITA c.s. afgewezen.
in het incident
2.1 De gemeente en FMNW stellen dat de eiswijziging in strijd is met de goede procesorde. De gemeente stelt hiertoe - samengevat - dat de eiswijziging ertoe strekt een geheel nieuw geschil, namelijk de afvalverwerking, aan het lopende appel toe te voegen. Bij de afvalverwerking staat de rechtsverhouding tussen de gemeente en Afvalsturing Friesland N.V. (hierna: Afvalsturing Friesland) centraal, terwijl laatstgenoemde rechtspersoon geen partij is in dit geding. Door de eiswijziging wordt de gemeente in haar verdediging bemoeilijkt en wordt haar beoordeling van het geschil omtrent de afvalverwerking in twee feitelijke instanties onthouden, aldus nog steeds de gemeente.
2.2 FMNW heeft zich geschaard achter de argumenten van de gemeente en daar nog aan toegevoegd dat SITA c.s. er in eerste aanleg voor hebben gekozen om het geschil te beperken tot de afvalinzameling. Het toestaan van de eiswijziging zal ertoe leiden dat ook Afvalsturing Friesland zich in het geding zal mengen, hetgeen - ook gelet op de complexiteit en omvang die de zaak nu reeds heeft - tot onredelijke vertraging van de procedure zal leiden. Bovendien is één conclusiewisseling, waartoe de appelprocedure in beginsel is beperkt, onvoldoende voor een kwalitatief hoogwaardig partijdebat, aldus FMNW.
2.3 SITA c.s. hebben aangevoerd dat zij eerst gaandeweg de procedure in eerste aanleg ook bij de afvalverwerking in toenemende mate concurrentie ondervonden van (vennootschappen uit) wat zij omschrijft als "het Omrin-concern". De inzameling van afval en de verwerking ervan zijn volgens Sita c.s. onlosmakelijk met elkaar verbonden en het gaat om dezelfde procespartijen: SITA c.s. enerzijds en de gemeente Leeuwarden als aanbestedende dienst anderzijds. Voor de omvang van de zaak maakt het volgens SITA c.s. mede daarom niet uit dat ook de overeenkomsten van de gemeente Leeuwarden over de afvalverwerking bij het geschil worden betrokken. Volgens SITA c.s. is van onredelijke vertraging noch van bemoeilijking van de verdediging sprake, nu de eis aan het begin van de procedure in hoger beroep is gewijzigd waardoor partijen nog alle gelegenheid hebben zich te verweren.
2.4 Het hof overweegt als volgt. Op grond van art. 130 lid 1 juncto art. 353 lid 1 Rv komt aan SITA c.s. de bevoegdheid toe de eis of de gronden daarvan te wijzigen, welke bevoegdheid in hoger beroep in die zin beperkt is dat de eiswijziging (behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen) niet later dan bij memorie van grieven dient plaats te vinden (HR 20 juni 2008, LJN: BC4959). Niet in geschil is dat de eiswijziging bij de eerste memorie en daarmee tijdig is gedaan.
2.5 De toelaatbaarheid van een eiswijziging moet mede worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. Van de bevoegdheid om in appel zijn eis te veranderen of te vermeerderen, kan onder meer gebruik gemaakt worden door de grondslag van de vordering te vervangen door of aan te vullen met een andere grondslag, ook ingeval de eiser in de procedure in eerste aanleg met betrekking tot die andere grondslag een ander, eventueel daarmee strijdig standpunt heeft ingenomen (HR 8 december 2000, LJN: AA8895).
2.6 Uit dit wettelijk stelsel volgt dat de wederpartijen van Sita c.s., in dit geval: de gemeente en FMNW, bedacht moeten zijn op een eiswijziging. De enkele omstandigheid dat de eis of de gronden daarvan worden gewijzigd, levert dan ook niet snel strijd met de eisen van een goede procesorde op. Aan voormeld stelsel is tevens inherent dat op de gewijzigde eis enkel door het hof als feitelijke instantie recht wordt gedaan. Het gemis van een feitelijke instantie is op zichzelf dan ook niet doorslaggevend.
2.7 In het onderhavige geval gaat het echter niet slechts om een wijziging of aanvulling van de feitelijke en/of juridische grondslag van de vordering in eerste aanleg, maar om de toevoeging van een geheel nieuw geschil, namelijk: de vraag of de gemeente (ook) ter zake van de verwerking van het huishoudelijk afval de aanbestedings- en/of de staatssteunregels heeft geschonden waardoor zij schadeplichtig is jegens SITA c.s. Het gaat aldus om een substantiële uitbreiding van het aan de vordering ten grondslag liggende feitencomplex, waardoor het geding zal worden vertraagd, terwijl de vordering (bij toewijzing) mede gevolgen heeft voor een andere rechtsverhouding dan die in eerste aanleg centraal stond.
2.8 Met het standpunt dat het om dezelfde procespartijen gaat, zien SITA c.s. er al te gemakkelijk aan voorbij dat uitbreiding van dit geschil tot de afvalverwerking ook raakt aan de belangen van derden. Ter zake van de verwerking van het huishoudelijk afval heeft de gemeente immers een overeenkomst met Afvalsturing Friesland, waarvan SITA c.s. thans de beëindiging vorderen. Naar het oordeel van het hof nopen de belangen van deze derde die in eerste aanleg niet heeft meegeprocedeerd, maar waarvan het voor de hand ligt dat die door de uitbreiding van het geschil genoopt zal zijn zich alsnog in het geschil te mengen, tot terughoudendheid bij de beoordeling van de eiswijziging. Voor zover SITA c.s. betogen dat van een echte derde geen sprake is aangezien volgens haar FMNW en Afvalsturing Friesland tot hetzelfde Omrin-concern behoren, overweegt het hof dat ook bij vennootschappen die in concernrechtelijk verband met elkaar staan, de hoofdregel van het Nederlandse procesrecht is dat dergelijke vennootschappen als zelfstandige entiteiten worden beschouwd en dat voor vereenzelviging slechts bij wege van uitzondering plaats is (HR 13 oktober 2000, LJN: AA7480). Dat die uitzondering zich hier voordoet, acht het hof thans niet aangetoond.
2.9 Het hof betrekt voorts in zijn overwegingen dat het een bewuste keuze van SITA c.s. is geweest om de kwestie van de afvalverwerking niet reeds in eerste aanleg aan de orde te stellen, terwijl zij ook toen reeds op het vlak van de afvalverwerking concurrentie ondervonden van (vennootschappen uit) "het Omrin-concern". Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof dat de geschillen omtrent de afvalinzameling en de afvalverwerking niet onlosmakelijk verbonden zijn, zoals SITA c.s. ingang willen doen vinden. Voor zover SITA c.s. hun vorderingen erop baseren dat zij onrechtmatige concurrentie ondervinden van de vennootschappen die volgens Sita c.s. samen "het Omrin-concern" vormen, blijkt uit het partijdebat in eerste aanleg dat de hierop betrekking hebbende stellingen genoegzaam aan bod kunnen komen in een geschil dat is beperkt tot de afvalinzameling.
2.10 SITA c.s. worden dan ook niet in hun belangen geschaad indien de eiswijziging (deels) buiten beschouwing wordt gelaten, terwijl de gemeente, FMNW én Afvalsturing Friesland als gevolg van een bewuste keuze van SITA c.s. een feitelijke instantie zou worden onthouden ter zake van de afvalverwerking. Alles afwegende oordeelt het hof daarom dat de eiswijziging van SITA c.s. in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
2.11 De conclusie luidt dat de bezwaren van de gemeente en FMNW tegen de eiswijziging van SITA c.s. gegrond zijn. Aangezien deze bezwaren enkel betrekking hebben op de vermeerdering van de eis met de kwestie van de afvalverwerking, zal het hof de eiswijziging in zoverre buiten beschouwing laten. Het hof zal derhalve, voor alle duidelijkheid, recht doen op de navolgende eis:
"(…) Dat het Uw Gerechtshof moge behagen bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. te vernietigen het vonnis gewezen door de rechtbank Leeuwarden van 27 januari 2010, gewezen tussen, onder meer, appellanten en geïntimeerden (...); en
B. opnieuw rechtdoende;
primair:
te verklaren voor recht dat:
i) de Raamovereenkomst, de Nadere Overeenkomsten en de Nieuwe Overeenkomst nietig zijn; en
Leeuwarden te veroordelen om:
ii) de opdracht(en) tot inzameling van huishoudelijk afval in Leeuwarden aan te besteden door middel van een procedure als voorgeschreven in artikel 28 BAO, althans een procedure zoals bedoeld in paragraaf (362) van deze memorie zodanig dat de aankondiging van de aanbesteding conform de toepasselijke voorschriften zal zijn gepubliceerd binnen 6 maanden, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het ten deze te wijzen arrest;
subsidiair:
Leeuwarden te veroordelen om:
i) de Nieuwe Overeenkomst binnen één maand na betekening van het ten deze te wijzen arrest op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van vijf maanden, althans een door Uw Gerechthof in goede justitie te bepalen opzegtermijn; en
ii) de opdracht(en) tot inzameling van huishoudelijk afval in Leeuwarden aan te besteden door middel van een procedure als voorgeschreven in artikel 28 BAO, althans een procedure zoals bedoeld in paragraaf (362) van deze memorie zodanig dat de aankondiging van de aanbesteding conform de toepasselijke voorschriften zal zijn gepubliceerd binnen 6 maanden, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het ten deze te wijzen arrest;
meer subsidiair:
Leeuwarden te veroordelen om:
i) de Nieuwe Overeenkomst bij de Europese Commissie aan te melden als onrechtmatig verleende staatssteun conform Verordening (EG) nr 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 en de verdere uitvoering van de Nieuwe Overeenkomst op te schorten vanaf het moment (a) gelegen zes maanden na betekening van het ten deze te wijzen arrest, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen termijn, tot (b) het moment dat de Commissie heeft vastgesteld dat uitvoering van de Nieuwe Overeenkomst, althans de daarin verdisconteerde steunmaatregelen, niet ontoelaatbaar is/zijn in het licht van het bepaalde in artikel 107 VwEU; en
ii) tot het moment dat de Commissie heeft vastgesteld dat uitvoering van de Nieuwe Overeenkomst, althans de daarin verdisconteerde steunmaatregelen, niet ontoelaatbaar is/zijn in het licht van het bepaalde in artikel 107 VwEU de opdracht(en) tot inzameling van huishoudelijk afval in Leeuwarden aan te besteden door middel van een procedure als voorgeschreven in artikel 28 BAO, althans een procedure zoals bedoeld in paragraaf (362) van deze memorie zodanig dat de aankondiging van de aanbesteding conform de toepasselijke voorschriften zal zijn gepubliceerd binnen 6 maanden, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het ten deze te wijzen arrest;
uiterst subsidiair
Leeuwarden te veroordelen SITA en [appellante sub 2] de schade te vergoeden die deze partijen lijden en nog zullen lijden als gevolg van het feit dat Leeuwarden:
(i) opdracht(en) tot inzameling van huishoudelijk afval in Leeuwarden in strijd met haar wettelijke verplichting daartoe niet aanbesteedde; en
(ii) naliet de Raamovereenkomst, de Nadere Overeenkomsten en de Nieuwe Overeenkomst te melden bij de Commissie;
deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
en zowel primair als subsidiair
met hoofdelijke veroordeling van geïntimeerden in de kosten van het geding in beide instanties."
2.12 SITA c.s. zullen in de kosten van dit incident worden veroordeeld (2 punten, tarief II).
3 De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor memorie van antwoord zijdens de gemeente en FMNW. Uitstelverzoeken worden behandeld door de rolraadsheer, zodat het hof thans voorbij gaat aan het ten pleidooie door de gemeente gedane verzoek, evenals aan het door SITA c.s. gedane verzoek tot peremptoir¬stelling.
De beslissing
Het gerechtshof:
in het incident:
verklaart de bezwaren van de gemeente en FMNW tegen de eiswijziging van SITA c.s. gegrond;
verstaat dat recht zal worden gedaan op de eis zoals geformuleerd in r.o. 2.11;
veroordeelt SITA c.s. in de kosten van dit incident en stelt die tot aan deze uitspraak vast op:
- € 1.788,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat aan de zijde van de gemeente, te vermeerderen met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 14 dagen na de dag van deze uitspraak tot de dag der algehele voldoening;
- € 1.788,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat aan de zijde van FMNW;
verklaart dit arrest ter zake van de uitgesproken proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
in de hoofdzaak:
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van dinsdag 16 augustus 2011 voor memorie van antwoord aan de zijde van de gemeente en FMNW.
Aldus gewezen door mrs. J.H. Kuiper, voorzitter, R.E. Weening en P. Roorda, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 5 juli 2011 in bijzijn van de griffier.