Strafgriffie Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002001-10
Uitspraak d.d.: 12 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 9 augustus 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het hem ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 30 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 4 oktober 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto) van die categorie of categorieen heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 oktober 2009 te [plaats], terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor alle categorieën ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorieën heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 4 oktober 2009 een auto bestuurd, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit rijbewijs was reeds in 1996 ongeldig verklaard. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard in ieder geval sinds 2001 op de hoogte te zijn geweest van deze ongeldigverklaring. Duidelijk is geworden dat verdachte zich niets heeft aangetrokken van de jegens hem getroffen maatregel van ongeldigverklaring.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, waaronder een soortgelijk feit. Deze eerdere veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden het thans bewezen verklaarde feit te begaan.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D.J. de Vos, griffier,
en op 12 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Stempvoort en mr. De Vos, beiden voornoemd, zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.