ECLI:NL:GHLEE:2011:BR1697

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.077.525/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag in het belang van de minderjarige met betrekking tot verblijfsstatus

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 7 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over de minderjarige [kind 1]. De vader, die een verblijfsstatus in Nederland heeft, verzocht om het gezag uitsluitend aan hem toe te kennen, omdat de moeder geen verblijfsstatus heeft en statenloos is. De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder op 20 augustus 2010 het eenhoofdig gezag van de moeder gewijzigd in gezamenlijk gezag. De vader vorderde in hoger beroep dat deze beschikking werd vernietigd.

Tijdens de zitting op 20 juni 2011 zijn zowel de vader als de moeder verschenen, evenals de advocaat van de vader en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader stelde dat het in het belang van [kind 1] was dat hij alleen het gezag kreeg, zodat hij een verblijfsvergunning voor [kind 1] kon aanvragen. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en heeft ter zitting bevestigd dat zij achter het verzoek van de vader staat.

Het hof heeft vastgesteld dat het belang van het kind voorop staat, zoals vastgelegd in artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek en het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind. Gezien de omstandigheden, waaronder de mogelijke uitzetting van de moeder en de gevolgen daarvan voor [kind 1], heeft het hof geoordeeld dat het verzoek van de vader moet worden toegewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het gezag over [kind 1] voortaan aan de vader toekomt. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 7 juli 2011
Zaaknummer 200.077.525
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.L.E.M. Krauth,
kantoorhoudende te Zwolle,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder.
Belanghebbende:
de Raad voor de Kinderbescherming,
kantoorhoudende te Zwolle,
hierna te noemen: de raad.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 20 augustus 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, het eenhoofdig gezag van de moeder over de minderjarige [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren [in 2008], gewijzigd in het gezamenlijk gezag van partijen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 19 november 2010, heeft de vader verzocht de beschikking van 20 augustus 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat het gezag uitsluitend aan hem toekomt.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de moeder geen verweerschrift ingediend.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 16 december 2010 met bijlagen van de raad.
Ter zitting van 20 juni 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader en zijn advocaat, de moeder, mevrouw Heersma, beëdigd tolk in de franse taal, en mevrouw Douma namens de raad.
De beoordeling
De feiten
1. Partijen hebben een affectieve relatie en wonen samen.
2. Uit deze relatie is [kind 1] geboren. [kind 1] is voor zijn geboorte door de vader erkend.
3. De vader heeft een verblijfsstatus in Nederland, de moeder heeft geen verblijfsstatus.
4. [kind 1] heeft evenmin een verblijfsstatus en is, doordat de moeder geen geldige
identiteitspapieren heeft, statenloos.
5. De vader kan geen verblijfsvergunning voor [kind 1] aanvragen zolang moeder (mede) het gezag heeft omdat de moeder niet in het bezit is van de voor deze aanvraag benodigde identiteitspapieren.
Het gezag over [kind 1]
6. Beide ouders hebben aangegeven te wensen dat de vader alleen het gezag over [kind 1] krijgt, omdat alleen daarmee de vader voor [kind 1] een verblijfsvergunning kan aanvragen. De ouders willen voorkomen dat ingeval de moeder wordt uitgezet
wegens het ontbreken van een verblijfsvergunning, ook [kind 1] wordt uitgezet. Zij willen in dat geval dat [kind 1] in Nederland bij zijn vader blijft. Dit vinden zij het meest in het belang van [kind 1].
7. De raad heeft geadviseerd het verzoek van de vader toe te wijzen nu dit in het belang van [kind 1] is en het de raad na onderzoek duidelijk is geworden dat de moeder hier weloverwogen mee heeft ingestemd.
8. Zowel uit artikel 1:253c Burgerlijk Wetboek als uit artikel 3 Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind volgt dat het belang van het kind de maatstaf is aan de hand waarvan het verzoek van de vader tot gezagswijziging moet worden beoordeeld.
9. Het hof is van oordeel dat het verzoek van de vader moet worden toegewezen, omdat voldoende aannemelijk is geworden dat dit in het belang van [kind 1] is.
[kind 1] heeft nu geen verblijfsstatus, is statenloos en een mogelijke uitzetting van de moeder zal voor hem als gevolg hebben dat hij met zijn moeder in de illegaliteit terechtkomt en gaat zwerven. Het is in het belang van [kind 1] dat de vader alleen het gezag over hem krijgt, omdat daardoor voornoemde gevolgen kunnen worden voorkomen. Ter zitting heeft de moeder bevestigd dat zij achter het verzoek van de vader staat.
Slotsom
10. Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen en bepalen dat het gezag over [kind 1] voortaan aan de vader toekomt.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing waarvan beroep;
en opnieuw beslissende
wijst het verzoek van de vader toe en bepaalt dat het gezag over [kind 1], geboren [in 2008], voortaan aan de vader toekomt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, voorzitter, J.G. Idsardi en H.J. de Ruijter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 7 juli 2011 in het bijzijn van de griffier.