ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6229

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.024.849/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwiste handtekening en deskundigenonderzoek in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, ging het om een betwiste handtekening van de appellant onder een overeenkomst van geldlening. Het hof had eerder in een tussenarrest van 2 februari 2010 geoordeeld dat de appellant, behoudens tegenbewijs, de echtheid van zijn handtekening niet had betwist. De geïntimeerde, IDM Financieringen B.V., had de handtekening betwist en het hof had een deskundige benoemd om de echtheid van de handtekening te onderzoeken. De deskundige concludeerde in haar rapport van 17 december 2010 dat de handtekening hoogstwaarschijnlijk door de appellant zelf was geplaatst, zonder dat er aanwijzingen waren voor valsheid of nabootsing.

Tijdens de zitting op 30 augustus 2011 werd het arrest uitgesproken, waarbij het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigde. De appellant werd veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, en het hof bepaalde dat hij het loon van de deskundige, dat voorlopig was vastgesteld op € 1.500,--, aan de griffier moest voldoen. Het hof verklaarde de proceskostenveroordeling en de betaling aan de griffier uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest bevestigde de eerdere oordelen van het hof en onderstreepte het belang van deskundigenonderzoek in civiele procedures.

Uitspraak

Arrest d.d. 30 augustus 2011
Zaaknummer 200.024.849/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. H.J. Pellinkhof, kantoorhoudende te Assen,
tegen
IDM Financieringen B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: IDM,
advocaat: mr. Y. van Maarwijck, kantoorhoudende te Meppel.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 22 juni 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
De door het hof benoemde deskundige heeft onderzoek gedaan en op 17 december 2010 rapport uitgebracht.
Vervolgens is aan [appellant] gelegenheid geboden om een memorie na deskundigenbericht te nemen. Na meerdere aanhoudingen is op 24 mei 2011 aan [appellant] akte niet dienen verleend.
Door IDM is een antwoordmemorie na deskundigenbericht genomen.
Vervolgens heeft IDM de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. In zijn tussenarrest van 2 februari 2010 heeft het hof onder 2.6. en 2.7. geoordeeld, dat het bewijs dat IDM moest leveren van de echtheid van de handtekening van [appellant] voorshands, behoudens door [appellant] te leveren tegenbewijs, geleverd was. In hetzelfde arrest had het hof onder 2.5. geoordeeld:
‘Indien de omstreden handtekening wel van [appellant] afkomstig is, sneuvelen al diens verweren en dient de vordering van IDM te worden toegewezen.’
2. De in het kader van dat tegenbewijs door het hof benoemde deskundige heeft een handschriftonderzoek verricht om vast te stellen of de handtekening onder de overeenkomst van geldlening waar het in deze zaak om gaat door [appellant] is geplaatst. De conclusie van de deskundige in haar rapportage van
17 december 2010 laat weinig ruimte voor twijfel. Na een uitgebreide onderbouwing schrijft zij: ‘Op grond van deze bevindingen kan worden geconcludeerd dat de betwiste handtekening cliënt onder de persoonlijke lening hoogstwaarschijnlijk door [appellant] zelf is geplaatst.’
De deskundige merkt op dat door haar geen nabootsings- of andere valsheidskenmerken zijn gesignaleerd.
3. Door [appellant] is in de procedure niet meer op dit rapport gereageerd.
4. Naar het oordeel van het hof staat daarmee in rechte vast dat de handtekening onder de overeenkomst van [appellant] afkomstig is en dat om die reden de vordering van IDM dient te worden toegewezen.
Slotsom
5. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijkgestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep gevallen aan de zijde van IDM (3 punten, tarief II). Het hof zal ambtshalve [appellant] conform art. 244 Rv veroordelen het loon van deskundige dat voorlopig voor een bedrag van € 1.500,-- in debet is gesteld aan de griffier te voldoen.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep gevallen aan de zijde van IDM, welke worden begroot op € 422,-- voor verschotten en € 2.682,-- voor geliquideerde kosten voor de advocaat;
veroordeelt [appellant] het loon van de deskundige dat voorlopig voor een bedrag van € 1.500,-- in debet is gesteld aan de griffier te voldoen.
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling en de betaling aan de griffier uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, G. van Rijssen en
I. Tubben, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 30 augustus 2011 in bijzijn van de griffier.