ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6520

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002789-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling van de benadeelde partij, waarbij hij haar opzettelijk heeft geschopt, wat heeft geleid tot letsel en pijn. De verdachte, die als first offender wordt aangemerkt, kreeg een werkstraf van 30 uren opgelegd, subsidiair 15 dagen hechtenis. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 450,-, bestaande uit € 50,- materiële schade en € 400,- immateriële schade, met wettelijke rente vanaf de datum van de mishandeling op 4 oktober 2009.

Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de mishandeling en de geleden schade. De benadeelde partij had zich in eerste aanleg gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 925,-, maar het hof heeft de vordering in hoger beroep tot € 450,- beperkt. De verdachte is verplicht om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren de zaak hebben behandeld. De beslissing van het hof is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die tijdens de zittingen zijn gepresenteerd, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ook zijn meegewogen.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002789-10
Uitspraak d.d.: 1 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 12 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 mei 2011, 18 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 925,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 18 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. S. Arts, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 oktober 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), meermalen, althans eenmaal, (met kracht), in/op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geduwd en/of geslagen, (tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan die [benadeelde] te vallen kwam), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 oktober 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), met kracht tegen het lichaam heeft getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van mevrouw [benadeelde] door haar een forse trap tegen haar borst te geven, terwijl zij zich in de hal van haar eigen woning bevond. Tengevolge van dit handelen is bij mevrouw [benadeelde] letsel en pijn ontstaan en is behandeling in het ziekenhuis noodzakelijk geweest. Met het handelen van verdachte heeft hij de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer geschonden.
Het hof heeft in aanmerking genomen hetgeen verdachte en zijn raadsman omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren hebben gebracht.
Nu verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 juni 2011 niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, kan hij als first offender worden aangemerkt.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, acht het hof een werkstraf van passend. Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van de door de politierechter in eerste aanleg opgelegde straf en de vordering van de advocaat-generaal.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 925,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 450,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof thans aannemelijk geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof acht, evenals de politierechter, een causaal verband aanwezig tussen de mishandeling en de opgevoerde kosten (EUR 50,00) voor de twee dagen die de benadeelde partij voor behandeling in het ziekenhuis heeft doorgebracht. Eveneens is op grond van de dossierstukken voldoende gebleken dat de benadeelde partij het hierna te noemen bedrag aan immateriële schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die materiële en immateriële schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Tevens zal deze betalingsverplichting worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade, 4 oktober 2009, tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering - nu zij inhoudelijk wordt betwist - een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 450,00 (vierhonderdvijftig euro) bestaande uit EUR 50,00 (vijftig euro) materiële schade en EUR 400,00 (vierhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 450,00 (vierhonderdvijftig euro) bestaande uit EUR 50,00 (vijftig euro) materiële schade en EUR 400,00 (vierhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 1 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P. Koolschijn en mr. J.P. van Stempvoort zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.