ECLI:NL:GHLEE:2011:BS8952

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002206-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1983 en wonende te [woonplaats], werd beschuldigd van het verlaten van de plaats van een verkeersongeval op 18 september 2009 te [plaats 1]. De advocaat-generaal had vordering tot vrijspraak ingediend, maar het hof oordeelde anders. Tijdens de zitting op 22 augustus 2011 heeft de verdachte ontkend betrokken te zijn geweest bij het ongeval, maar getuigenverklaringen wezen in de richting van de verdachte als bestuurder van de betrokken auto. De getuigen, [getuige 1] en [getuige 2], hadden gezien dat de bestuurder van een rode Renault schade had toegebracht aan de Opel Corsa van de aangever. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte voldoet aan het signalement van de bestuurder en dat hij op de bewuste dag in de buurt was, hoewel hij dit niet kon onderbouwen met bewijs.

Het hof heeft de bewezenverklaring gemotiveerd en geconcludeerd dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair vijf dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn beperkte financiële middelen, en heeft bepaald dat de geldboete in termijnen mag worden voldaan. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. P.J.M. van den Bergh, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier J.B. Schwerzel.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002206-10
Uitspraak d.d.: 5 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 17 september 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 augustus 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte van het hem ten laste gelegde wegens onvoldoende overtuigend bewijs. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. I.M. Weijers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 september 2009 te [plaats 1], gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen omtrent het bewijs
Verdachte wordt verweten dat hij op 18 september 2009 bij een parkeermanoeuvre op de parkeerplaats van het [ziekenhuis] te [plaats 1] schade heeft toegebracht aan een aldaar geparkeerd staande auto, waarna hij de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder de voor de schadeafwikkeling noodzakelijke gegevens omtrent zijn identiteit kenbaar te hebben gemaakt. Verdachte ontkent ten stelligste iedere betrokkenheid.
Uit het dossier van de politie Drenthe leidt het hof de navolgende feiten en omstandigheden af.
Aangever treft rond 9.30 uur op voornoemde datum bij terugkeer bij zijn auto een briefje aan van een tweetal personen, de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Deze schrijven - zakelijk weergegeven - te hebben gezien dat de bestuurder van een rode Renault, waarvan zij het kenteken hebben genoteerd, schade heeft toegebracht aan de Opel Corsa van aangever. Aangever stelt vervolgens vast dat er inderdaad schade is aan de linkerachterzijde en de linkerachterverlichting van zijn voertuig.
Ten overstaan van verbalisanten leggen voornoemde getuigen een gedetailleerde verklaring af over hun waarnemingen die ochtend. Deze verklaringen bevatten tevens een signalement van de bestuurder alsmede van een vrouw die hem vergezelde.
Verbalisanten nemen vervolgens telefonisch contact op met de kentekenhouder van de Renault, i.c. verdachte. Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte ontkent. Een afspraak om op het politiebureau zijn verklaring op te nemen leidt tot bezoeken van verdachte aan het politiebureau te [plaats 2] en te [plaats 1], maar door misverstanden en mede door de kennelijk weinig coöperatieve opstelling van verdachte niet tot een in het politiedossier opgenomen verklaring van verdachte.
Ter terechtzitting van het hof van 22 augustus 2011 heeft verdachte verklaard destijds eigenaar te zijn geweest van de betreffende Renault. Hij heeft voorts verklaard dat hij de enige is die in het bezit is van de bijbehorende autosleutels, dat de reservesleutel zich in zijn woning bevindt en dat hij zijn auto nooit uitleent. Verdachte heeft eveneens verklaard dat hij in die periode, met de echtgenote van een vriend een bezoek heeft gebracht aan het ziekenhuis in [plaats 1].
Bij de behandeling van de zaak door de politierechter is namens verdachte aangevoerd dat hij mogelijk op de bewuste dag ter plaatse is geweest. Ter zitting van het hof heeft verdachte anders verklaard en weliswaar medegedeeld dat hij niet op de dag van de aanhouding ter plaatse is geweest, maar deze stelling niet (met stukken) nader onderbouwd. Voorts heeft het hof heeft ter terechtzitting kunnen vaststellen dat verdachte voldoet aan het door de getuigen gegeven signalement van de bestuurder van de Renault.
In het licht van het vorenstaande, en met name op grond van wat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben gezien, stelt het hof vast dat de auto van verdachte betrokken is geweest bij de aanrijding. Gelet op verdachtes verklaring omtrent het gebruik van de auto, acht het hof bewezen dat hij de auto heeft bestuurd.
Gelet op het vorenstaande acht het hof zowel wettig als overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 september 2009 te [plaats 1], als bestuurder van een motorrijtuig door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat], de plaats van
het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander, te weten
[slachtoffer], schade was toegebracht;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als bestuurder van een motorvoertuig schade toegebracht aan het voertuig van een ander. Hij heeft daarop de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn identiteit kenbaar te maken. Verdachte heeft daarmee kennelijk beoogd de verantwoordelijkheid voor de door zijn toedoen ontstane schade te ontlopen.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juni 2011, waaruit blijkt dat verdachte éénmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een (andersoortig) strafbaar feit. Nu deze veroordeling heeft plaatsgevonden na de pleegdatum van het thans ter beoordeling staande incident, zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met een geldboete van na te melden hoogte. Verdachte zal, gelet op zijn beperkte financiële middelen, in de gelegenheid worden gesteld deze geldboete in termijnen te voldoen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 5 (vijf) termijnen van 1 maand, elke termijn groot EUR 50,00 (vijftig euro).
Aldus gewezen door
mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 5 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.