Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001198-10
Uitspraak d.d.: 19 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 3 mei 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1. en 2. ten laste gelegde tot een werkstaf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. J.D. Nijenhuis, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
verdachte in of omstreeks de periode van 30 november 2004 tot en met 24 augustus 2005, te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten (artikel 17 van) de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk - zakelijk weergegeven - voor de afdeling Sociale Zaken en werkgelegenheid van de gemeente [gemeente 1] verzwegen dat zij, verdachte, samenwoonde, althans een gezamenlijke huishouding voerde, met [naam persoon] (op het adres: [adres] te [plaats 1]);
feit 2:
verdachte in of omstreeks de periode van 25 augustus 2005 tot en met 16 juni 2006 en/of in of omstreeks de van 21 oktober 2007 tot en met 18 juli 2008, te [plaats 2] (althans) in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten (artikel 17 van) de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk - zakelijk weergegeven - voor (de afdeling Publiekszaken en Sociale Zaken) van de gemeente [gemeente 2] verzwegen, dat zij, verdachte, samenwoonde, althans een gezamenlijke huishouding voerde, met [naam persoon] (op het adres: [adres] te [plaats 2]).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen dat verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
verdachte in de periode van 30 november 2004 tot en met 24 augustus 2005 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten (artikel 17 van) de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte opzettelijk - zakelijk weergegeven - voor de afdeling Sociale Zaken en werkgelegenheid van de gemeente [gemeente 1] verzwegen dat zij, verdachte, samenwoonde, met [naam persoon], op het adres: [adres] te [plaats 1];
feit 2:
verdachte in de periode van 25 augustus 2005 tot en met 16 juni 2006 en in de periode van 21 oktober 2007 tot en met 18 juli 2008 te [plaats 2] in de gemeente [gemeente 2], in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten (artikel 17 van) de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte opzettelijk - zakelijk weergegeven - voor de afdeling Publiekszaken en Sociale Zaken van de gemeente [gemeente 2] verzwegen, dat zij, verdachte, samenwoonde met [naam persoon] op het adres: [adres] te [plaats 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming danwel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming danwel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Gedurende een lange periode heeft verdachte, die een uitkering ontving naar de norm van alleenstaande op grond van de Wet werk en bijstand, opzettelijk niet doorgegeven aan de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente [gemeente 1] en de gemeente [gemeente 2] dat ze feitelijk samenwoonde met [naam persoon]. Aldus hebben de beide gemeentes niet kunnen vaststellen of verdachte wel aanspraak kon maken op een (volledige) uitkering op grond van de WWB. Verdachte heeft het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland mede is gebaseerd, geschaad.
Het hof heeft rekening gehouden met het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het openbaar ministerie heeft aan verdachte eerder een transactie in de vorm van een werkstraf voor de duur van 62 uren aangeboden. Op die manier kon verdachte strafvervolging voorkomen. Uit het afloopbericht van het CJIB blijkt dat verdachte zich niet bereidwillig heeft opgesteld en dat de werkstraf derhalve is mislukt. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat ze door persoonlijke omstandigheden destijds niet in staat was de werkstraf te verrichten. Verdachte heeft aangegeven dat zij destijds een zeer moeizame relatie had met [naam persoon] waardoor zij emotioneel gezien de werkstraf niet aan kon. Ook zou middelengebruik daarbij een rol hebben gespeeld. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat ze heeft ingezien dat ze niet op deze manier verder kan leven en dat ze wil proberen haar leven op orde te krijgen. Verdachte heeft het hof verzocht haar een werkstraf op te leggen.
Het hof acht aannemelijk geworden dat verdachte het strafwaardige van de bewezen verklaarde handelingen inziet. Met het oog daarop, alsmede de gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf - zoals ook door de advocaat-generaal gevorderd - passend en geboden.
Ten overvloede merkt het hof op dat als verdachte weer verzuimt de op te leggen werkstraf te verrichten, de aan de werkstraf gekoppelde vervangende hechtenis ten uitvoer gelegd zal kunnen worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 2. bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 19 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. van Stempvoort, voornoemd, is buiten staat dit arrest te ondertekenen.