Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000254-10
Uitspraak d.d.: 19 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 20 januari 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het hem ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.L.M. Fleuren, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met 27 maart 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 2800 gram hennep en/of ongeveer 4722, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging gekregen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2008 tot en met 27 maart 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 2800 gram hennep en 4722 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich - samen met een ander - gedurende een periode van 13 maanden schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep. Hij heeft - puur voor het geldelijk gewin - een stof geproduceerd die schadelijk kan zijn voor de gebruikers van die stof. Het gebruik van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen - de hennepproducten - brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. De verdachte heeft daaraan door zijn handelen bijgedragen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 september 2011, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Het hof houdt voorts bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter terechtzitting van het hof door verdachte en zijn raadsman naar voren zijn gebracht. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte een opleiding tot schilder heeft afgerond en thans bezig is om als zzp'er werk te vinden en een inkomen te genereren. Verdachte heeft aangegeven dat hij momenteel nog geen schulden heeft, maar dat het wel van belang is dat hij snel werk vindt. De raadsman heeft het hof in dit kader verzocht om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf op te leggen. Op deze wijze kan worden voorkomen dat verdachte schulden gaat opbouwen en zijn woning verliest.
Hoewel de ernst van de feiten in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, zal het hof, mede gezien de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden, het verzoek van de verdediging honoreren en een werkstraf opleggen. Die werkstraf zal voor de maximale duur worden opgelegd. Daarnaast ziet het hof in de ernst van de bewezen verklaarde feiten aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur op te leggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Die straf is tevens bedoeld om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst wederom (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van de Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 19 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Stempvoort, voornoemd, is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.