ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7305

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002656-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 7 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 20 juli 2009. De verdachte heeft zijn onderbuurman bedreigd door dreigende woorden te uiten en tegen de deur van de benadeelde te slaan, wat gevoelens van angst en onveiligheid bij de benadeelde heeft opgewekt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250, subsidiair 5 dagen hechtenis, en heeft de mogelijkheid geboden om de boete in termijnen te betalen. De vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding eiste, is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 150. De vordering van de benadeelde partij die niet-ontvankelijk werd verklaard, betrof een andere benadeelde die niet in de bewezenverklaring was opgenomen. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat was ingediend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002656-10
Uitspraak d.d.: 7 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 8 oktober 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-670074-06, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1967],
volgens eigen opgave wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde tot een geldboete van
€ 250,--, subsidiair te vervangen door 5 dagen hechtenis en de toewijzing van de vorderingen benadeelde partij met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. H.J. Veen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2009, in de gemeente [gemeente], [benadeelde 1] en/of
[benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen de deur van die
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] geslagen en/of geschopt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je af" en/of "Als ik je tegen kom dan maak ik je af" en/of "Ik kom je tegen jongen, en ik maak je af godverdomme", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 juli 2009, in de gemeente [gemeente], [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen de deur van die [benadeelde 1] geslagen en hem daarbij dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je af" en "Als ik je tegen kom dan maak ik je af" en "Ik kom je tegen jongen, en ik maak je af godverdomme".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 20 juli 2009 zijn onderbuurman [benadeelde 1] bedreigd met de dood door meermalen naar hem te roepen dat hij hem af zou maken. Hierbij heeft verdachte dreigend tegen de deur van [benadeelde 1] geslagen. Verdachte heeft hierdoor gevoelens van angst en onveiligheid bij [benadeelde 1] opgewekt.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 september 2011 blijkt dat verdachte sinds het bewezen verklaarde feit niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft voorts in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze door hem ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht. Verdachte woont inmiddels in een huis dat speciaal geschikt is voor mensen met psychische problemen. In tegenstelling tot zijn eerdere woning in [plaats], is zijn nieuwe woning gelegen in een heel rustige omgeving. Verder heeft hij op vrijwillige basis contact met de reclassering en heeft hij gedragstherapie.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof - overeenkomstig de door de rechtbank Groningen opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf - oplegging van een geldboete van € 250,--, subsidiair te vervangen door 5 dagen hechtenis, passend en geboden. Het hof zal verdachte, anders dan de rechtbank Groningen, weliswaar vrijspreken van de ten laste gelegde bedreiging gericht tegen de vriendin van aangever, [benadeelde 2], maar is van oordeel dat dit niet af doet aan de ernst van het feit, waardoor voornoemde straf gerechtvaardigd blijft.
Gelet op de aannemelijk geworden - geringe - financiële draagkracht van verdachte, ziet het hof aanleiding te bepalen dat verdachte de geldboete mag voldoen in termijnen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2009. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 150,--. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij meer schade heeft geleden dan dit bedrag. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2009. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering tenuitvoerlegging
De vordering tot tenuitvoerlegging dient ingevolge artikel 14g, vijfde lid van het Wetboek van Strafrecht binnen drie maanden na het verstrijken van de proeftijd ter griffie te zijn ingediend.
De bij het vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 6 april 2007 gestelde proeftijd van twee jaar is, na verlenging van deze proeftijd door de politierechter te Groningen op 22 mei 2008 met een half jaar, verstreken op 20 oktober 2009.
Wanneer onderhavige vordering ter griffie is ingediend heeft het hof niet uit het dossier kunnen afleiden. Daarin bevindt zich wel de beschikking tot dagbepaling van 12 augustus 2010, waaruit blijkt dat de vordering op dat moment ter griffie bekend was. Het hof houdt deze datum voor de datum van indiening ter griffie. Die datum ligt ver buiten de periode van 3 maanden.
Derhalve dient het openbaar ministerie niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 5 (vijf) termijnen van 1 maand, elke termijn groot EUR 50,00 (vijftig euro).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 1] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 150,00 (honderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van EUR 150,00 (honderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 2], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. R.E.A. Toeter, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Reinke, griffier,
en op 7 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.E.A. Toeter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.