ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7355
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in bijstandsfraudezaak wegens gebrek aan bewijs van samenwerking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was beschuldigd van bijstandsfraude, waarbij hij samen met een medeverdachte, die een uitkering ontving, zou hebben nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken. Dit zou hebben geleid tot bevoordeling van zichzelf of de medeverdachte. De verdachte ontkende echter enige rol te hebben gespeeld in het invullen van de rechtmatigheidsformulieren en stelde dat er geen sprake was van bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte.
Tijdens de behandeling van de zaak op 28 september 2011 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een werkstraf van 180 uren had geëist. Het hof heeft het dossier en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.M.A.W. Erven, zorgvuldig bestudeerd. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte betrokken was bij de bijstandsfraude. Er was geen bewijs dat de verdachte een rol had gespeeld bij het invullen van de rechtmatigheidsformulieren of dat hij op enige andere manier betrokken was bij de totstandkoming van het ten laste gelegde.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding, waarbij het hof benadrukte dat wettig en overtuigend bewijs voor een veroordeling ontbrak.