ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7523

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.089.609/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van kinderbescherming

In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van de minderjarige [kind], die op 9 februari 2011 in een pleeggezin is geplaatst. De moeder, die alleen het gezag over [kind] heeft, is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de kinderrechter van 11 april 2011, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verleend aan Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZ). De moeder heeft aangevoerd dat de rechtbank haar beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd, vooral gezien de ingrijpende aard van de maatregel. Het hof heeft echter geoordeeld dat, hoewel de motivering van de rechtbank tekortschiet, de zaak in zijn geheel ter beoordeling aan het hof is voorgelegd en de moeder haar bezwaren kan inbrengen.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om [kind] een veilig en stabiel opvoedingsklimaat te bieden. Dit is onderbouwd door rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en de omstandigheden in de thuissituatie van de moeder, die lijdt aan een borderline-persoonlijkheidsstoornis en andere gezondheidsproblemen. De moeder heeft in het verleden hulp ontvangen, maar deze was niet voldoende om de problemen op te lossen. Het hof heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [kind].

De beslissing van het hof is om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarbij de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing worden gehandhaafd. Het hof benadrukt dat in dergelijke gevallen niet kan worden volstaan met een standaardmotivering en dat de belangen van het kind voorop staan. De moeder heeft nog steeds de mogelijkheid om haar situatie te verbeteren, maar op dit moment is de uithuisplaatsing de beste optie voor [kind].

Uitspraak

Beschikking d.d. 4 oktober 2011
Zaaknummer 200.089.906
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.H. Rump,
kantoorhoudende te Zwolle,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de raad.
Belanghebbende:
Bureau Jeugdzorg Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
hierna te noemen: BJZ.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 11 april 2011 heeft de kinderrechter in de rechtbank
Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, de minderjarige [kind] (hierna: [kind]), geboren [in 2006], met ingang van 11 april 2011 onder toezicht gesteld van BJZ voor de termijn van één jaar en BJZ voorts met ingang van diezelfde datum en voor dezelfde duur een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] verleend in een accommodatie voor pleegzorg 24-uurs.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 1 juli 2011, heeft de moeder
verzocht de beschikking van 11 april 2011 te vernietigen.
Bij een tweetal afzonderlijke verweerschriften, binnengekomen op de griffie op
26 juli 2011, hebben de raad en BJZ het verzoek bestreden.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 1 september 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de
moeder, bijgestaan door mr. Rump, de heer B. Rijksen namens de raad en de heer Wachtmeester namens BJZ. Met instemming van een ieder heeft de heer De Lange, begeleider van de moeder van Stichting Creating Balance, de mondelinge behandeling bijgewoond.
Zoals afgesproken, is na de zitting van mr. Rump het indicatiebesluit d.d. 4 maart 2011 ontvangen.
De beoordeling
Feiten
1. De moeder is alleen belast met het gezag over [kind]. Het is niet duidelijk wie de
vader van [kind] is. [kind] is op 9 februari 2011 in een pleeggezin geplaatst.
Daar verblijft hij thans nog steeds.
2. De raad heeft de kinderrechter op 23 maart 2011 verzocht om [kind] voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen van BJZ en om voor diezelfde termijn aan BJZ een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] af te geven.
3. Bij de beschikking waarvan beroep zijn de verzoeken van de raad toegewezen.
De moeder is het niet eens met de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind].
Zij komt daartegen in appel.
Motiveringsgebrek
4. Aan de moeder kan worden toegegeven dat de rechtbank haar beslissing
onvoldoende deugdelijk en in strijd met artikel 30 Rv heeft gemotiveerd.
Dit klemt temeer nu het in deze gaat om de toepassing van een zeer ingrijpende kinderbeschermingsmaatregel. In een dergelijk geval kan niet worden volstaan met een standaardmotivering, zoals de rechtbank heeft gedaan. De moeder heeft daar terecht tegen gegriefd. Zij heeft echter geen belang bij behandeling van die klacht, omdat de zaak thans in hoger beroep in zijn geheel ter beoordeling aan
het hof is voorgelegd en de moeder in de gelegenheid is gesteld haar inhoudelijke bezwaren tegen de beschikking van 11 april 2011 kenbaar te maken. Voorts strekt de procedure in hoger beroep er mede toe eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren. De omstandigheid dat partijen daardoor niet althans niet ten volle in de gelegen¬heid zijn hun zaak in twee feitelijke instanties te laten behandelen, doet hieraan niet af.
Ondertoezichtstelling
5. Tegen de ondertoezichtstelling heeft de moeder geen grieven gericht. Zij heeft ook gesteld zich neer te leggen bij dit deel van de bestreden beschikking. Het hof zal daarom de ondertoezichtstelling bekrachtigen.
Uithuisplaatsing
6. Een machtiging tot uithuisplaatsing kan worden verleend indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of indien dit noodzakelijk is tot onderzoek van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid van de minderjarige.
7. Uit de stukken, waaronder een rapport van de raad van 17 maart 2011, en de behandeling ter zitting is gebleken van gronden die een uithuisplaatsing van
[kind] noodzakelijk maken. Voldoende aannemelijk is geworden dat de moeder
op dit moment niet in staat is [kind] een opvoedingsklimaat te bieden waarin de continuïteit van en de veiligheid in zijn dagelijkse verzorging en opvoeding zijn gewaarborgd.
8. Bij dit oordeel heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9. Allereerst is het feit dat de moeder op 9 februari 2011 de deur niet opendeed
voor [kind] niet de enige reden geweest om tot uithuisplaatsing over te gaan.
Er bestonden op dat moment al langer zorgen rondom de opvoedingssituatie van [kind]. Het gezin van de moeder is al jarenlang bekend bij BJZ. De moeder heeft vijf kinderen. Drie daarvan zijn nog minderjarig. De andere twee minderjarigen verblijven in een pleeggezin.
10. [kind] heeft een licht verstandelijke beperking. Voorts heeft hij een achterstand
in zijn spraakontwikkeling en heeft hij problemen met zijn zicht en motoriek.
Sinds dit voorjaar volgt [kind] het speciaal basisonderwijs. Voordien ging hij naar de Dagbehandeling Jonge Kind van Trias Jeugdhulp (hierna: DJK), voorheen het Medisch Kleuter Dagverblijf genaamd.
11. De moeder is gediagnosticeerd met borderline-persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast heeft zij de spierziekte HMSN (Hereditaire Motorische en Sensorische Neuropathie) die een progressief verloop kent.
12. Uit onderzoek van de raad is gebleken dat de draagkracht en draaglast van de moeder begin dit jaar sterk uit verhouding zijn geraakt door problemen in haar persoonlijk functioneren, haar vermogen om een kind op te voeden, de onrust in haar woonomgeving, de geringe ondersteuning uit haar sociale netwerk en het verlies van een vriendin. Ondanks de goede inzet van de moeder en het besef dat zij aanvullende ondersteuning van hulpverleners nodig had en zij deze hulp heeft geaccepteerd, is de moeder er steeds minder in geslaagd om [kind] de zorg te bieden die hij nodig had. Het gevolg hiervan was dat [kind] in toenemende mate grensoverschrijdend gedrag liet zien in de vorm van driftbuien en agressie.
13. In het vrijwillig kader is veel hulp ingezet om de moeder te ondersteunen in de verzorging en opvoeding van [kind]. Zo ging [kind] in de tijd dat hij nog bij de moeder woonde vijf dagen per week naar DJK. Verder was er veertien uren per week thuishulp. [kind] werd door deze hulp o.a. gewassen, aangekleed en naar bed gebracht. Daarnaast was er persoonlijke begeleiding van de moeder door Creating Balance en GGZ-instelling Dimence. Ten slotte was er hulp van de Regiegroep van de gemeente Zwolle. BJZ voerde het casemanagement over [kind] uit.
14. Met de raad is het hof van oordeel dat het inzetten van minder verstrekkende maatregelen onvoldoende was om verbetering in de thuissituatie van [kind] aan
te brengen. Aldus is terecht tot uithuisplaatsing van [kind] overgegaan. De enige mogelijkheid om de opvoedingssituatie van [kind] te verbeteren was om hem, net als de andere twee minderjarige kinderen van de moeder, in een pleeggezin te plaatsen.
15. In het pleeggezin gaat het de goede kant op met de thans vijfjarige [kind]. Hij is overdag inmiddels zindelijk en zijn spraak is beter te verstaan. [kind] heeft eens in de twee weken twee uren onbegeleid contact met de moeder. Beiden genieten daarvan. Wel heeft [kind] nog een flinke inhaalslag te maken.
16. Eén van de doelen die BJZ samen met de moeder en Creating Balance heeft gesteld in het kader van de ondertoezichtstelling is dat de moeder een behandeling volgt bij Dimence om zo goed mogelijk om te leren gaan met haar borderline-problematiek. Desondanks is de hulp bij Dimence niet opgestart. De moeder kon zich niet vinden in het beleid van Dimence. In de plaats daarvan heeft zij zich gewend tot een zekere [betrokkene] die gespecialiseerd zou zijn in het bieden van hulp aan mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis.
Dit contact bevindt zich nog in de intakefase.
17. Gezien zijn beperkingen heeft [kind] veel structuur en houvast nodig. Ook heeft
hij vanwege zijn gedragsproblemen meer dan gemiddeld behoefte aan duidelijke sturing en begrenzing.
Juist in tijden van stress steekt bij de moeder haar borderline-problematiek de kop op. Dit maakt het voor haar extra lastig om in de specifieke behoeftes van [kind] te voorzien. Aangezien de hulp aan de moeder voor haar borderline-problematiek nog maar net is gestart en bovendien weinig concreet is gemaakt, is het onduidelijk of de moeder [kind] blijvend deze structuur en begrenzing in de thuissituatie kan bieden. BJZ heeft ter zitting ook aangegeven dat het zelfs maar de vraag is of de moeder überhaupt in staat zal zijn in de toekomst de problemen van [kind] het hoofd te bieden. Het hof onderschrijft deze twijfel.
Slotsom
18. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan hoger beroep onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, voorzitter,
J.G. Idsardi en G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van dit hof van 4 oktober 2011 in het bijzijn van de griffier.