De beoordeling
de feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1.1 tot en met 1.20 van het vonnis waarvan beroep is, behoudens ten aanzien van het onder 1.4 vermelde waartegen een onderdeel van grief 6 in principaal appel is gericht, geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, zulks met inachtneming van hetgeen hierna met betrekking tot grief 6 op dit punt zal worden overwogen.
Samen met wat voorts tussen partijen is komen vast te staan, gelet op hetgeen is gesteld en onvoldoende gemotiveerd is weersproken en gelet op de niet weersproken inhoud van overgelegde producties, komen deze feiten neer op het volgende.
1.1 [geïntimeerde], geboren op 11 oktober 1951, is vanaf 1 augustus 1978 in dienst geweest bij (rechtsvoorgangers van) Terra, laatstelijk als docent binnen het Cursus Contract Onderwijs (hierna: CCO) tegen een salaris van € 3.178,- bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en 5% eindejaarsuitkering bij een vierdaagse werkweek. De CAO BVE was op de overeenkomst van toepassing.
1.2 De arbeidsovereenkomst is per 1 februari 2007 geëindigd door een (geconverteerde) opzegging door Terra wegens langdurige arbeidsongeschiktheid zonder reëel uitzicht op herstel voor de oude functie, na een procedure bij het College van beroep. Terra heeft geen financiële voorziening voor de toen 55-jarige [geïntimeerde] getroffen.
1.3 Aan [geïntimeerde] is met ingang van 30 augustus 2006 een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend van € 1.944,71 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. Daarop ontvangt [geïntimeerde] een aanvulling dankzij een in het verleden door hemzelf gesloten IPAP-verzekering tegen inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid.
1.4 In de loop van de dienstbetrekking is [geïntimeerde] herhaaldelijk wegens spanningsklachten uigevallen. Omstreeks 1994 is hij een dag per week minder gaan werken, welk onbezoldigd verlof een permanent karakter heeft gekregen. Daarna is tot 2000 geen sprake geweest van noemenswaardige uitval.
1.5 Vanaf 2000 is [geïntimeerde] wederom regelmatig (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geraakt in verband met klachten van psychische aard. Op initiatief van de arbodienst heeft in januari 2003 psychodiagnostiek onderzoek van [geïntimeerde] plaatsgevonden door een gezondheidspsycholoog. Naar aanleiding hiervan heeft de bedrijfsmaatschappelijk werker van de arbodienst aan Terra gerapporteerd dat bij [geïntimeerde] geen sprake is van beperkingen in strikt medische zin die hem belemmeren in het uitoefenen van zijn functie. Volgens de bedrijfsmaatschappelijk werker zijn er in de visie van de psycholoog geen tekenen van ziekte of gebrek, hooguit van een karakterstructuur c.q. sensitiviteit die veel duidelijk maakt over de wijze waarop [geïntimeerde] beïnvloed wordt door spanningen die op zijn pad komen in het dagelijks leven, waaronder zijn werk.
1.6 Per 1 september 2004 is [geïntimeerde] wederom, maar nu definitief uitgevallen wegens ziekte. De bedrijfsarts heeft op 29 september 2004 een probleemanalyse gemaakt. Daarin wordt de oorzaak van het verzuim toegeschreven aan arbeidsomstandig- heden, intrapersoonlijke factoren, verminderde psychische belastbaarheid en (vermeende) gehoorproblemen. De bedrijfsarts kwalificeert de oorzaken als werkgerelateerd en hij verwacht dat [geïntimeerde] zijn werk op korte termijn gedeeltelijk kan hervatten, mits rekening wordt gehouden met zijn beperkingen. De prognose op langere termijn is niet duidelijk. Doelstelling is om via geleidelijke opbouw van de belasting te komen tot volledige arbeidsgeschiktheid. Van groot belang is dat de werkzaamheden gestructureerd worden aangeboden. De bedrijfsarts vraagt zich af of dat binnen de setting van het CCO mogelijk is en of er voldoende mogelijkheden zijn om te re-integreren in het eigen werk, gegeven de beperkingen van [geïntimeerde]. Volgens de bedrijfsarts dient de aandacht te worden verlegd naar ander werk of een andere werkgever als re-integratie naar eigen werk geen haalbare kaart blijkt te zijn. Hij adviseert de werkgever daarover met [geïntimeerde] in gesprek te gaan.
1.7 Arbeidsdeskundige [deskundige], verbonden aan de arbodienst van Terra, heeft op
13 januari 2005 gerapporteerd dat [geïntimeerde] niet optimaal functioneert omdat hij moeilijk met spanning en hectiek kan omgaan, terwijl faalangst en neiging tot perfectionisme hem in de weg zitten. Volgens [deskundige] kan een duurzame oplossing alleen worden bereikt met een overzichtelijk takenpakket, waarin overbrengen van vakkennis centraal staat en geen verstoringen plaatsvinden die inherent zijn aan het leven van alledag op de scholen van Terra (met o.a. veranderingen in onderwijssysteem en groter en gevarieerder aanbod van leerlingen). Daarnaast moet [geïntimeerde] worden aangestuurd en moet tijd worden gemaakt voor coaching en begeleiding. Volgens [deskundige] is [geïntimeerde] geschikt voor vak- en praktijkgerichte opleidingen in het kader van om- en bijscholing, maar ongeschikt voor het lesgeven aan leerlingen van niveau 2 en competentiegericht leren. Als alternatief acht [deskundige] [geïntimeerde] geschikt voor praktijkgerichte werkzaamheden, zoals praktijkbegeleiding van cursisten BBC die nog geen werk hebben, aangevuld met aanleg en onderhoud van tuinen.
1.8 Op 1 februari 2005 zijn in een bespreking tussen [geïntimeerde] en het management van Terra drie opties op tafel gekomen. In optie 1, terugkeer in de oude functie, eventueel op een andere locatie, had Terra noch [geïntimeerde] vertrouwen, gelet op het toenemend competentiegericht onderwijs. In optie 2 zou bezien worden of er bij Terra een andere passende functie voor [geïntimeerde] was. Optie 3, outplacement, had de voorkeur van Terra en zou door haar worden uitgewerkt, maar ook zou worden gekeken naar mogelijkheden binnen optie 2.
1.9 Op 8 en 23 maart 2005 hebben vervolggesprekken plaatsgehad. Terra heeft aangegeven opties 1 en 2 niet meer reëel te vinden en zich te willen concentreren op outplacement gedurende 1, maximaal 2 jaar gevolgd door ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zij kent één type docent die breed inzetbaar moet zijn en bouwt geen organisatie om mensen heen. [geïntimeerde] heeft suggesties gedaan voor andere werkzaamheden die hij binnen Terra zou kunnen verrichten. Onder uitdrukkelijk voorbehoud van alle rechten op optie 2 heeft [geïntimeerde] Carrière Switch als outplacementbureau aangewezen.
1.10 Bij brief van 19 april 2005 heeft Terra ter kennisneming een kopie van de offerte van Carrière Switch naar [geïntimeerde] gestuurd, samen met een conceptcontract ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst en een aanbod tot WW-suppletie. De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft vervolgens op 29 april 2005 laten weten dat hij [geïntimeerde] heeft ontraden hiermee in te stemmen in verband met de Wet Poortwachter, en omdat optie 2 meer voor de hand ligt.
De outplacementbegeleiding is wel opgestart en heeft geduurd tot het ontslag.
1.11 Terra heeft op 6 juni 2005 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV over de passendheid van de werkzaamheden: praktijkbegeleider / geven van praktijkgerichte cursussen voor het bedrijfsleven. In haar aanvrage heeft Terra verwezen naar haar organogram en functiebouwwerk. Het is volgens haar ondoenlijk de deeltaak 'praktijkbegeleiding' af te splitsen van de docentfunctie, omdat zij die begeleiding een essentieel onderdeel vindt van de docentfunctie, omdat een docent breed inzetbaar moet zijn en omdat het afsplitsen bij andere docenten om zo een functie voor [geïntimeerde] te creëren te ingrijpend is. Andere werkzaamheden acht Terra "duidelijk niet passend" vanwege het verschil in functieschaal.
Het op 25 augustus 2005 toegezonden oordeel luidt dat dit werk niet passend is, met de kanttekening dat dit een momentopname betreft.
De toelichting op dit oordeel vermeldt:
"Er is sprake van (gedeeltelijke) geschiktheid passend werk in het eigen bedrijf. Bijvoorbeeld: praktijkgerichte cursussen: het deel groen geven aan de Bolstergroep, praktijkgerichte cursussen voor het bedrijfsleven, praktijkbegeleider, e.d. De werkgever heeft echter een deugdelijke grond voor het niet aanbieden van passende arbeid aan werknemer."