ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1667

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002732-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van verboden hennepteelt met recidive

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 18 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, waarvan één maand voorwaardelijk, voor het medeplegen van verboden hennepteelt gedurende een periode van ongeveer zes maanden. De feiten zijn gepleegd in de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 juni 2009, waarbij de verdachte samen met anderen hennepplanten heeft geteeld en vervoerd. Bij een politie-inval op 17 juni 2009 zijn in totaal 200 hennepplanten aangetroffen in een pand dat door de verdachte werd gebruikt.

De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie maanden geëist, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal overgenomen en heeft vastgesteld dat de verdachte recidive vertoont, aangezien hij eerder is veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet. Het hof heeft de verdachte als een actieve deelnemer aan de hennepteelt beschouwd, waarbij hij zijn kennis en ervaring als voormalig eigenaar van een growshop heeft ingebracht.

Het hof heeft de verdachte strafbaar verklaard en de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten bevestigd. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002732-10
Uitspraak d.d.: 18 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 12 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 oktober 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte met betrekking tot de feiten 1 en 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, proeftijd twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. K.E. Wielenga, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 juni 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval op 17 juni 2009 opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 380, althans een groot aantal, hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 36 hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 juni 2009 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 380 hennepplanten of hennepstekken of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 17 juni 2009 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 36 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen telen en bewerken van verboden hennep, alsmede het vervoer daarvan. De kwekerij heeft zich bevonden op een bedrijfsterrein. Er werden bij de inval door de politie 200 planten aangetroffen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep de gezondheid van de gebruikers schaadt.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat verdachte een aanzienlijke rol heeft gespeeld in het feitelijke teeltproces. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij van te voren afspraken heeft gemaakt met zijn medeverdachte en een derde persoon over de opbouw van de hennepkwekerij en de verzorging van de hennepstekjes en -planten. Verdachte heeft vervolgens conform die afspraken in de opbouw en de verzorging zijn bijdrage geleverd. Verdachte heeft daarbij bovendien als voormalig eigenaar van een growshop belangrijke kennis en kunde omtrent het telen van hennep ingebracht. Verder heeft verdachte tweedehands apparatuur geleverd ten behoeve van de hennepteelt. Tenslotte zijn verdachte en zijn medeverdachte aangehouden in de witte bus van verdachte, terwijl zij in die bus hennepstekken en hennepafval aanwezig hadden.
Het hof heeft daarnaast gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 oktober 2011 waaruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder is veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet, naast veroordelingen voor andersoortige delicten.
Gelet op vorenstaande acht hof vanuit een oogpunt van normhandhaving een onvoorwaar-delijke vrijheidsstraf conform de eis van de advocaat-generaal passend en geboden. Aan verdachte zal echter een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk worden opgelegd teneinde verdachte ervan te weerhouden om opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. K. Lahuis, senior-raadsheer, en mr. J. Dolfing, raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Raven, griffier,
en op 18 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Dolfing is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.