ECLI:NL:GHLEE:2011:BU4438

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000761-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Toeter
  • mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • mr. Van der Wiel-Rammeloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met geweld en bedreiging, onrechtmatig verkregen bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 11 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, die volledig toerekeningsvatbaar wordt geacht, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden voor verkrachting. De feiten dateren van 18 juni 2010, toen de verdachte het slachtoffer onder valse voorwendselen naar zijn woonwagen lokte. Daar heeft hij het slachtoffer gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij hij geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat deze onbetrouwbaar waren. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd, wat zijn geloofwaardigheid ondermijnt. Het hof heeft ook de vraag van onrechtmatig verkregen bewijs behandeld, waarbij het telefoongesprek dat door het slachtoffer was opgenomen, niet werd uitgesloten van bewijs. De verdachte heeft psychologische rapporten overlegd waaruit blijkt dat hij lijdt aan een lichte tot matige verstandelijke handicap, maar het hof oordeelt dat hij in staat was de wederrechtelijkheid van zijn handelen te begrijpen. De strafmaat is bepaald aan de hand van landelijke oriëntatiepunten voor verkrachting, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de belangen van het slachtoffer, wat leidt tot een aanzienlijke psychische impact op het slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000761-11
Uitspraak d.d.: 11 november 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 24 maart 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
wonende te [woonplaats], [adres],
preventief gedetineerd in GGZ Friesland FPA Franeker.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 oktober 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R. Skála, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juni 2010 te [plaats 1], binnen de gemeente [gemeente], door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit, of mede bestond(en) uit, het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte
- een komkommer in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, althans die [slachtoffer] gedwongen dat zij zijn penis in de mond nam en hem pijpte,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin
- dat verdachte de deur van de woonwagen, waarin verdachte en die [slachtoffer] zich bevonden, op slot heeft gedraaid, zodat [slachtoffer] niet weg kon en/of
- dat verdachte die [slachtoffer] (dreigend) een mes heeft getoond en/of een mes tegen de keel van die [slachtoffer] heeft gehouden, en/of
- dat verdachte die [slachtoffer] heeft gezegd dat als zij niet zou meewerken, hij haar keel zou doorsnijden en zij haar dochter nooit meer zou zien, en/of
- dat verdachte die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij zich moest uitkleden en/of
- dat verdachte die [slachtoffer] (hard) op het bed heeft geduwd, en/of
- dat verdachte die [slachtoffer] heeft vastgebonden op/aan een bed, en/of
- dat verdachte die [slachtoffer] in bedwang heeft gehouden door op haar bovenlijf te zitten en met zijn knie(en) op haar armen/of onder haar oksels te drukken, en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Bewijsverweren
De verdediging heeft ter zitting van het hof aangevoerd - kort gezegd - dat de verklaringen die aangeefster [slachtoffer] heeft afgelegd onbetrouwbaar zijn, in tegenstelling tot de verklaringen die verdachte heeft afgelegd.
Het hof verwerpt dit verweer. Het hof acht de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] betrouwbaar. [slachtoffer], die ter zitting van het hof als getuige is gehoord en aldaar op het hof een gedegen en geloofwaardige indruk heeft gemaakt, heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris als bij het hof gedetailleerd en consistent over de gebeurtenissen van 18 juni 2010 verklaard. Daar komt bij dat de verklaringen van [slachtoffer] bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen. Hier tegenover staat dat verdachte wisselende verklaringen omtrent de gebeurtenissen heeft afgelegd, terwijl zijn verklaringen op meerdere onderdelen geen steun vinden in de bewijsmiddelen.
Voorts heeft de raadsman ter zitting van het hof aangevoerd, dat de opname die aangeefster [slachtoffer] heeft gemaakt van het telefoongesprek, dat zij op 18 juni 2010 met verdachte heeft gevoerd, dient te worden aangemerkt als onrechtmatig verkregen bewijs nu verdachte geen toestemming heeft gegeven dat gesprek op te nemen. De opname dient volgens de raadsman om die reden voor het bewijs buiten beschouwing te blijven.
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de opname ook niet mag meewegen voor het bewijs, nu de opname van het telefoongesprek volgens verdachte gemanipuleerd is.
Het hof stelt vast dat noch uit het dossier noch uit het verhandelde ter zitting blijkt dat opsporingsambtenaren of ambtenaren van het openbaar ministerie enige bemoeienis hebben gehad met het vastleggen van het desbetreffende telefoongesprek tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer] op de mobiele telefoon van laatstgenoemde. Voorts is van belang dat [slachtoffer] uit eigen beweging aan de politie heeft gemeld dat zij enkele telefoongesprekken tussen haar en verdachte - waaronder het betwiste telefoongesprek van 18 juni 2010 - op haar telefoon had opgenomen, waarop de politie deze telefoon in beslag heeft genomen. Gelet hierop en tevens gelet op de omstandigheid dat uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet kan volgen dat op enigerlei wijze aan het recht van de verdediging om de inhoud van het desbetreffende bewijsmiddel te betwisten is tekortgedaan, kan, anders dan door de raadsman is betoogd, niet worden gezegd dat die enkele vastlegging ook al zou daarmee inbreuk zijn gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte een zodanige schending van beginselen van een behoorlijke procesorde dan wel een zodanige veronachtzaming van de rechten van de verdediging tot gevolg heeft gehad, dat de inhoud van dat gesprek van het bewijs zou moeten worden uitgesloten. Het hof verwerpt het verweer in zoverre.
Met betrekking tot het tweede onderdeel van het verweer overweegt het hof als volgt. Het betwiste telefoongesprek heeft plaatsgevonden op 18 juni 2010 en is om 12.21.02 uur opgenomen op de GSM telefoon van aangeefster [slachtoffer]. [slachtoffer] is na dit telefoongesprek gaan douchen en heeft daarna verdachte gebeld en doorgegeven dat zij bij hem in [plaats 1] langs zou komen. Zij is daarop door haar moeder, [moeder van slachtoffer], met de auto vanuit [plaats 2] naar het woonwagenkamp in [plaats 1] gebracht, alwaar verdachte in een woonwagen verbleef. Toen [slachtoffer] bij het woonwagenkamp was aangekomen, is zij meteen naar de woonwagen van verdachte gelopen, is die woonwagen binnen gegaan en heeft daar enige tijd verbleven met verdachte. Nadat aangeefster de woonwagen van verdachte had verlaten, heeft zij om 13.36.21 uur haar moeder gebeld en is zij vervolgens naar de auto van haar moeder gelopen die teruggereden was naar het woonwagenkamp en buiten dat kamp op haar stond te wachten. De moeder van [slachtoffer] heeft om 13.42 uur de politie gebeld. [slachtoffer] heeft vervolgens zelf om 13.56 uur de politie gebeld en doorgegeven dat zij kort daarvoor door verdachte was verkracht, dat zij zich bevond op de [adres] te [plaats 1] in de auto van haar moeder en dat zij aldaar op de politie zou wachten. Omstreeks 14.00 uur zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de [adres] te [plaats 1] gearriveerd. Aldaar hebben zij [slachtoffer] zeer emotioneel en overstuur aangetroffen en hebben zij haar en haar moeder naar het politiebureau te Leek gebracht. Omstreeks 14.35 uur heeft verbalisant [verbalisant 3] met aangeefster [slachtoffer] op het politiebureau te Leek gesproken en heeft hij haar telefoon, waarop zij het betwiste telefoongesprek had opgenomen, in beslag genomen.
Uit het voorgaande volgt dat tussen het tijdstip waarop het betwiste telefoongesprek is gevoerd en opgenomen en het tijdstip waarop de politie de telefoon van [slachtoffer] in beslag heeft genomen, iets meer dan twee uur is verstreken. In deze tijdspanne hebben zich diverse gebeurtenissen voorgedaan die meebrengen dat aangeefster de inhoud van het opgenomen telefoongesprek niet heeft kunnen manipuleren, nog daargelaten of zij daartoe in staat zou zijn geweest en/of de middelen daartoe ter beschikking zou hebben gehad. Daar komt bij dat [slachtoffer] zelf ontkent de opname te hebben gemanipuleerd. Ook deze verklaring acht het hof betrouwbaar om redenen zoals hiervoor reeds uiteengezet. Ten slotte is nog van belang
dat de raadsman aan dit verweer, dat voor het eerst ter terechtzitting in hoger beroep is gevoerd, niet meer ten grondslag heeft gelegd dan de verklaring daaromtrent van verdachte, die door zijn wisselende verklaringen ook op dit punt niet geloofwaardig overkomt. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 juni 2010 te [plaats 1], binnen de gemeente [gemeente], door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte
- een komkommer in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- die [slachtoffer] gedwongen dat zij zijn penis in de mond nam en hem pijpte,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheiden en die bedreiging met geweld hierin
- dat verdachte de deur van de woonwagen, waarin verdachte en die [slachtoffer] zich bevonden, op slot heeft gedraaid, zodat [slachtoffer] niet weg kon en
- dat verdachte die [slachtoffer] dreigend een mes heeft getoond en een mes tegen de keel van die [slachtoffer] heeft gehouden en
- dat verdachte die [slachtoffer] heeft gezegd dat als zij niet zou meewerken, hij haar keel zou doorsnijden en zij haar dochter nooit meer zou zien en
- dat verdachte die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij zich moest uitkleden en
- dat verdachte die [slachtoffer] hard op het bed heeft geduwd en
- dat verdachte die [slachtoffer] heeft vastgebonden aan een bed en
- dat verdachte die [slachtoffer] in bedwang heeft gehouden door op haar bovenlijf te zitten en met zijn knieën op haar armen/onder haar oksels te drukken, en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is door drs. M.G.J. Nijhuis-Quanjel, klinisch psycholoog, op 24 augustus 2010, en door drs. P.J. Fransen, GZ-psycholoog op 19 augustus 2011 een psychologisch rapport uitgebracht. Beide rapporten houden als conclusie - zakelijk weergegeven - in:
Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van lichte tot matige zwakzinnigheid. Verdachtes IQ is lager dan 55. Er zijn geen aanwijzingen voor een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens of een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis.
Het hof is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat er bij verdachte sprake is van een lichte tot matige verstandelijke handicap niet zonder meer meebrengt dat verdachte het wederrechtelijke van zijn handelen niet heeft kunnen inzien en dat het bewezen verklaarde verdachte daarom slechts in (sterk) verminderde mate kan worden toegerekend.
Verdachte, die ter zitting van het hof uitgebreid is ondervraagd, heeft de aan hem gestelde vragen op zodanige wijze beantwoord dat het hof is gebleken dat verdachte, ondanks zijn lichte tot matige verstandelijke handicap - in verreweg de meeste gevallen - de vragen begrijpt die hem worden gesteld en ook de wederrechtelijkheid van het plegen van seksuele handelingen onder de omstandigheden en op de wijze als ten laste gelegd begrijpt.
Voorts blijkt uit het dossier en het verhandelde ter zitting dat verdachte specifieke voorbereidingen heeft getroffen om de bewezen verklaarde gedragingen te kunnen uitvoeren en te vergemakkelijken. Zo heeft verdachte [slachtoffer] onder valse voorwendsels naar en vervolgens in zijn woonwagen gelokt.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in samenhang beschouwd, en ondanks het feit dat verdachte een lichte tot matige verstandelijke handicap heeft, is het hof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat verdachte het wederrechtelijke en de consequenties van zijn handelen heeft kunnen overzien en dat mitsdien het bewezen verklaarde de verdachte volledig kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 18 juni 2010 schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer]. [slachtoffer] was toen nog met verdachte gehuwd, maar zij had hem op 2 juni 2010 verlaten, omdat zij van hem wilde scheiden. Vanaf dat moment mocht [slachtoffer] hun beider dochter niet meer zien. Verdachte heeft zijn handelen van te voren goed gepland en [slachtoffer] op geslepen wijze, onder andere onder het valse voorwendsel dat zij haar dochter zou mogen zien, naar zijn woonwagen gelokt en aldaar zijn plan uitgevoerd. Hij heeft [slachtoffer] opgesloten en haar gedwongen hem te pijpen en seks met hem te hebben. Daarbij heeft hij geweld jegens haar gebruikt, hetgeen tot lichamelijk letsel bij [slachtoffer] heeft geleid. Door aldus te handelen heeft verdachte op vernederende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. Het valt verdachte ernstig kwalijk te nemen dat hij zijn eigen lustgevoelens heeft laten prevaleren boven de belangen van aangeefster.
Een dergelijke gebeurtenis wordt in het algemeen door slachtoffers als zeer ingrijpend ervaren en brengt nadelige psychische gevolgen met zich mee. Dat dit ook voor aangeefster geldt blijkt uit haar ter zitting van het hof als getuige afgelegde verklaring en ook uit haar schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 24 september 2010. Hieruit is onder meer gebleken dat aangeefster slecht slaapt, angstig is en inmiddels twee verschillende therapieën volgt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die tot de conclusie moeten leiden dat verdachte het bewezen verklaarde feit niet of in verminderde mate kan worden toegerekend.
Op grond van het vorenstaande en ondanks de omstandigheid, dat verdachte blijkens het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 juni 2010 niet eerder ter zake van het plegen van een zedendelict is veroordeeld, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden is. Daaraan ligt het volgende ten grondslag. Bij het bepalen van de strafmaat in verkrachtingszaken wordt als uitgangspunt genomen de landelijke oriëntatiepunten die voor een verkrachting als basis op
24 maanden gevangenisstraf zijn bepaald. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van 30 maanden gevorderd. Deze straf was ook door de rechtbank opgelegd. Het hof acht deze straf te laag, gelet op de strafvermeerderende factoren die eveneens in de landelijke oriëntatiepunten worden genoemd. Gelet op het planmatige van het handelen van verdachte, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van het verlangen van [slachtoffer] om haar dochter te zien, de vrijheidsbeneming, het geweld dat verdachte heeft gebruikt, de bijzondere bedreigingen die hij heeft geuit, het lichamelijke letsel dat het slachtoffer door het handelen van verdachte heeft opgelopen en de wijze van het seksueel binnendringen, doet slechts een verhoging van de basis van 24 maanden gevangenisstraf met 12 maanden gevangenisstraf voldoende recht aan de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Derhalve zal het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden aan verdachte opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. Toeter, raadsheer, voorzitter,
mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, senior raadsheer, en
mr. Van der Wiel-Rammeloo, raadsheer,
in tegenwoordigheid van Boersma, griffier,
en op 11 november 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Toeter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.