ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6231

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.053.729/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door aanrijding in tuin

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de appellant, die met zijn BMW de tuin van de familie [de familie] is binnengereden en daar schade heeft aangericht. De rechtbank had in eerste aanleg de vordering van het Waarborgfonds tot betaling van € 5.000,00 toegewezen, vermeerderd met rente en proceskosten. De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar zijn grieven zijn onvoldoende onderbouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld, niet ter discussie staan. De appellant heeft tijdens het incident schade veroorzaakt aan verschillende planten en bomen in de tuin van de familie [de familie]. Hij heeft bovendien geweigerd mee te werken aan een ademanalyse en zijn auto was niet verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de appellant aansprakelijk is voor de schade. De grieven van de appellant falen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De appellant wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van het Waarborgfonds zijn begroot op € 262,00 aan verschotten en € 632,00 aan advocaatkosten. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Arrest d.d. 29 november 2011
Zaaknummer 200.053.729/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. W. Eelsing, kantoorhoudende te Ter Apel,
tegen
Stichting Waarborgfonds Motorverkeer,
gevestigd te Rijswijk,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: het Waarborgfonds,
advocaat: mr. R. Gruben, kantoorhoudende te Voorburg.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 13 oktober 2009 door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Winschoten (de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 5 januari 2010 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van het Waarborgfonds tegen de zitting van 19 januari 2010.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"te vernietigen het vonnis, op 13 oktober 2009 door de Rechtbank te Groningen, Sector Kanton, Locatie Winschoten, tussen partijen gewezen, en, opnieuw rechtdoende, geïntimeerde alsnog niet ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, althans hem deze te ontzeggen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door het Waarborgfonds verweer gevoerd met als conclusie:
"zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans het door [appellant] gevorderde af te wijzen en het vonnis van de rechtbank sector kanton, waarvan beroep, eventueel met verbetering van de gronden waarop dit berust, te bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg en in het principaal en incidenteel hoger beroep."
Ten slotte heeft het Waarborgfonds de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De beoordeling
De feiten
1.1. De door de rechtbank vastgestelde feiten staan tussen partijen niet ter discussie. Daarmee staat ook in dit hoger beroep het volgende vast.
1.2. In de nacht van [datum] is [appellant] om circa 1.45 uur als bestuurder van een [BMW] de tuin van de familie [de familie] in [plaats] binnengereden en daar tot stilstand gekomen. Daarbij is schade aangericht aan hulst, sierheesters, seringen, eiken en berken.
1.3. De auto van [appellant] was niet verzekerd tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid. [appellant] heeft geweigerd mee te werken aan een ademanalyse, en zijn rijbewijs was ten tijde van het ongeval ingevorderd. Bovendien heeft hij de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn identiteit kenbaar te maken. Tegenover de politie heeft [appellant] verklaard dat hij met een snelheid van 160 kilometer per uur had gereden.
1.4. Bij schrijven van 6 juni 2006, nader gespecificeerd op 13 juni 2006, heeft [het tuincentrum] een offerte uitgebracht aan [de familie] met betrekking tot het afvoeren en vervangen van vernielde bomen, heesters en hagen. Deze offerte sluit op een bedrag van € 8.519,00.
1.5. Schadeëxpert [de schadeëxpert] heeft de schade bij rapport van 11 juli 2006 begroot op € 8.519,00.
1.6. In het proces-verbaal van 13 juli 2006 heeft [de familie] zijn schade als volgt omschreven: 2 berken 40/50 centimeter, 2 berken 30/40 centimeter, 3 berken 20/30 centimeter, 10 hulst 175/200, 10 noorse esdoorn, 8 wintereik, 10 lijsterbes, 8 plantaan, 4 forsythia, 4 seringen, 4 welgelia heester, 5 hulst en 5 krentenbomen. Schadebedrag € 8.519,00.
1.7. Het Waarborgfonds heeft via Interpolis Schade NV ter zake van schadevergoeding een bedrag van € 6.850,14 aan [de familie] uitgekeerd.
Het geschil
1.8. De kantonrechter heeft de door het Waarborgfonds ingestelde vordering tot betaling van € 5.000,00 toegewezen, vermeerderd met rente en proceskosten.
De grieven
1.9. De grieven zijn niet afzonderlijk toegelicht. Voor zover uit de memorie van grieven voldoende kenbare weren bevat die de kantonrechter naar de mening van [appellant] heeft miskend of ten onrechte heeft verworpen, en die als grieven kunnen worden aangemerkt, zullen die hierna worden besproken.
1.10. Het is merkwaardig dat de kantonrechter gelooft dat [appellant] 160 kilometer per uur heeft gereden.
Het hof ziet zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - niet in dat voor de beoordeling van de aansprakelijkheid of van de hoogte van de schade relevant is of [appellant] inderdaad 160 kilometer per uur heeft gereden. Vast staat immers dat hij met zijn BMW de tuin van [de familie] is ingereden en voor de daardoor aangerichte schade aansprakelijk is.
1.11. [de familie] had niet het recht een vordering in te stellen omdat hij [appellant]s aanbod om de schade op te ruimen heeft afgewezen.
Het hof begrijpt dit als een verweer tegen de schadeberekening en als een beroep op de schadebeperkingspicht. Deze weren falen omdat [appellant] er aan voorbij gaat dat de gevorderde schade geen betrekking heeft op de kosten van het opruimen van de door hem aangerichte ravage.
1.12. De schade is blijkens het expertiseverslag van [de schadeëxpert] beperkt tot 5 m2.
De door [appellant] gegeven lezing van het verslag vindt geen steun in de bewoordingen waarin dat verslag is gesteld, en is onverenigbaar met de onbestreden bevindingen van de politie zoals die blijken uit het naar aanleiding van het incident opgemaakte proces-verbaal. Daarin is een situatietekening opgenomen, en is de volgende beschrijving gegeven. "Ter hoogte van perceel 147 verloor betrokkene 14.1 [[appellant], hof] de macht over het stuur en reed de voortuin in. Aldaar draaide hij 180 graden en raakte meerdere struiken en bomen, waardoor deze en het motorvoertuig werden vernield". Onbestreden is voorts dat - zoals de kantonrechter heeft overwogen - de overgelegde foto's een beeld schetsen van een ravage die zich uitstrekt over nagenoeg de gehele breedte van de tuin. Ook daarmee is de door [appellant] gegeven uitleg niet te verenigen. Er is niets dat - in weerwil van dit alles - wijst in de richting van de door [appellant] verdedigde lezing.
1.13. [de familie] heeft de vernielde beplanting helemaal niet vervangen, en desgewenst had hij kunnen volstaan met vervanging door jong plantgoed.
Ook deze klacht vindt geen steun in het recht omdat voor de bepaling van de schade irrelevant is of deze stellingen van [appellant] feitelijk juist zijn.
1.14. Nu de grieven falen, is geen plaats voor enige bewijsvoering aan de zijde van [appellant].
De slotsom.
1.15. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (tariefgroep I, 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van het Waarborgfonds tot aan deze uitspraak op € 262,00 aan verschotten en € 632,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, W. Breemhaar en K.M. Makkinga, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 29 november 2011 in het bijzijn van de griffier.