De verdere beoordeling
De vaststaande feiten
1. Over de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.5 genoemd vonnis bestaat geen geschil, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, aangevuld met enkele andere feiten.
1.1. [appellanten] zijn sinds 3 april 2000 eigenaar van de woning met tuin en aanhorigheden aan de [adres 1] te [woonplaats], kadastraal bekend [de gemeente], sectie H, nummer [1].
1.2. [geïntimeerde] is sinds 6 juni 1996 eigenaar van de woning met tuin en aanhorigheden aan de [adres 2] te [woonplaats], kadastraal bekend [de gemeente], sectie H, nummer [2].
1.3. [X] en [Y] (hierna: [X c.s.]) zijn sinds 6 mei 2005 eigenaar van de woning met tuin en aanhorigheden aan de [adres 3] te [woonplaats], kadastraal bekend [de gemeente], sectie H, nummer [3].
1.4. De woningen van [geïntimeerde] en [X c.s.] bevinden zich naast elkaar. Van de openbare weg van de straatkant af gezien ligt het huis van [X c.s.] rechts van dat van [geïntimeerde]. Tussen deze woningen is een strook grond, hierna: de strook grond, met daarop een door [geïntimeerde] geplaatste carport.
1.5. Het perceel van [appellanten] ligt achter de percelen van [geïntimeerde] en [X c.s.] [appellanten] hebben toegang tot hun perceel via een strook grond van de straatkant af gezien links van de woning van [geïntimeerde].
1.6. In de akte van levering met betrekking tot de woning van [geïntimeerde] van 5 juni 1996 is onder het opschrift "bestaande erfdienstbaarheden", een passage opgenomen uit een akte van 1 februari 1869 houdende koop en verkoop:
"zullende de strook gronds ten westen van het verkochte liggende, zijnde een gedeelte van sectie A numero [4] ter breedte voor aan het pad van twee ellen drie en zestig duimen en achter twee ellen zes en dertig duimen in mandeligheid toebehoren aan kooper en verkooper en dienen tot gemeenschappelijken drift of weg ten behoeve van hunne aangrenzende en achterliggende perceelen - en welke mandeelige drift nimmer mag worden belemmerd maar altijd vrij en open moet blijven liggen, zullende gemeenschappelijke drift voorzooverre [Z] daarin gerechtigd zal zijn, zich niet verder uitstrekken dan een el drie en zeventig duimen achter diens op het gekochte te bouwen behuizing alles zoo en in dier voege als het een en ander op het terrein door zigtbare teekenen is aangeduid."
1.7. Dezelfde passage is ook opgenomen in de akte van levering met betrekking tot de woning van [X] en [Y]. In de akte van levering van de woning van [appellanten] is een dergelijke passage niet opgenomen.
1.8. Volgens de voormelde akte van 1 februari 1869 is verkocht:
"het oostelijke gedeelte van een perceel tuingrond gelegen te [woonplaats], noordkant, zijnde stadsgrond op de plaats numero [6] uitmakende het Oostelijk gedeelte van het perceel Sectie A numero [5] groot (…),
waarbij onder meer is bepaald:
"dat het gekochte, (hof: 't welk) dadelijks na de onderteekening dezer acte zal kunnen worden aanvaard wordt overgedragen met alle daaraan verbondene lusten, laten, regten, heerschende en lijdende erfdienstbaarheden, zullende alle gewone en buitengewone lasten en belastingen wegens het gekochte voor rekening van den kooper zijn vanaf den eersten January dezes jaars en de huur aan de Stad Groningen verschuldigd vanaf Sint Michiel des vorigens jaars terwijl alle achterstallige huren en overteekeningen aan de Stad Groningen verschuldigd zullen blijven ten laste den verkooper. "