8. Over de weergave van de overige vaststaande feiten - in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.10 van genoemd vonnis van 1 april 2009 - bestaat geen geschil, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, aangevuld met enkele andere feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan. Het volgende staat vast:
8.1. [Plas en Bossinade Advocaten] en [geïntimeerde] zijn in december 2005 overeengekomen dat [Plas en Bossinade Advocaten] hem zal bijstaan in een echtscheidingsprocedure.
8.2. In deze procedure is mevrouw mr. S.A. Wortmann (hierna: mr. Wortmann) namens [Plas en Bossinade Advocaten] opgetreden als advocaat van [geïntimeerde].
8.3. In de brief van mr. Wortmann van 2 december 2005 aan [geïntimeerde] is onder meer opgenomen:
"Kosten rechtsbijstand
(…)
Indien u in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, dan is het goed mogelijk dat de Raad voor Rechtsbijstand besluit om een voorwaardelijke toevoeging aan u te verlenen. Dat wil zeggen dat pas nadat de echtscheidingsprocedure is afgerond, wordt bekeken of de toevoeging definitief zal worden verleend.
(…)
Indien u (uiteindelijk) niet in aanmerking blijkt te komen voor gefinancierde rechtsbijstand, dan zal ik u mijn uren in rekening brengen tegen mijn uurtarief van € 100,--, exclusief 6 % kantoorkosten en 19 % BTW. Daarnaast zullen zoals gezegd verschotten aan u worden doorberekend. Hieronder vallen onder meer de griffierechten en andere bijkomende kosten die samenhangen met de te voeren procedures. "
8.4. Op 5 januari 2006 heeft mr. Wortmann voor [geïntimeerde] een toevoeging aangevraagd bij de Raad. Op 10 februari 2006 heeft de Raad een voorwaardelijke toevoeging verleend.
8.5. Lopende de echtscheidingsprocedure heeft [geïntimeerde] een woning gekocht aan [adres]. De akte van levering van deze woning is verleden op 12 januari 2007. Mr. Wortmann was op de hoogte van de aankoop van deze woning.
8.6. In december 2006 hebben de voormalige echtelieden feitelijk overeenstemming bereikt over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en op 17 december 2006 is (de eerste versie van) het echtscheidingsconvenant ondertekend. Daarna heeft het convenant op het punt van de alimentatie een wijziging ondergaan en is een tweede versie ondertekend in januari 2007.
8.7. In maart 2007 heeft de rechtbank een beschikking gewezen waarin het echtscheidingsconvenant is opgenomen. [geïntimeerde] heeft bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap een bedrag van € 11.888,74 wegens onderbedeling ontvangen.
8.8. Door mr. Wortmann is vervolgens de definitieve toevoeging aangevraagd bij de Raad. Hierbij zijn geen gegevens aan de Raad doorgegeven met betrekking tot de besteding van de opbrengst uit de huwelijksgemeenschap en de aankoop door [geïntimeerde] van de nieuwe woning.
8.9. Op 22 oktober 2007 heeft de Raad beslist dat de voorwaardelijke toevoeging met terugwerkende kracht wordt ingetrokken. De Raad overweegt hieromtrent als volgt:
"De Raad merkt op dat de heer [geïntimeerde] een bedrag van EUR 11.880,74 krijgt n.a.v. de echtscheidingsprocedure. De vermogensgrens voor een alleenstaande ligt op EUR 7.500,00. Het bedrag dat aan rechtzoekende toekomt, ligt boven de vermogensgrens. Op grond van het overschrijden van de vermogensgrens wordt de toevoeging ingetrokken. (...)"
De bezwaartermijn liep tot 3 december 2007.
8.10. Op 26 november 2007 heeft mr. Wortmann aan [geïntimeerde] een declaratie verzonden voor een bedrag van € 7.452,98 inclusief BTW voor haar werkzaamheden in de echtscheidingsprocedure. Mr. Wortmann heeft [geïntimeerde] tevens een creditfactuur gezonden voor de op dat moment reeds door [geïntimeerde] betaalde eigen bijdrage groot € 775,--, zodat een declaratie van € 6.677,98 resteerde.
8.11. Op 7 december 2007 heeft [geïntimeerde] aan mr. Wortmann een brief geschreven met, voor zover relevant, de volgende inhoud:
"Onlangs heb ik uw schrijven ontvangen aangaande het intrekken van mijn toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand. Het door hun vermeld vermogen is niet als dusdanig in mijn bezit daar dit gebruikt is voor de aankoop van mijn woning en het inlossen van andere schulden. De reden voor het gebruik van aankoop ligt in het feit dat de opgelegde alimentatieclaim mijn jaarinkomen naar beneden haalt en wel dusdanig dat het niet voor mij haalbaar was deze aankoop te doen zonder eigen financiële middelen. (...)"
8.12. Mr. Wortmann heeft bij brief op 13 december 2007 gereageerd op voorgaand schrijven van [geïntimeerde]. In dit schrijven heeft zij verklaard:
"Echter, de omstandigheden die u noemt, zullen er niet toe kunnen leiden dat de toevoeging wel in stand blijft. Daarvoor is redengevend dat bij beoordeling van het vermogen dat u ten gevolge van de echtscheidingsprocedure heeft verkregen, de vermogensgrens die voor u van toepassing was is overschreden. De wijze waarop dat vermogen vervolgens wordt besteed, doet bij de beoordeling door de Raad voor Rechtsbijstand voor het al dan niet definitief maken van de toevoeging niet ter zake."
8.13. [geïntimeerde] heeft vervolgens alsnog bezwaar ingediend tegen de intrekking van de voorwaardelijke toevoeging. Op 4 maart 2008 heeft de Raad daarop geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat het niet tijdig is gedaan en dit verzuim aan [geïntimeerde] dient te worden toegerekend. De Raad heeft daarbij nog overwogen:
"Het feit dat u, vanwege de aankoop van de woning aan [adres] en herinrichtingskosten de advocaatkosten niet kunt voldoen en dat u wellicht voor een toevoeging in aanmerking zou zijn gekomen, doet aan uw verzuim niets af."
8.14. Op 28 oktober 2008 heeft [X] namens de Raad een brief aan mr. Kamps, de huidige raadsvrouwe van [geïntimeerde], gezonden. Hierin staat, voor zover relevant:
"De hypotheekschuld op de nieuwe woning bedraagt EUR 151.126,47.
Op grond van artikel 9 lid 3a Bdr moet deze schuld worden geplaatst in de WOZ-waarde van de nieuwe (zelfbewoonde) eigen woning. Deze waarde bedraagt EUR 126.000,00 (uw opgave). Aldus is er geen overwaarde en is er als gevolg van de nieuwe hypotheekschuld geen eigen vermogen per einde van de zaak. Bovendien is de woning deels met de opbrengst uit de boedel gefinancierd, althans begrijp ik dit uit het bezwaarschrift van 22 december 2007. Op grond van het voorgaande is het niet onwaarschijnlijk dat de voorwaardelijke toevoeging zou zijn omgezet in een definitieve indien de gegevens t.a.v. de aankoop van woning en eventuele noodzakelijke herinrichtingskosten (mits daarvoor een schuld is aangegaan) hij de Raad bekend zouden zijn geweest. "