GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002214-09
Uitspraak d.d.: 3 februari 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 28 augustus 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
thans verblijvende in P.I. Overijssel - Almelo Niendure ZBB te Almelo.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 februari 2010, 3 mei 2010, 28 juli 2010, 21 oktober 2010, 29 december 2010, 25 maart 2011, 20 juni 2011, 14 september 2011, 8 december 2011 en 20 januari 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de hem onder 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 tenlastegelegde feiten, tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest, en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot vierhonderd euro en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag, met niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in het overige van haar vordering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 13 februari 2009 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen [medepleger 1], [medepleger 2], [medepleger 3], [medepleger 4] en/of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het handelen in middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst(en) I en/of II en/of het voorhanden hebben van (vuur)wapens en/of het plegen van afpersingen, bedreigingen en/of mishandelingen, zijnde verdachte (een van) de oprichter(s) en/of leider(s) en/of bestuurder(s) van die organisatie;
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 13 februari 2009 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 11 februari 2008 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot
- de afgifte van geld en/of drugs (middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst(en) I en/of II), in elk geval van enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], of aan een derde en/of
- tot het aangaan van een schuld, namelijk de verplichting om te handelen in drugs (middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst(en) I en/of II),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en) dat verdachte en/of die mededader(s)
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd dat hij/zij deze zou(den) ontvoeren met de vriendin van die [slachtoffer 1] erbij als die [slachtoffer 1] niet voor verdachte en/of die mededader(s) zou gaan dealen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd dat diens tenen eraf gesneden zouden worden en/of dat zijn hoofd kapot gemaakt zou worden en/of dat hij dood gemaakt zou worden en/ofdat hij in elkaar geslagen zou worden en/of dat hij vermoord zou worden, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] hebben/heeft gestompt en/of geslagen en/of (een) ander(en) hebben/heeft mishandeld in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of
- (een) ander(en) hebben/heeft mishandeld, welk(e) feit(en) naderhand bij die [slachtoffer 1] bekend zijn/is geworden en/of (een) ander(en) hebben/heeft bedreigd met (een) (vuur)wapen(s), welk(e) feit(en) naderhand bij die [slachtoffer 1] bekend zijn/is geworden en/of - die [slachtoffer 1] met een stok, althans een hard voorwerp, hebben/heeft geslagen;
feit 4:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 22 april 2008 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot
- de afgifte van geld en/of drugs (middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst(en) I en/of II), in elk geval van enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], of aan een derde en/of
- tot het aangaan van een schuld, namelijk de verplichting om te handelen in drugs (middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst(en) I en/of II),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en) dat verdachte en/of die mededader(s)
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd dat deze klappen zou krijgen en/of alles kwijt zou raken als die [slachtoffer 2] achter de rug van verdachte en/of die mededader(s) om coke zou verkopen en/of
- die [slachtoffer 2] hebben/heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of (een) ander(en) in een auto hebben/heeft meegenomen naar een bos en/of (daarbij) op intimiderende wijze een stok, althans een slagvoorwerp, hebben/heeft meegenomen en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer 2] (en) ander(en) hebben/heeft mishandeld en/of
- (een) ander(en) hebben/heeft mishandeld, welk(e) feit(en) die [slachtoffer 2] (naderhand) ter ore zijn/is gekomen en/of
- er onderling in het bijzijn van en hoorbaar voor die [slachtoffer 2] over hebben gesproken die [slachtoffer 2] dood te schieten en/of deze in een sloot te gooien om hem daar dood te laten vriezen, althans woorden van gelijke dreigend aard en/of strekking;
feit 5 primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 november 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van eur 400,--), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of die mededader(s)
- die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] hebben/heeft gestompt en/of geslagen en/of
- dreigend en zichtbaar voor die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hand hebben/heeft genomen en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd dat de vingers van die [slachtoffer 3] eraf gesneden zouden worden als die [slachtoffer 3] niet voor verdachte en/of die mededader(s) zou gaan verkopen;
feit 5 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 november 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van eur 400,--), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of die mededader(s)
- die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1], die bij die [slachtoffer 3] was, hebben/heeft gestompt en/of geslagen en/of
- dreigend en zichtbaar voor die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hand hebben/heeft genomen en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd dat de vingers van die [slachtoffer 3] eraf gesneden zouden worden als die [slachtoffer 3] niet voor verdachte en/of die mededader(s) zou gaan verkopen;
feit 6:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 te [plaats 1], gemeente [gemeente 1] en/of in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van eur 5.000,--), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4] of aan een derde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of die mededader(s)
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] hebben/heeft gezegd dat deze eur 5.000,-- moest betalen omdat anders hij en zijn gezin in de problemen zouden komen en als die [slachtoffer 4] zou betalen, dan zouden verdachte en/of die mededader(s) die [slachtoffer 4] beschermen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] hebben/heeft gezegd dat deze drie dagen de tijd kreeg, anders zouden hij en zijn gezin grote problemen krijgen en dat zij dan niet meer veilig zouden zijn en dat die [slachtoffer 4] aan zijn kinderen moest denken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 4] (meermalen) een revolver, althans een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft getoond en/of
- die revolver/dat vuurwapen/dat voorwerp op die [slachtoffer 4] hebben/heeft gericht en/of
- die [slachtoffer 4] hebben/heeft gestompt en/of geslagen en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] hebben/heeft gezegd dat hij moest betalen, anders zou hij doodgeschoten worden en zou zijn familie ook iets aangedaan worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft het in eerste aanleg gevoerde verweer met betrekking tot de nietigheid van de tenlastelegging, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, in hoger beroep gehandhaafd. Hij heeft ter onderbouwing van dat verweer aangevoerd dat voor de verdediging niet duidelijk is om welke organisatie het gaat en of sprake is van één of meer criminele organisaties, zodat om die reden de dagvaarding in zoverre nietig moet worden verklaard.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Het hof verstaat dat het verweer ziet op de omstandigheid dat in de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] -die gelijktijdig, maar niet gevoegd, met de onderhavige strafzaak worden behandeld- eveneens deelname aan een criminele organisatie is ten laste gelegd, waarbij in de onderhavige zaak - kort gezegd - niet de namen van deze medeverdachten als mogelijke deelnemers aan die organisatie in de tenlastelegging zijn opgenomen.
De omstandigheid dat de namen van twee van de medeverdachten niet als mogelijke deelnemers aan de criminele organisatie in de tenlastelegging zijn opgenomen, maakt naar het oordeel van het hof niet dat daarmee de tenlastelegging zodanig onduidelijk is, dat het voor verdachte en de raadsman niet duidelijk is waartegen verdachte zich heeft te verdedigen. Daar komt bij dat uit hetgeen door en namens verdachte ter terechtzitting is aangevoerd blijkt dat voor de verdediging helder is welk strafrechtelijk verwijt aan verdachte wordt gemaakt.
De dagvaarding voldoet ook overigens aan de daaraan in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen. Het hof verwerpt het verweer derhalve.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman voorts aangevoerd dat sprake is van partiële nietigheid. Het zou voor verdachte immers niet te begrijpen zijn wat wordt bedoeld met "een stok op intimiderende wijze meenemen", zoals in de tenlastelegging is vermeld. Deze onduidelijkheid moet, volgens de raadsman, tot nietigheid van dit deel van de tenlastelegging leiden.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof kan, onder bepaalde omstandigheden waaronder een stok wordt meegenomen, van dat meenemen een zodanige dreiging uitgaan, dat in die situatie dat meenemen van een stok als intimiderend kan worden aangeduid. In het onderhavige geval gaat het erom dat gesteld wordt dat verdachte, samen met anderen, mensen in meer of mindere mate tegen hun wil meeneemt naar een afgelegen plaats in een bos. Wanneer in die situatie verdachte of een van zijn metgezellen een stok, in de tenlastelegging nader aangeduid als slagvoorwerp, meeneemt, kan van het enkel meenemen daarvan een bepaalde dreiging uitgaan. Aldus kan naar het oordeel van het hof worden gesproken van het "intimiderend meenemen" van een stok, althans slagvoorwerp. Binnen de context van het ten laste gelegde feit is ook hier het hof van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging voldoende duidelijk is. Het hof verwerpt ook dit verweer.
Overweging ten aanzien van het bewijs
De raadsman heeft aangevoerd dat het bewijs van alle ten laste gelegde feiten slechts bestaat uit verklaringen van medeverdachte [medepleger 3] en andere getuigen. Er is bij geen van de feiten ondersteunend 'hard' technisch bewijs, zoals aangetroffen wapens of verdovende middelen, letselverklaringen, telefoontaps of observatiegegevens.
Omdat zowel genoemde medeverdachte [medepleger 3] als alle andere getuigen ieder voor zich twijfelachtige motieven hebben om belastend te verklaren, mogen die verklaringen, volgens de raadsman, niet voor het bewijs worden gebruikt. Het gaat immers om personen die zelf drugs gebruiken en/of verhandelen en die er alle belang bij hebben om een ander als schuldige aan te wijzen zodat zij zelf uit handen van de politie blijven, dan wel een lagere straf krijgen. Om die reden mag aan hun verklaringen geen waarde worden toegekend.
Het hof overweegt dat de omstandigheid dat een persoon die een verklaring aflegt zich ook zelf heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, niet maakt dat reeds om die reden de afgelegde verklaring niet voor gebruik als bewijsmiddel geschikt zou zijn.
Het hof zal behoedzaam omgaan met de selectie van de te gebruiken bewijsmiddelen en stelt daarbij voorop dat het van door getuigen c.q. medeverdachten afgelegde verklaringen voor het bewijs slechts gebruik zal maken indien en voor zover de betreffende verklaring op essentiële punten steun vindt in een of meer andere bewijsmiddelen.
De raadsman heeft met name ten aanzien van medeverdachte [medepleger 3] aangevoerd dat zijn verklaringen voor gebruik van het bewijs moeten worden uitgesloten. [medepleger 3] verklaart volgens de raadsman inconsistent en onbetrouwbaar, en zijn verklaringen staan bol van leugens en tegenstrijdigheden. Daar komt bij dat [medepleger 3] blijkens zijn eigen verklaring de kennelijke intentie heeft om verdachte zo lang mogelijk achter de tralies te krijgen. Tenslotte heeft [medepleger 3], volgens de raadsman, nog een extra motief om over [naam] belastend te verklaren, omdat zijn broer gedurende de Balkanoorlog zou zijn omgebracht door [naam]. [medepleger 3] koestert daardoor wrok tegen alle [naam], waaronder verdachte. Dit zou ook bijdragen aan de motieven van [medepleger 3] om belastend over - onder meer - verdachte te verklaren.
Het hof stelt vast dat [medepleger 3] inderdaad op enkele punten niet geheel consistent heeft verklaard, en ook dat hij heeft verklaard dat hij verdachte het liefst heel lang achter de tralies zou zien. Desondanks kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat [medepleger 3] met de door hem afgelegde verklaringen uitsluitend het doel heeft gehad om zichzelf vrij te pleiten dan wel zijn eigen aandeel in het gebeurde geringer te doen lijken.
Verdachte heeft ook zichzelf immers in aanzienlijke mate belast.
Het hof acht hierbij mede van betekenis dat [medepleger 3] tegenover de rechter-commissaris is gebleven bij de door hem tegenover de politie afgelegde verklaringen, terwijl hij op dat moment onherroepelijk was veroordeeld. De omstandigheid dat een getuige niet iedere keer geheel overeenkomstig een eerder afgelegde verklaring verklaart, maakt naar het oordeel van het hof nog niet dat daarmee geen van zijn verklaringen voor het bewijs zouden mogen worden gebruikt. Het hof zal ook bij de verklaringen van [medepleger 3] behoedzaam omgaan met de selectie van (delen van) zijn verklaringen. De door [medepleger 3] afgelegde verklaringen zullen slechts tot bewijs worden gebezigd voor zover deze steun vinden in een of meer andere bewijsmiddelen.
Met betrekking tot het aangevoerde - kort gezegd - wraakmotief van [medepleger 3] jegens [naam] overweegt het hof nog dat dit verweer zich niet verdraagt met de omstandigheid dat [medepleger 3] gedurende langere tijd op vriendschappelijke wijze met verdachte, zijn broer en hun ([naam]) metgezellen is opgetrokken. Reeds hierom is dit motief niet aannemelijk geworden.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij in de periode van 1 januari 2007 tot 1 januari 2008 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen [medepleger 1], [medepleger 2], [medepleger 3], [medepleger 4] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het handelen in middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en het plegen van afpersingen, zijnde verdachte leider van die organisatie;
feit 2:
hij in de periode van 1 januari 2007 tot 1 januari 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3:
hij op enig tijdstip in 2007, in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat diens tenen eraf gesneden zouden worden en dat hij in elkaar geslagen zou worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] met een stok heeft geslagen;
feit 4:
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 januari 2007 tot 1 januari 2008 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen telkens door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of drugs (middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I), telkens geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] welk geweld en/of welke bedreiging met geweld telkens hierin bestond(en) dat verdachte en/of die mededader(s)
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd dat deze klappen zou krijgen en/of alles kwijt zou raken als die [slachtoffer 2] achter de rug van verdachte en/of die mededader(s) om coke zou verkopen en
- die [slachtoffer 2] hebben/heeft gestompt en/of geslagen en
- die [slachtoffer 2] in een auto hebben/heeft meegenomen naar een bos en daarbij een slagvoorwerp, hebben/heeft meegenomen en
- er onderling in het bijzijn van en hoorbaar voor die [slachtoffer 2] over hebben gesproken die [slachtoffer 2] dood te schieten en/of deze in een sloot te gooien om hem daar dood te laten vriezen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 5 primair:
hij in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 november 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van eur 400,--, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat verdachte en die mededader die [slachtoffer 3] hebben gestompt en/of geslagen;
feit 6:
hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van eur 5.000,--, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of die mededader(s)
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] hebben/heeft gezegd dat deze eur 5.000,-- moest betalen omdat anders hij en zijn gezin in de problemen zouden komen en als die [slachtoffer 4] zou betalen, dan zouden verdachte en/of die mededader(s) die [slachtoffer 4] beschermen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] hebben/heeft gezegd dat deze drie dagen de tijd kreeg, anders zouden hij en zijn gezin grote problemen krijgen en dat zij dan niet meer veilig zouden zijn en dat die [slachtoffer 4] aan zijn kinderen moest denken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 4] hebben/heeft gestompt en/of geslagen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] hebben/heeft gezegd dat hij moest betalen, anders zou hij doodgeschoten worden en zou zijn familie ook iets aangedaan worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
afpersing.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het onder 5 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende langere tijd, als leider, deel uitgemaakt van een groep personen die zowel in de wereld van de drugshandel als in de horeca in [plaats] in zekere zin een schrikbewind voerde. Deze groep, die bekend stond als "[naam]", heeft door het toepassen van intimidatie, geweld en bedreiging met geweld de drugshandel in [plaats] naar zich toegetrokken. De groep voorzag de door mishandeling en bedreiging geronselde dealers van cocaïne die zij vervolgens voor de groep moesten verkopen. Verdachte en de zijnen deinsden er daarbij niet voor terug om mensen daartoe in hun eigen woning op te zoeken en te bedreigen en mishandelen of om mensen mee te nemen naar een afgelegen plaats om daar, onder bedreiging met geweld, de druk op die personen op te voeren, teneinde hun gehoorzaamheid aan de groep af te dwingen. Verdachte liet zich bij de uitoefening van gewelddadigheden en bedreigingen ook bepaald niet onbetuigd. Zo was hij niet alleen leider van de groep maar was hij ook persoonlijk betrokken bij de bedreiging en/of mishandeling van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4].
Dergelijk gedrag veroorzaakt grote onrust in de samenleving en werkt ontwrichtend in de levens van de directe slachtoffers, terwijl de handel in cocaïne een ernstig gevaar voor de volksgezondheid oplevert.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentaite d.d. 14 december 2011 waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens onder meer vermogensdelicten is veroordeeld.
Het hof acht gelet op het voorgaande oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de in eerste aanleg opgelegde straf passend en geboden. Voor oplegging van een hogere straf, zoals door de advocaat-generaal is geëist, ziet het hof geen aanleiding.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, ziet het hof in het tijdsverloop geen aanleiding om strafvermindering toe te passen. Verdachte heeft weliswaar op 28 augustus 2009 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de eerste rechter van die datum, maar op de eerste zitting in hoger beroep op 8 februari 2010 is door de verdediging gevraagd om een groot aantal getuigen te horen. Het hof heeft vervolgens in zijn tussenarrest van 22 februari 2010 bepaald dat elf getuigen door de rechter-commissaris moesten worden gehoord. Het horen van deze getuigen heeft - zonder te hebben stilgelegen - geruime tijd in beslag genomen en uiteindelijk stond de zaak voor een inhoudelijke behandeling gepland op een zitting in oktober 2011. Deze zitting kon door omstandigheden echter geen doorgang vinden, zodat de periode tussen die laatste zitting en de uitspraakdatum, zijnde ongeveer drie maanden, heeft te gelden als 'onredelijke vertraging'. Nu de zaak in eerste aanleg met de nodige voortvarendheid is behandeld en afgedaan, en daarmee de totale behandeling binnen een alleszins redelijke termijn heeft plaatsgevonden, kan naar het oordeel van het hof worden volstaan met de enkele vaststelling dat tijdens de procedure in hoger beroep sprake is geweest van een onredelijke vertraging in de behandeling van ongeveer drie maanden, zonder dat daaraan verdere consequenties worden verbonden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 509,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36f, 47, 57, 63, 140, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] terzake van het onder 5 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 400,00 (vierhonderd euro) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van EUR 400,00 (vierhonderd euro) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 3 februari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.