ECLI:NL:GHLEE:2012:BW2939
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incidentele vordering tot schorsing tenuitvoerlegging in een civiele zaak met stalking en overlast
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 april 2012 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De appellant, [appellant], had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, [geïntimeerde], wegens de vernieling van een autoruit. In reconventie had [geïntimeerde] immateriële schadevergoeding gevorderd en verbod op stalking en overlast. De rechtbank had de vordering van [appellant] afgewezen en [geïntimeerde] in reconventie in het gelijk gesteld, met veroordelingen aan [appellant] om zich te onthouden van bepaalde gedragingen, waaronder het inrijden op [geïntimeerde] en haar gezin.
In hoger beroep heeft [appellant] de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ingediend, stellende dat het vonnis op misslagen berustte en dat de belangen van [geïntimeerde] niet zwaarder wogen dan die van hem. Het hof overwoog dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het vonnis op een juridische of feitelijke misslag berustte. De argumenten van [appellant] werden als onvoldoende weerlegd, en het hof concludeerde dat de belangen van [geïntimeerde] bij handhaving van de uitvoerbaarheid bij voorraad zwaarder wogen. De vordering tot schorsing werd afgewezen, en de kosten van het incident werden gereserveerd voor de einduitspraak.
Het hof benadrukte dat bij de beoordeling van incidentele vorderingen de eerdere beslissing van de rechtbank als uitgangspunt moet worden genomen, en dat de appellant feiten moest aanvoeren die niet eerder in de procedure aan de orde waren gekomen. De beslissing van het hof houdt in dat de appellant zijn vordering niet heeft kunnen onderbouwen, en dat de zaak verder zal worden behandeld in de hoofdzaak.