ECLI:NL:GHLEE:2012:BX3711

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.032.024/01 en 200.032.026/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderbouwing ingehouden kosten op melkgeld

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, gaat het om de onderbouwing van ingehouden kosten op melkgeld door de Zuivelcoöperatie Friesland Campina U.A. De appellanten, die als melkveehouders optreden, hebben in eerste aanleg hun eis ingediend tegen FrieslandCampina, die als gedaagde is opgetreden. De zaak betreft twee samenhangende procedures met de zaaknummers 200.032.024/01 en 200.032.026/01. De appellanten betwisten de kosten die FrieslandCampina in rekening heeft gebracht voor de verwerking van ongecertificeerde melk. Het hof heeft in een tussenarrest van 13 december 2011 FrieslandCampina de gelegenheid geboden om nadere gegevens te verstrekken over de gescheiden verwerking van ongecertificeerde melk en de meerkosten die daarmee gepaard gingen. FrieslandCampina heeft hierop gereageerd met nieuwe producties, waarop de appellanten ook hebben gereageerd.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het van belang is of de ongecertificeerde melk daadwerkelijk gescheiden is verwerkt en niet als gecertificeerde melk wordt verhandeld. De appellanten hebben betoogd dat FrieslandCampina niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van gescheiden productielijnen en dat de ongecertificeerde melk samen met gecertificeerde melk wordt verwerkt. Het hof heeft de bewijslast bij FrieslandCampina gelegd, maar heeft ook geoordeeld dat FrieslandCampina niet per melklevering hoeft aan te tonen tot welk product de ongecertificeerde melk is verwerkt.

In de beslissing heeft het hof de appellanten toegelaten tot bewijslevering over hun stelling dat de ongecertificeerde melk terechtkomt bij gecertificeerde melk. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rolzitting voor het vaststellen van een datum voor het getuigenverhoor. De verdere beslissing is aangehouden, waarbij het hof heeft bepaald dat FrieslandCampina een concrete onderbouwing van de ingehouden kosten moet verstrekken. De uitspraak is gedaan op 7 augustus 2012 door de voorzitter en de andere leden van de kamer.

Uitspraak

Arrest d.d. 7 augustus 2012
Zaaknummer 200.032.024/01 en 200.032.026/01
(zaaknummer rechtbank: 60257 / HA ZA 07-95)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak met zaaknummer 200.032.024/01:
1. [appellant],
wonende te [woonplaats],
2. [appellante],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk in enkelvoud te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. G. van Lent, kantoorhoudende te Almelo,
tegen
Zuivelcoöperatie Friesland Campina U.A.,
als rechtsopvolgster van de zuivelcoöperatie De Zeven Provinciën U.A.
gevestigd te Amersfoort,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: FrieslandCampina,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
alsmede in de zaak met zaaknummer 200.032.026/01:
1. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
2. [appellante 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk in enkelvoud te noemen: [appellanten 2],
advocaat: mr. G. van Lent, kantoorhoudende te Almelo,
tegen
Zuivelcoöperatie Friesland Campina U.A.,
Als rechtsopvolgster van de zuivelcoöperatie De Zeven Provinciën U.A.
gevestigd te Amersfoort,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: FrieslandCampina,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
In beide zaken
De inhoud van het tussenarrest d.d. 13 december 2012 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
1. In het tussenarrest van 13 december 2011 heeft het hof FrieslandCampina de gelegenheid geboden om nadere gegevens te verstrekken met betrekking tot de gescheiden verwerking van de ongecertificeerde (of niet geborgde) melk van [appellanten 2] en [appellanten] en de daadwerkelijke gemaakte meerkosten die FrieslandCampina aan [appellanten 2] en [appellanten] in rekening hebben gebracht voor het ophalen en verwerken van die melk.
2. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde
FrieslandCampina. Vervolgens heeft FrieslandCampina op 24 januari 2012 een akte na tussenarrest genomen. FrieslandCampina heeft bij die gelegenheid tien nieuwe producties (nrs. 9 tot en met 18) in het geding gebracht. Hierop hebben [appellanten 2] en [appellanten] op 6 maart 2012 bij antwoordakte na tussenarrest gereageerd. Ook zij hebben bij die gelegenheid een aantal nieuwe producties (nrs. 1 tot en met 6) in het geding gebracht. Ten slotte hebben partijen de procesdossiers overgelegd en andermaal arrest gevraagd.
De verdere beoordeling
3. In voornoemd tussenarrest heeft het hof FrieslandCampina allereerst in de gelegenheid gesteld gegevens te verstrekken waaruit blijkt dat de niet gecertificeerde melk van [appellanten 2] en [appellanten] niet voor humane consumptie is bedoeld. In de akte stelt FrieslandCampina dat het niet relevant is of de ongecertificeerde melk voor humane doeleinden is bestemd. Volgens FrieslandCampina is slechts van belang dat de ongecertificeerde melk gebruikt wordt voor een van de gecertificeerde melk gescheiden melkstroom waarvan de opbrengsten lager en/of de kosten hoger zijn. [appellanten 2] en [appellanten] bestrijden dat er sprake is van gescheiden productielijnen.
4. Het hof stelt voorop dat het in deze zaak inderdaad gaat om de vraag of de ongecertificeerde melk door FrieslandCampina daadwerkelijk is verwerkt in een afzonderlijke melkstroom die heeft geleid tot andere zuivelproducten en andere kosten en/of opbrengsten dan de wel gecertificeerde melk. Anders dan het hof in rechtsoverweging 41 van het tussenarrest heeft overwegen, is het daarbij niet van doorslaggevend belang of die tweede melkstroom van ongecertificeerde melk voor niet-humane consumptiedoeleinden wordt verwerkt. In die zin komt het hof terug op zijn overweging. Het gaat er om, zoals het hof in rechtsoverweging 39 van het tussenarrest heeft beslist en waarover partijen in de akten na het tussenarrest debatteren, dat de melk en de zuivelproducten van die tweede afzonderlijk melkstroom niet alsnog als gecertificeerde producten worden verhandeld. Daarbij is het niet relevant dat de ongecertificeerde melk vanwege economische redenen (zoals een verplicht minimumvolume) met de gecertificeerde melk wordt gemengd, mits dit mengsel niet als gecertificeerde melk wordt verhandeld en verwerkt. Het hof is verder van oordeel dat het doorbelasten van de meerkosten van het transport aan alleen ongecertificeerde melkveehouders in de gegeven omstandigheden niet leidt tot ongelijke behandeling omdat gecertificeerde en ongecertificeerde melkveehouders in dit opzicht niet als gelijk kunnen worden beschouwd.
5. Het hof ziet naar aanleiding van hetgeen [appellanten 2] en [appellanten] in hun antwoordakte (pt. 2.1 - 2.9) naar voren hebben gebracht, geen reden om op andere overwegingen in het tussenarrest van 13 december 2011 terug te komen.
Afzonderlijke melkstroom?
6. Ter onderbouwing van haar stelling dat de ongecertificeerde melk daadwerkelijk gescheiden is verwerkt, voert FrieslandCampina het volgende aan:
- Vanaf 1 april 2004 werd de ongecertificeerde melk gescheiden opgehaald en in Lochem (Nederland) verwerkt tot bulkproducten, waaronder melkpoeders en boterproducten, die wereldwijd werden afgezet. Volgens de interne memo van FrieslandCampina (destijds Friesland Coberco Dairy Foods) van
3 februari 2000, bedroegen de hieraan verbonden kosten (lagere opbrengst, extra transportkosten en extra handelingskosten C&G) fl. 11,55 ct/kg (prod. 9). Voor 2002 bedroegen de kosten 9 eurocent/kg.
- Omdat FrieslandCampina haar klanten (in het bijzonder MacDonalds) niet kon garanderen dat de ongecertificeerde melk uit Lochem niet in voor hen bestemde geborgde producten terecht zou komen, werd de verwerking van ongecertificeerde melk met ingang van 3 augustus 2004 verplaatst van Lochem naar het Duitse Milchverwertung Niedergrafschaft eG in Uelsen. In Duitsland was nog geen kwaliteitsborgingsysteem van kracht. Ter ondersteuning van deze stelling overlegt FrieslandCampina de eerste pagina van een overeenkomst met Milchverwertung Niedergrafschaft eG van 20 juli 2004. Volgens een interne memo d.d. 17 september bedroegen de meerkosten voor het verwerken van ongecertificeerde melk in de jaren 2004, 2005 en 2006 respectievelijk 9,4, 8,4 en 16,7 euro per 100 kg ongecertificeerde melk.
7. [appellanten 2] en [appellanten] bestrijden dat er sprake is geweest van twee gescheiden productiestromen. Zij stellen zich op het standpunt dat FrieslandCampina ongecertificeerde melk vanuit Duitsland en de Melkexpres opkoopt om die tezamen met gecertificeerde melk te verwerken, en naar het hof begrijpt, als gecertificeerde boerderijmelk te verkopen. [appellanten 2] en [appellanten] stellen zich verder op het standpunt dat FrieslandCampina op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt hoe zij nu aan de in rekening gebrachte kosten komt die zij heeft verrekend met het melkgeld. Zij betwisten gemotiveerd de door FrieslandCampina overgelegde stukken. Volgens [appellanten 2] en [appellanten] dient FrieslandCampina per melklevering te specificeren wat exact die kosten zijn geweest door het overleggen van rittenadministraties en contracten met de vervoerders. FrieslandCampina dient tevens aan te geven, aldus [appellanten 2] en [appellanten], tot welk product de melk is verwerkt en de afzet naar toe is gegaan tegen welke prijs.
8. Het hof verwerpt de stellingen van [appellanten 2] en [appellanten]. FrieslandCampina dient aan te tonen dat er sprake is van twee gescheiden melkstromen. Het hof is evenwel oordeel dat de op FrieslandCampina rustende bewijslast niet zo ver gaat dat zij per melklevering dient aan te tonen tot welk product de ongecertificeerde melk van [appellanten 2] en [appellanten] is verwerkt. Het hof acht het voorshands bewezen dat de ongecertificeerde melk van [appellanten 2] en [appellanten] eerst in Lochem en vervolgens in Uelsen is verwerkt tot bulkproducten, niet zijnde gecertificeerde zuivelproducten. Het hof zal [appellanten 2] en [appellanten] in de gelegenheid stellen desgewenst tegenbewijs te leveren tegen het voorshands geleverd geacht bewijs dat de ongecertificeerde melk van [appellanten 2] en [appellanten] gescheiden is opgehaald en is verwerkt tot niet gecertificeerde zuivelproducten.
9. Het hof is met [appellanten 2] en [appellanten] van oordeel dat FrieslandCampina de ingehouden kosten nochtans onvoldoende concreet heeft onderbouwd. Gelet op de door [appellanten 2] en [appellanten] overgelegde afschriften van de afrekening melkgeld (productie Q eerste aanleg [appellanten 2] en [appellanten]) acht het hof het niet nodig dat FrieslandCampina op het door [appellanten 2] en [appellanten] beoogde detailniveau informatie verstrekt. FrieslandCampina dient echter wel een concrete onderbouwing te verstrekken van de kosten van de niet geborgde melk als opgenomen in de hiervoor genoemde afrekeningen melkgeld, die blijkens de afschriften maandelijks fluctueren. Nu FrieslandCampina nog heeft aangeboden bewijs hiervoor te leveren, zal zij overeenkomstig haar aanbod daartoe worden toegelaten.
10. Om proceseconomische redenen zal het hof eerst [appellanten 2] en [appellanten] in de gelegenheid stellen bewijs te leveren voor hun stelling dat de ongecertificeerde melk van [appellanten 2] en [appellanten] terecht komt bij gecertificeerde melk en vervolgens als gecertificeerde melk en/of gecertificeerde zuivelproducten wordt verhandeld.
Slotsom
11. [appellanten 2] en [appellanten] zullen worden toegelaten tot bewijs als bedoeld onder 10. In afwachting van de bewijslevering houdt het hof iedere verdere beslissing aan.
De beslissing
Het gerechtshof:
draagt [appellanten 2] en [appellanten] op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de ongecertificeerde melk van [appellanten 2] en [appellanten] terecht komt bij gecertificeerde melk en vervolgens als gecertificeerde melk en/of gecertificeerde zuivelproducten wordt verhandeld.
bepaalt voor zover [appellanten 2] en [appellanten] het bewijs zou willen leveren door middel van getuigen dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. R.E. Weening, hiertoe tot raadsheer commissaris benoemd;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 4 september 2012 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat de advocaat van [appellanten 2] en [appellanten] uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van FrieslandCampina alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. R.E. Weening, voorzitter, J.H. Kuiper, H. Vedder en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 augustus 2012 in bijzijn van de griffier.