De beoordeling
De feiten
1. Tegen de door de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 2. (2.1 tot en met 2.12) vastgestelde feiten is niet gegriefd, terwijl ook overigens niet van bezwaar tegen die feiten is gebleken. Samen met wat in hoger beroep tussen partijen als vaststaand heeft te gelden, komen die feiten op het volgende neer.
1.1 [geïntimeerde] is op 17 mei 1996 in dienst getreden bij een rechtsvoorgangster van [appellante], gevestigd te Foxhol, in de functie van ijzerwerker afbouw.
1.2 [geïntimeerde] lijdt aan diabetes. In februari 2006 is [geïntimeerde] wegens hartklachten uitgevallen. Uit de door [geïntimeerde] bij conclusie van repliek overgelegde persoonskaart en het overzicht van spreekuurcontacten met de bedrijfsarts blijkt, dat hij op 14 november 2006 een bypassoperatie heeft ondergaan. Op het spreekuur van 21 februari 2007 is meegedeeld dat [geïntimeerde] vanaf 26 februari 2007 mocht starten voor 3 x 5 uur, "met lichtere klussen, niet gelijk veel klimmen en klauteren". Op 21 maart 2007 heeft de bedrijfsarts opgeschreven dat zijn vorige rapportage kennelijk niet is doorgekomen op de werkvloer, omdat de leidinggevende van [geïntimeerde] niet van diens beperkingen op de hoogte was. Het advies bleef onveranderd. Naar aanleiding van het spreekuur op 11 april 2007 heeft de bedrijfsarts als advies genoteerd:
"met ingang van 1604 55% herstel, elke dag tot aan lunchpauze. klimmen en klauteren nog beperkingen. gaarne er ook voor zorgen dat dit bij leidinggevende bekend is."
1.3 Het verslag van 16 mei 2007 vermeldt onder meer:
"Advies: (…) gaat goed: ip per 2105 100%
(…)
Volledig hervatten in eigen werk: nee
(…)
Beperkingen/mogelijkheden : miv 2105 100% inzetbaar
Indien mogelijk hem met het klimmen en klauteren nog wat ontzien."
Op de persoonskaart staat dat [geïntimeerde] op 21 mei 2007 hersteld is gemeld. De eerstvolgende ziekmelding nadien is op 5 september 2007 geweest.
1.4 [appellante] heeft haar onderneming op de locatie Foxhol (hierna: de werf) verkocht en overgedragen per 13 augustus 2007, waarna de werf door Scheepswerf [scheepswerf] (hierna: [scheepswerf]) is geëxploiteerd.
1.5 Tussen o.a. [appellante], [scheepswerf], FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond zijn op 11 juni 2007 afspraken gemaakt over de gevolgen voor het personeel, waarover onder meer de Centrale Ondernemingsraad bij brief van 6 juli 2007 is geïnformeerd. De afspraak hield voor de productiemedewerkers op de werf, voor zover hier van belang, in dat [scheepswerf] 51 werknemers zou overnemen. Drie op lijst 2B genoemde medewerkers zouden afvloeien in het kader van de WIA en Ziektewet, en tot die tijd bij [appellante] in dienst blijven. Drie andere werknemers, waaronder [geïntimeerde], stonden als "werknemers individuele gevallen" op lijst 2A. Deze werknemers bleven in dienst bij [appellante] totdat een passende oplossing zou zijn gevonden.
1.6 In haar brief van 14 augustus 2007 aan [geïntimeerde] heeft [appellante] geschreven:
"Hierbij bevestig ik u ons gesprek met de heer [betrokkene] van maandag 13 augustus j.l.
In dit gesprek heb ik u medegedeeld, dat u bij de overname van Foxhol aan [scheepswerf] in Lobith niet meegaat.
In principe blijft u voorlopig in dienst bij [appellante] waarbij gezocht zal worden naar een oplossing. Als wij een aantal alternatieven uitgewerkt hebben, zullen wij met u een afspraak maken om deze te bespreken. Mocht u zelf een andere baan vinden, dan zijn wij bereid een ontslagpremie te betalen."
1.7 [appellante] heeft [geïntimeerde] tewerkgesteld op haar vestiging in Harlingen. Naar aanleiding daarvan schreef [geïntimeerde] op 3 september 2007 aan [appellante]:
"Tijdens mijn vakantie (…) in juli 2007, is besloten mij niet te selecteren om in mijn huidige bedrijf en werkplaats te blijven werken. (…) Na mijn hartoperatie en 100% goedkeuring door de bedrijfsarts, kon ik weer aan het werk. (…) als een donderslag bij helder weer ben ik niet geselecteerd en moet ik naar Harlingen.
Voor het werk dáár, heb ik niet geleerd en heb ik geen ervaring. (…) Nu ook nog een werkplaats waar ik geen verstand van heb (klimmen en klauteren, tankpersen: dit mag ik niet van de bedrijfsarts). En als ik dit niet aankan, dreigt er ontslag."
1.8 Bij brief van 29 juni 2009 heeft [appellante] de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] opgezegd tegen 1 september 2009, nadat zij UWV Werkbedrijf om toestemming voor opzegging wegens bedrijfseconomische redenen had gevraagd en die toestemming had verkregen, ondanks het verweer van [geïntimeerde] dat hij in 2007 niet mocht overstappen naar [scheepswerf], maar naar Harlingen moest alwaar nu ontslag werd aangevraagd.
1.9 Bij brieven van 25 september 2009 en 16 september 2010 aan [scheepswerf] is namens [geïntimeerde] beroep gedaan op de gevolgen van overgang van de onderneming ex
art. 7:662 BW op [scheepswerf]. Bij brieven van 25 september 2009 en 1 oktober 2009 is [appellante] namens [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld wegens kennelijk onredelijk ontslag, mocht in rechte komen vast te staan dat [geïntimeerde] niet van rechtswege in dienst van [scheepswerf] is gekomen.
1.10 [scheepswerf] heeft zich erop beroepen dat [geïntimeerde] er in augustus 2007 mee heeft ingestemd bij [appellante] in dienst te blijven. [appellante] heeft aangegeven dat [geïntimeerde] ofwel van rechtswege in dienst is gekomen bij [scheepswerf], ofwel rechtsgeldig door [appellante] is ontslagen.