De beoordeling
de feiten in principaal en incidenteel appel
1 Het hof gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
1.1 [appellant] exploiteert een tweetal agrarische bedrijven aan [adres] te [plaats]. Bij elk van deze bedrijven staat een windturbine. In 2002 (op 15 oktober en 19 november) heeft [appellant] van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder (hierna: B&W) bouwver¬gunningen gekregen voor het veranderen van de twee windturbines bij zijn bedrijven. In 2003 heeft [appellant] deze windturbines afgebroken en in 2004 heeft hij twee nieuwe windturbines laten bouwen van het type Vestas V52, alsmede een transformator¬huisje. De Vestas-turbines zijn opgericht op geringe afstand van de locaties van de oude windturbines. B&W zijn hiertegen handhavend opgetreden en hebben [appellant] een last onder dwangsom opgelegd in verband met het bouwen in afwijking van de verleende vergunningen. [appellant] heeft aan deze last geen uitvoering gegeven.
1.2 B&W hebben [appellant] bij brief van 11 november 2008 laten weten dat zij - mits de bestaande (Vestas) windturbines worden afgebroken - bereid zijn om
"(...) mee te werken aan plaatsing van nieuwe windmolens op de bestaande, ongewijzigde fundering waarvan de maatvoering passend is binnen het vastgestelde beleid. Dat betekent dus dat de bestaande fundering bepalend is voor de maat/type molen die er, zonder versterking/versteviging van de fundering op geplaatst kan worden. Gerekend naar de huidige inzichten zullen die nieuwe molens kleiner zijn, minder vermogen hebben, dan de te verwijderen molens."
1.3 Op 12 december 2008 heeft [appellant] bouwvergunningen aangevraagd ter legalisering van de Vestas windturbines op hun feitelijke locaties. Bij besluiten van 19 en 26 juni 2009 hebben B&W geweigerd om hiervoor vergunningen te verlenen. Deze weigering hebben B&W na bezwaar gestand gedaan. [appellant] heeft hiertegen vruchteloos beroep en hoger beroep aangetekend. In zijn uitspraak van 10 augustus 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS; zaaknr. 201100050/1/H1) onder meer geoordeeld dat de Vestas windturbines niet vallen onder de reikwijdte van de in 2002 verleende bouwvergunningen en dat het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2004" niet van toepassing is.
1.4 Op 17 maart 2009 hebben B&W onder aanzegging van bestuursdwang [appellant] gelast de Vestas windturbines en het transformatorhuisje te verwijderen. Na ongegrondverklaring van zijn bezwaar op 1 september 2009 heeft [appellant] beroep aangetekend bij de bestuursrechter. De rechtbank heeft zijn beroep verworpen en de AbRS heeft die uitspraak op 10 augustus 2011 bevestigd (zaaknr. 201100051/1/H1).
1.5 [appellant] heeft de gemeente in kort geding (zaaknr. 156703 / KG ZA 09-187) betrokken ter voorkoming van de executoriale verkoop van landbouwpercelen van [appellant] ter inning van verbeurde, bestuursrechtelijke dwangsommen omdat [appellant] geen gevolg heeft gegeven aan de last tot verwijdering van de Vestas windturbines op de nieuwe locaties. Ter zitting van de voorzieningenrechter van 11 mei 2009 hebben partijen het volgende afgesproken:
"- Partijen zullen ieder een deskundige aanwijzen en deze twee deskundigen zullen samen een derde deskundige aanwijzen. De drie deskundigen zullen de locatie bekijken en beoordelen wat nodig is om de windmolen V52 (die door [appellant] op een nieuwe fundering is geplaatst) op de oude fundering te plaatsen.
- Partijen gaan onderhandelen over de volgens de gemeente Noordoostpolder door [appellant] verbeurde dwangsommen en over de schadeclaim van [appellant].
- De procedure wordt aangehouden tot 31 augustus 2009 voor schriftelijke uitlating van partijen over de wijze van voortprocederen.
- De gemeente Noordoostpolder zal gedurende deze periode niet overgaan tot executie."
1.6 In een nieuw kort geding (zaaknr. 162177 / KG ZA 09-454) heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 15 oktober 2009 geoordeeld dat de gemeente - op straffe van verbeurte van een dwangsom - binnen één maand een deskundige moet aanwijzen (conform de afspraak van 11 mei 2009) en binnen één maand na verplaatsing van de molens naar de oude fundering met [appellant] moet onderhandelen over de volgens de gemeente door [appellant] verbeurde dwangsommen én over de schadeclaim van [appellant].
1.7 Tegen het vonnis van 15 oktober 2009 is geen hoger beroep ingesteld. Partijen hebben vervolgens ieder een deskundige benoemd. De deskundigen hebben samen TNO te Delft als derde deskundige aangewezen. In het rapport dat TNO op 17 januari 2011 heeft uitgebracht, wordt geconcludeerd dat het funderingsblok op de locatie [adres] geschikt is voor de Vestas windturbine. Om echter gebruik te kunnen maken van de volledige levensduur van de windturbine moet de verankeringsconstructie in het funderingsblok worden aangepast. Ten aanzien van de locatie [adres] luidt de conclusie dat het funderingsblok niet geschikt is voor de Vestas windturbine en ook niet geschikt is te maken. De enige methode om de Vestas windturbine hier te plaatsen is een gehele vernieuwing van het funderingsblok.
1.8 B&W hebben [appellant] bij brief van 13 december 2011 laten weten dat zij voorbereidingen treffen om in januari 2012 over te gaan tot feitelijke uitoefening van bestuursdwang. De Vestas windturbines en het transformatorhuisje zullen dan op kosten van [appellant] worden verwijderd.