ECLI:NL:GHLEE:2012:BY0628

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.104.232/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 162 en 843a Rv betreffende verzoek om overlegging van gespreksgegevens in een civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, gaat het om een incident dat door de appellante is ingesteld op basis van artikel 162 en 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellante, die een praktijk voor astrologie, tarot en droomduiding drijft, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, die haar tussen januari 2008 en maart 2010 verschillende geldbedragen ter beschikking heeft gesteld. De geïntimeerde heeft de appellante in juli 2011 gesommeerd tot terugbetaling van een totaalbedrag van € 4.035,-, maar de appellante heeft hier niet aan voldaan. In reconventie heeft de appellante een bedrag van € 1.170,- gevorderd, dat zij stelt te zijn verschuldigd voor therapeutische consulten. De kantonrechter heeft de vordering van de geïntimeerde toegewezen en de vordering van de appellante afgewezen.

In het hoger beroep heeft de appellante zeven grieven ingediend. In het incident heeft de appellante gevorderd dat de geïntimeerde gespreksgegevens van haar telefoonaansluitingen over een bepaalde periode in het geding brengt, om aan te tonen dat de geïntimeerde zich schuldig heeft gemaakt aan stalking. Het hof overweegt dat de vordering op basis van artikel 162 Rv niet toewijsbaar is, omdat de gespreksgegevens niet onder de openlegging van bescheiden vallen zoals bedoeld in deze bepaling. Ook de vordering op basis van artikel 843a Rv wordt afgewezen, omdat de appellante niet kan aantonen dat de gevraagde gegevens relevant zijn voor de rechtsbetrekking tussen partijen.

Het hof wijst de incidentele vordering van de appellante af en verwijst de hoofdzaak naar de rol voor beraad partijen. De beslissing over de kosten van het incident wordt gereserveerd voor de einduitspraak.

Uitspraak

Arrest d.d. 16 oktober 2012
Zaaknummer 200.104.232/01
(zaaknummer rechtbank: 323294 \ CV EXPL 11-5410)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in het incident ex art. 162 en 843a Rv in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
tevens eiseres in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [appellante]
advocaat: mr. R. Skála, kantoorhoudende te Haren (Gr.),
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, gedaagde in reconvntie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. H.K. Scholtens, kantoorhoudende te Emmeloord.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 7 februari 2012 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 9 maart 2012 is door [appellante] beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 27 maart 2012.
De conclusie van de memorie van grieven, tevens inhoudende incidentele conclusie van eis, luidt:
“bij incidenteel arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] te veroordelen de specificaties van de door haar benutte telefoonaansluitingen over de periode oktober 2007 tot en met maart 2011 in het geding te brengen.
en in de hoofdzaak:
(…) het vonnis van de rechtbank Assen (…) te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van de oorspronkelijk eiseres in conventie af te wijzen en de vordering van eiseres in reconventie toe te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.”
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
“appellante in haar vordering in hoger beroep alsmede in het incident niet-ontvankelijk te verklaren, althans in elk geval deze vorderingen aan appellante te ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen en [dat uw hof] zo nodig onder verbetering van gronden zal bevestigen het vonnis van de kantonrechter te Assen d.d. 7 februari 2010 tussen partijen gewezen, zo nodig onder aanvulling en wijziging van de gronden, een en ander met veroordeling van appellante in de kosten van het hoger beroep en het opgeworpen incident."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest in het incident.
De grieven
[appellante] heeft zeven grieven tegen het bestreden vonnis opgeworpen.
De beoordeling
1 Het gaat in deze zaak in het kort om het volgende.
[geïntimeerde] heeft [appellante] tussen januari 2008 en maart 2010 verschillende geldbedragen, in totaal € 4.035,-, ter beschikking gesteld. In juli 2011 heeft [geïntimeerde] [appellante] tot terugbetaling hiervan gesommeerd. [appellante] heeft niet aan die sommatie voldaan.
[appellante] heeft [geïntimeerde] in diezelfde maand een bedrag van (pro resto)
€ 1.170,- in rekening gebracht. [geïntimeerde] heeft de rekening onbetaald gelaten.
2 [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd dat [appellante] wordt veroordeeld om het voormelde totaalbedrag van € 4.035,- (in hoofdsom) aan haar te voldoen, op de grond dat de betalingen uit hoofde van een door haar aan [appellante] verstrekte lening werden gedaan.
[appellante], die een praktijk voor astrologie, tarot en droomduiding drijft, heeft in reconventie betaling van het voormelde bedrag van € 1.170,- gevorderd, op de grond dat [geïntimeerde] haar dit bedrag ter zake van therapeutische consulten is verschuldigd.
Beide partijen vorderden daarbij rente en kosten.
De kantonrechter heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen. De vordering van [appellante] in reconventie werd afgewezen onder overweging dat zij deze onvoldoende had onderbouwd. [appellante] werd in de proceskosten verwezen.
3 Met de grieven beoogt [appellante] de hoofdzaak in volle omvang aan het hof voor te leggen.
4 [appellante] heeft in het incident op de grondslag van artikel 162 en 843a Rv. gevorderd dat [geïntimeerde] de gespreksgegevens van een drietal aan [geïntimeerde] ter beschikking staande telefoonaansluitingen in het geding brengt. [appellante] wenst hiermee aan te tonen dat [geïntimeerde] zich jegens haar schuldig heeft gemaakt aan stalking (in de vorm van onophoudelijk bellen en sms-en) en wel in die mate dat [appellante] haar praktijk als therapeute niet meer behoorlijk kon uitoefenen.
[geïntimeerde] ontkent de aantijging en [appellante] kan deze naar eigen zeggen niet anders aantonen dan door raadpleging van de telefoon- dan wel gespreksgegevens van de telefoonaansluitingen van [geïntimeerde].
[geïntimeerde] heeft zich tegen overlegging van die gegevens verzet.
In haar antwoordmemorie stelt [geïntimeerde] dat [appellante] in haar incidentele vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat deze dient te worden afgewezen.
5 Het hof overweegt als volgt.
5.1 Art. 162 Rv.
Art. 162 Rv. bepaalt (in lid 1) dat de rechter in de loop van een geding, op verzoek of ambtshalve, aan partijen of aan een van hen de openlegging kan bevelen van de boeken, bescheiden en geschriften, die zij ingevolge de wet moeten houden, maken of bewaren.
Deze bepaling ziet op openlegging van de boekhouding en eventuele andere bescheiden die een onderneming ingevolge de wet verplicht is te houden. Niet valt in te zien op welke wijze de gespreksgegevens waar [appellante] het oog op heeft daaronder kunnen worden gebracht. Voor zover haar vordering op art. 162 Rv. is gestoeld, is deze dan ook niet toewijsbaar.
5.2 Art. 843a Rv.
Een exhibitievordering ex art. 843a lid 1 Rv komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking, indien is voldaan aan de volgende, cumulatieve, voorwaarden:
(1) degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben, en (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Is aan deze voorwaarden voldaan, dan bestaat op grond van art. 843a lid 4 Rv desalniettemin geen gehoudenheid tot overlegging van de bescheiden indien daarvoor gewichtige redenen bestaan, of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Ook op deze grondslag treft de incidentele vordering naar het oordeel van het hof geen doel. [appellante] wil met de stukken in het onderhavige geding aantonen dat [geïntimeerde] haar, ondanks [appellante]' protest daartegen, onophoudelijk telefonisch heeft benaderd, als gevolg waarvan haar praktijk werd lamgelegd. Echter, de rechtsbetrekking waar [appellante] partij in is draait om de vraag of tussen haar en [geïntimeerde] overeenkomsten tot geldlening tot stand zijn gekomen en of tussen hen een therapeutische behandelovereenkomst heeft bestaan. De vraag of [geïntimeerde] jegens [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld door haar te stalken maakt, zoals [geïntimeerde] terecht heeft aangevoerd, geen onderdeel uit van de rechtsstrijd. Zonder nadere onderbouwing, die hier ontbreekt, valt niet in te zien dat de door [appellante] gevraagde gegevens aan het bewijs of de onderbouwing van haar standpunt in de procedure kunnen bijdragen.
5.3 De conclusie luidt dat de incidentele vordering van [appellante] niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het hof acht thans geen termen aanwezig op grond waarvan toepassing van art. 22 Rv in dit geval tot een ander oordeel zou moeten leiden. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
6 Hoewel in de hoofdzaak reeds van antwoord is gediend, ziet het hof geen aanleiding om de hoofdzaak thans af te doen, nu partijen uitsluitend in het incident arrest hebben gevraagd (vgl. Hoge Raad 10 juni 2011, LJN BP9038). De (hoofd)zaak zal naar de rol worden verwezen voor beraad partijen omtrent eventuele verdere proceshandelingen.
De beslissing omtrent de kosten van het incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak.
De beslissing
Het gerechtshof:
in het incident:
wijst de vordering van [appellante] af;
bepaalt dat over de kosten van het incident zal worden beslist bij einduitspraak in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 30 oktober 2012 voor beraad partijen.
Aldus gewezen door mrs. J.M. Rowel - van der Linde, voorzitter, L. Groefsema en A.M. Koene en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 16 oktober 2012 in bijzijn van de griffier.