ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1557

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.095.734
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • M. Dijkstra
  • A. Beswerda
  • A. Sekeris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een administratieve sanctie voor het blokkeren van een kruispunt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 2 september 2011 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene was als kentekenhouder geconfronteerd met een administratieve sanctie van € 160,- voor het blokkeren van een kruispunt op 26 juli 2010. De betrokkene ontkende de gedraging en voerde aan dat er geen sprake was van een kruispunt, maar enkel van een uit- of inrit. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de gedraging beoordeeld, inclusief de ambtsedige verklaring van de verbalisant en de door de betrokkene overgelegde foto’s van de situatie ter plaatse.

Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een kruispunt in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De locatie was enkel een uit- of inrit naar de dienstingang van het gerechtsgebouw, en de markering met een wit kruis op de weg betekende niet automatisch dat er sprake was van een kruispunt. Aangezien de gedraging niet kon worden vastgesteld, heeft het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Tevens is de advocaat-generaal veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, die op € 7,60 zijn vastgesteld.

Het hof heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de interpretatie van verkeersregels en de voorwaarden waaronder een administratieve sanctie kan worden opgelegd. De beslissing benadrukt dat de feitelijke situatie ter plaatse cruciaal is voor de beoordeling van verkeersgedragingen en dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant niet onbetwistbaar is als er specifieke feiten zijn die aan de juistheid daarvan twijfelen.

Uitspraak

WAHV 200.095.734
14 augustus 2012
CJIB [nummer]
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 2 september 2011
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 160,- opgelegd ter zake van “een kruispunt blokkeren”, welke gedraging zou zijn verricht op 26 juli 2010 om 14.26 uur op de Posthumalaan te Rotterdam met het voertuig met het kenteken [00-AB-AB].
2. De betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht. Daartoe voert zij aan dat op de door haar als bijlage toegevoegde foto van de plaats van de gedraging duidelijk te zien is dat er op de betreffende plek niet mag worden stilgestaan vanwege de markering op de weg. Op de foto is echter geen kruispunt te zien ter hoogte van het gerechtsgebouw. Voorts voert de betrokkene aan dat de verbalisant haar had moeten aanspreken over het feit. Daarnaast is de betrokkene van mening dat in de beslissing van de kantonrechter ten onrechte is vermeld dat de betrokkene geen getuige bij zich had. De betrokkene beklaagt zich verder nog over de gang van zaken ter zitting van de kantonrechter, waar zij naar haar mening onheus werd bejegend door de kantonrechter.
3. In deze procedure staat slechts ter beoordeling van het hof de vraag of de gedraging is verricht en of de sanctie terecht is opgelegd. De klacht van de betrokkene met betrekking tot de gang van zaken ter zitting van de kantonrechter kan het hof derhalve niet betrekken in zijn oordeel. Het hof zal dan ook voorbijgaan aan deze klacht van de betrokkene.
4. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in de bij de stukken van het geding aanwezige kopie van de aankondiging van beschikking houdt - zakelijk weergegeven - in dat de verbalisant op 26 juli 2010 om 14.26 uur op de Posthumalaan te Rotterdam heeft geconstateerd dat een blauwe Opel Corsa met het kenteken [00-AB-AB] een kruispunt heeft geblokkeerd. Daarbij heeft de verbalisant de volgende toelichting geschreven:
“Ik verbalisant zag dat voornoemd voertuig tijdens het wachten voor een rood verkeerslicht het kruispunt, welke is bedoeld voor het transport naar en van de rechtbank, niet vrijhield.”
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal van 12 januari 2012 houdt onder meer het volgende in:
“De reden om het proces-verbaal niet in persoon uit te schrijven, maar deze op kenteken uit te schrijven ligt gelegen in het feit dat ik, verbalisant, ten tijde van het uitschrijven van het proces-verbaal werkzaam was bij de afdeling parketpolitie van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, en belast was met het vervoeren van gedetineerden van een penitentiaire inrichting naar de rechtbank Rotterdam.
Uit veiligheidsoverwegingen is het mij, verbalisant, niet toegestaan om uit mijn dienstvoertuig te stappen. Dit is de reden dat ik het proces-verbaal op kenteken heb uitgeschreven.”
7. Niet in geschil is dat de betrokkene op genoemde tijd en plaats heeft gereden. Discussiepunt is de vraag of de betrokkene hierbij een kruispunt heeft geblokkeerd.
8. Artikel 14 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) houdt het volgende in:
“Bestuurders mogen een kruispunt niet blokkeren.”
9. Om te kunnen vaststellen of de betrokkene de gedraging heeft verricht, dient allereerst te worden vastgesteld of op de betreffende locatie sprake is van een kruispunt.
10. Ingevolge artikel 1 onder t van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 wordt onder kruispunt verstaan een kruising of splitsing van wegen.
11. Uit de door de betrokkene overgelegde foto, alsmede uit door het hof geraadpleegde, voor een ieder te benaderen topografisch materiaal (Google maps, streetview) blijkt over de feitelijke situatie het volgende.
Het gerechtsgebouw te Rotterdam bevindt zich op het Wilhelminaplein te Rotterdam. De dienstingang van het gerechtsgebouw, bestemd voor het transport van gedetineerden naar de rechtbank, bevindt zich aan de rechterzijde van de Posthumalaan, op enkele tientallen meters voor de kruising met de Wilhelminakade en de Erasmusbrug. Deze kruising is voorzien van verkeerslichten. Voor deze verkeerslichten zijn voorsorteerstroken. Ter hoogte van de dienstingang van het gerechtsgebouw, aan het begin van de voorsorteerstroken, is over de gehele weghelft een wit kruis aangebracht. Er bevindt zich geen kruisende weg aan de linkerzijde van de weg. Aan de rechterzijde van de weg bevindt zich enkel de toegang naar (en van) de dienstingang van het gerechtsgebouw. Het trottoir langs de Posthumalaan loopt ononderbroken door en wijkt niet af qua type en kleur bestrating.
12. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval geen sprake van een kruispunt in de zin van het RVV 1990. Er is geen sprake van een kruising of splitsing van wegen, maar enkel van een uit- c.q. inrit die toegang geeft tot de dienstingang van het gerechtsgebouw. De enkele omstandigheid dat het gedeelte van de Posthumalaan, gelegen voor de dienstingang, is gemarkeerd met een wit kruis, maakt nog niet dat er sprake is van een kruispunt.
13. Nu er naar het oordeel van het hof geen sprake is van een kruispunt, kan de betrokkene de gedraging (het blokkeren van een kruispunt) niet hebben verricht.
Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen.
14. Voor zover een wit kruis is toegepast op een weg, zonder dat dit is aangebracht op een kruispunt, bevat het RVV 1990 geen bepaling op grond waarvan het stilstaan op dat kruis niet is toegestaan. Noch in paragraaf 4 van hoofdstuk III (Verkeerstekens op het wegdek) is het opgenomen, noch in artikel 23, waarin is geregeld waar de bestuurder zijn voertuig niet mag laten stilstaan.
15. Nu derhalve geen sprake is van een gedraging als bedoeld in artikel 2 van de WAHV zal het hof doen wat de kantonrechter had behoren te doen, namelijk het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen.
16. Het hof ziet ambtshalve aanleiding tot vergoeding van de reiskosten van de betrokkene ten behoeve van het bijwonen van de zitting van de kantonrechter te Rotterdam. Deze kosten worden ingevolge het toepasselijke artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Ingevolge dat artikel wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. In dit geval komt dat neer op een bedrag van € 7,60 (zijnde de kosten van een retour per trein van station [woonplaats] naar station Rotterdam Centraal).
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 27 november 2010, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer [nummer] de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van €166,-, door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 7,60.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Beswerda en Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.