De beoordeling
1 Vaststaande feiten
1.1 Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.6) van genoemd vonnis van 26 april 2011 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Deze feiten komen, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, op het volgende neer.
1.2 [geïntimeerde] heeft bij (de rechtsvoorgangster van) ING een rekening-courant aangehouden onder rekeningnummer 8446313 (hierna: de Girorekening).
1.3 Daarnaast zijn partijen op 3 december 2002 een contract Spaarkrediet aangegaan met nummer T.881-79827, op grond waarvan Postbank als rechtsvoorgangster van ING [geïntimeerde] een krediet in rekening-courant heeft toegekend van € 7.500,- tegen een variabele rente van 0,639% per maand.
De termijnbetalingen voor dit krediet werden vanaf voormelde Girorekening voldaan.
1.4 Aan het Spaarkrediet was een levensverzekering gekoppeld, waarbij de bank (ter zekerheid van al hetgeen zij uit hoofde van het Spaarkrediet op [geïntimeerde] te vorderen zou hebben) als eerste begunstigde werd aangewezen en ten behoeve van haar een pandrecht werd gevestigd op de rechten en de vorderingen van
[geïntimeerde] als verzekerde, waaronder het recht op afkoop en uitkering.
1.5 Op 7 december 2005 ontving [geïntimeerde] een brief van de bank dat haar Spaarkrediet was opgezegd wegens achterstand van een aantal termijnen.
1.6 Bij schrijven van 28 december 2005 heeft Postbank [geïntimeerde] laten weten dat zij, wegens het niet nakomen door [geïntimeerde] van haar verplichtingen terzake het Spaarkrediet, de levensverzekering beëindigt en dat de afkoopwaarde ervan ad
€ 1.183,- op het krediet wordt afgeboekt.
1.7 Bij schrijven van 10 januari 2006 heeft Postbank [geïntimeerde] een overzicht van het Spaarkrediet voor de periode 8 december 2005 tot en met 8 januari 2006 doen toekomen. Daarbij is als “vorige restschuld” een bedrag van € 7.430,84 vermeld. Na aftrek van een drietal stortingen, waaronder een storting ad € 1.183,- en bijtelling van rente over genoemde periode resteert een “nieuwe restschuld” van
€ 6.199,86. De brief bevat verder de mededeling dat de opnameruimte is geblokkeerd.
1.8 [geïntimeerde] heeft op enig moment een ABN AMRO rekening geopend en is van daaruit haar termijnbetalingen gaan voldoen. Aldus heeft zij in de maanden januari tot en met juli 2006 alsmede in februari 2007 telkens een bedrag van
€ 46,18 naar het Spaarkrediet overgemaakt.
1.9 Bij brief van 11 mei 2007 heeft de afdeling Incasso van de bank [geïntimeerde] gemaand om haar schuld uit het door de bank opgezegde Spaarkrediet en de Girorekening van in totaal € 10.511,84 binnen twee weken te voldoen.
1.10 In reactie hierop heeft [geïntimeerde] aangegeven daar niet aan te kunnen voldoen, waarbij zij opmerkt “maar dat wist u al wel”. In haar brief protesteert zij tegen de door de bank gestelde betalingsachterstand en verzoekt zij om nog een kans te krijgen om “te bewijzen dat ik gewoon in termijnen kan betalen”.
1.11 Vervolgens hebben partijen omstreeks 25 mei 2007 een betalingsregeling met elkaar getroffen, die inhield dat [geïntimeerde] met ingang van augustus 2007 maandelijks € 100,- zou voldoen.
1.12 [geïntimeerde] heeft het overeengekomen maandbedrag van € 100,- in de periode augustus 2007 tot en met december 2008 tien keer voldaan. Na 2008 heeft zij haar betalingen geheel gestaakt.
1.13 Bij schrijven van 25 februari 2009 heeft ING [geïntimeerde] het navolgende bericht:
“Wij hebben een vordering op u. Ondanks herhaalde verzoeken heeft u niet betaald.
Onze vordering, inclusief eventuele rente en kosten voor het beheer van uw schuld, bestaat uit:
- Saldotekort Betaalrekening 8446316 € 3436,69
- Krediet T.881-79827 € 6075,15
Wij stellen u hierbij in gebreke en eisen onze volledige vordering ineens op. Maakt u daarom € 9.511,84 over naar (volgt rekeningnummer etc. Debiteurenbeheer, hof).
Zorgt u ervoor dat dit bedrag binnen een week na de datum van deze brief op onze Betaalrekening is bijgeschreven.
Doet u dit niet, dan schakelen wij zonder nadere aankondiging een incassobureau in. De hoge kosten van dit bureau komen dan ook voor uw rekening.
(…)”
1.14 [geïntimeerde] heeft aan deze sommatie niet voldaan.
1.15 [geïntimeerde] heeft Postbank en ING verschillende keren om een gespecificeerd overzicht van de restschuld verzocht.